ECLI:NL:RBOVE:2021:3781

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
08.310335.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid van bestuurder

Op 11 oktober 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man die betrokken was bij een verkeersongeval op 4 maart 2020 te Ommen. De verdachte, die handsfree aan het bellen was, veroorzaakte een ongeluk waarbij een andere weggebruiker overleed en een tweede persoon ernstig gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam had gereden, wat leidde tot de fatale aanrijding. De verdachte dacht dat de automatische stuurfunctie van zijn voertuig was ingeschakeld, maar dit bleek niet het geval te zijn. De rechtbank legde de man een taakstraf van 240 uur op, evenals een voorwaardelijke rijontzegging van één jaar met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte dat de verdachte verantwoordelijk blijft voor zijn rijgedrag, ongeacht de veronderstelling dat de Autopilot actief was. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuldig was aan het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop, en dat zijn gedrag in strijd was met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.310335.20 (P)
Datum vonnis: 11 oktober 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 september 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij [slachtoffer 1] is overleden en waarbij [slachtoffer 2] letsel heeft opgelopen.
De verdenking komt er subsidiair op neer dat verdachte het verkeer in gevaar heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 4 maart 2020 te Ommen in de gemeente Ommen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende vanuit de richting Almelo en/of gaande in de richtingHardenberg/Ommen, daarmee rijdende op de uit twee rijbanen, -welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren-, bestaande weg, de Twentseweg (N36),zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,-terwijl hij ter plaatse (zeer) bekend was en/of,-terwijl hij aan het telefoneren was,-niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte(n) van die weg (de Twentseweg/N36) en/of het verloop van die weg (de Twentseweg/N36) en/of niet of in onvoldoende mateheeft gelet en/of is blijven letten op het over die weg (de Twentseweg/N36) tegemoet komende verkeer en/of-in of nabij een in die weg (de Twentseweg/N36) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting flauw naar rechts verlopende bocht, vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Twentseweg/N36) niet heeft (bij)gestuurd en/ofniet het verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of-in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of-in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 dubbele doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door hembestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen,-welke strepen op die weg (de Twentseweg/N36) was aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en/of-geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Twentseweg/N36) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrookrijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (bedrijfsauto, vrachtauto met oplegger), ten gevolge waarvan dat andere motorrijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger) geheel of gedeeltelijk op de voor het (gezien de rijrichting van dat andere motorijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger)) tegemoet komende verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Twentseweg/N36), is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een over laatstgenoemde rijstrook tegemoetkomend ander motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus),en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en/of een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 4 maart 2020 te Ommen in de gemeente Ommen als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Tesla), daarmee rijdende op de weg, komende vanuit de richting Almelo en gaande in de richting Hardenberg/Ommen,daarmee rijdende op de uit twee rijbanen, -welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren-, bestaande weg, de Twentseweg (N36),-in of nabij een in die weg (de Twentseweg/N36) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting flauw naar rechts verlopende bocht, vanaf de door hem, verdachte bereden rijbaan van die weg (de Twentseweg/N36) niet heeft (bij)gestuurd en/ofniet het verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of-in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of-in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 dubbele doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door hembestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen,-welke strepen op die weg (de Twentseweg/N36) was aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en/of-geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Twentseweg/N36) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrookrijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (bedrijfsauto, vrachtauto met oplegger), ten gevolge waarvan dat andere motorrijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger) geheel of gedeeltelijk op de voor het (gezien de rijrichting van dat andere motorijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger)) tegemoet komende verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Twentseweg/N36), is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een over laatstgenoemde rijstrook tegemoetkomend ander motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
De rechtbank gaat uit van de volgende op grond van de bewijsmiddelen [1] vastgestelde feiten en omstandigheden.
Verdachte reed op 4 maart 2020, omstreeks 13:00 uur als bestuurder van een personenauto, te weten een Tesla model 3 met kenteken [kenteken] op de provinciale weg N36 komende vanuit de richting van Almelo en rijdende in de richting van Ommen/Hardenberg. De maximum snelheid ter plaatse is 100 kilometer per uur. Aan het begin van een lange flauwe bocht naar rechts, ter hoogte van hectometerpaal 26.6, is verdachte met zijn voertuig over de doorgetrokken middenstreep gereden. Verdachte is vervolgens met de linker voorkant van zijn voertuig tegen een hem tegemoet komende vrachtwagen met aanhanger, een Volvo FH480 4x2 met kenteken [kenteken] , aangereden. De vrachtwagen is daardoor frontaal tegen een tegemoet komende bestelbus aangereden, een Volkswagen Crafter met kenteken [kenteken] , welk voertuig achter dat van verdachte reed. [2] De bestuurder van de bestelbus, [slachtoffer 1] , is door de impact van de aanrijding ter plaatse overleden. [3] De bestuurder van de vrachtwagen, [slachtoffer 2] , heeft ten gevolge van de aanrijding lichamelijk letsel opgelopen waardoor hij gedurende maanden zijn normale bezigheden niet heeft kunnen uitoefenen. [4] Verdachte is met zijn voertuig in een droge sloot beland en heeft geen letsel aan de aanrijding overgehouden. [5]
Verdachte heeft onder meer verklaard dagelijks over de N36 te rijden en dat hij op het moment van de aanrijding handsfree aan het bellen was. [6] De tegemoetkomende vrachtwagen heeft hij niet zien aankomen. Verder is gebleken dat het ten tijde van het ongeval bewolkt was, dat het niet regende, dat het wegdek droog was en dat er geen reden is te veronderstellen dat de betrokken voertuigen technische gebreken vertoonden die van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan en verloop van het ongeval. [7] Uit technisch onderzoek van het voertuig van verdachte is naar voren gekomen dat ongeveer 19 seconden voor de aanrijding de cruise control werd ingeschakeld op 80 kilometer per uur en dat verdachte vlak voor en op het moment van de aanrijding geen plotselinge sterke stuurbeweging heeft gemaakt. [8] Uit onderzoek van de telefoon van verdachte is gebleken dat verdachte tot vrij kort voor het ongeval verscheidene keren het scherm van zijn telefoon heeft aangeraakt en de home-knop heeft ingedrukt. [9]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat het ongeval is ontstaan.
Verdachte reed op een provinciale weg waarmee hij zeer goed bekend was. Op het punt waar het ongeluk plaats vond was sprake van een overzichtelijke flauwe bocht en de weersomstandigheden waren zodanig dat het zicht niet werd gehinderd. Verdachte is niettemin met een flink deel van zijn voertuig op de verkeerde weghelft geraakt. Volgens de officier van justitie was daarbij geen sprake van een enkel moment van onoplettendheid maar van een geleidelijk proces van onoplettende momenten. Zo was verdachte in de veronderstelling zijn voertuig op de automatische stuurfunctie (hierna: Autopilot) ingesteld te hebben, terwijl uit technisch onderzoek aan de auto is gebleken dat hij de cruise control had ingeschakeld. Verder was verdachte handsfree aan het bellen. Dat is weliswaar niet bij wet verboden, maar het vergt wel van de bestuurder van het voertuig dat deze extra alert blijft op de weg. Verdachte had deze alertheid kennelijk niet, voor en op het moment van de aanrijding en dit valt hem te verwijten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte slechts een kort moment van onoplettendheid heeft gehad waardoor hij niet heeft meegestuurd met de weg. Het voertuig heeft slechts 30 cm de doorgetrokken streep overschreden. Dit duidt erop dat sprake was van een enkel kort moment van onoplettendheid en daarmee dus niet van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, zodat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde feit. Het kortdurend niet op de weg letten kan wel leiden tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Het is een feit van algemene bekendheid dat provinciale (auto)wegen, en zeker die waarbij de rijbanen voor elkaar tegemoetkomend verkeer niet door een berm of vangrail van elkaar zijn gescheiden maar slechts door een dubbele doorgetrokken streep zoals dit het geval is op de N36, wegen zijn die uit verkeerstechnisch oogpunt voor gevaarlijke situaties kunnen zorgen. Het gebruik van dergelijke wegen vergt daarom eens te meer de oplettendheid en voorzichtigheid van de weggebruikers. Dit geldt in nog sterkere mate op de plek van het ongeval, omdat de weg daar een flauwe bocht naar rechts maakt, bezien vanuit het perspectief van verdachte.
Verdachte is niet met genoemde bocht meegereden, maar is rechtdoor gereden en heeft vervolgens de doorgetrokken strepen op de as van de weg met een gedeelte van zijn auto overschreden. Hij heeft daarmee artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 overtreden. Dat de verdachte niet met de bocht heeft meegestuurd, is naar het oordeel van de rechtbank te wijten aan het feit dat hij onvoldoende heeft opgelet. Zo heeft verdachte verklaard dat hij op het moment van het ongeval aan het bellen was over een zakelijke kwestie met een collega. Ondanks dat verdachte handsfree belde, zal dit een deel van zijn aandacht in beslag hebben genomen. Dat hij was afgeleid kan ook opgemaakt worden uit het gegeven dat verdachte heeft verklaard op de N36 zijn voertuig altijd op de Autopilot te zetten [10] maar, geconfronteerd met de bevindingen van het technische onderzoek waaruit blijkt dat niet de Autopilot maar de cruise controle van de Tesla was aangezet, niet met zekerheid kan zeggen wat hij heeft gedaan. De cruise control werd bovendien ongeveer 19 seconden vóór de aanrijding op 80 km/u gezet, terwijl de maximum snelheid op de N36 aldaar 100 km/u bedroeg. [11] Uit het technisch onderzoek van zijn voertuig en van zijn telefoon is verder naar voren gekomen dat verdachte vlak voor en op het moment van de aanrijding geen plotseling sterke stuurbeweging heeft gemaakt en tot zeer kort voor de aanrijding meerdere keren zijn scherm heeft aangeraakt. Tot slot was sprake van een ruime flauwe bocht en waren de weeromstandigheden gunstig waardoor verdachte de hem tegemoetkomende vrachtwagen tijdig had kunnen waarnemen indien hij voor zich uit had gekeken. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte gedurende een langere tijd dan een enkel ogenblik, onoplettend en onachtzaam is geweest. Omdat de bestuurder te allen tijde verantwoordelijk blijft voor veilig rijgedrag, komt aan de veronderstelling van verdachte dat hij de Autopilot aan had gezet en deze zou zorgen voor voldoende afstand ten opzichte van een voorliggend voertuig en de belijning van de weg, geen betekenis toe. Dat verdachte slechts met een klein deel van zijn voertuig de doorgetrokken strepen zou hebben overschreden op het moment van de aanrijding – hetgeen aannemelijk lijkt uit het technisch onderzoek – is eveneens niet relevant nu is komen vast te staan dàt de doorgetrokken strepen zijn overschreden.
Bovenstaand verkeersgedrag kan, mede gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad, leidt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 te wijten is.
De rechtbank is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen, dat het aan verdachte te wijten is dat hij aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gereden, wat betekent dat verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW 1994.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 4 maart 2020 te Ommen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende vanuit de richting Almelo en gaande in de richting Hardenberg/Ommen, daarmee rijdende op de uit twee rijbanen, -welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren-, bestaande weg, de Twentseweg (N36), aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
-terwijl hij ter plaatse zeer bekend was en,
-terwijl hij aan het telefoneren was,
-in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte(n) van die weg (de Twentseweg/N36) en het verloop van die weg (de Twentseweg/N36) en in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op het over die weg (de Twentseweg/N36) tegemoet komende verkeer en
-in een in die weg (de Twentseweg/N36) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting flauw naar rechts verlopende bocht, vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Twentseweg/N36) niet heeft bijgestuurd en niet het verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en
-in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
-in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 dubbele doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en zich met het door hem bestuurde voertuig gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die weg (de Twentseweg/N36) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en
-gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Twentseweg/N36) in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (trekker met oplegger),
ten gevolge waarvan dat andere motorrijtuig (trekker met oplegger) geheel of gedeeltelijk op de voor het (gezien de rijrichting van dat andere motorijtuig (trekker met oplegger)) tegemoet komende verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Twentseweg/N36) in aanrijding is gekomen met een over laatstgenoemde rijstrook tegemoetkomend ander motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Primair:
eendaadse samenloop van het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen acht gevorderd dat aan verdachte een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis wordt opgelegd en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van een jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om bij een bewezenverklaring van het primair dan wel subsidiair tenlastegelegde een geheel voorwaardelijke rijontzegging op te leggen. De raadsvrouw heeft daarbij erop gewezen dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat verdachte voor zijn werk, maar ook privé, sterk afhankelijk is van zijn auto. Tot besluit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid als doel heeft de verkeersveiligheid te waarborgen. Gegeven de inhoud van het gevoerde verweer kan niet gesteld worden dat bij behoud van de rijbevoegdheid door verdachte, de algehele verkeersveiligheid in het gedrang komt, aldus de raadsvrouw.
7.3
De gronden voor een straf
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, als gevolg waarvan [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] letsel heeft opgelopen. Dit heeft tot veel leed bij betrokkenen en nabestaanden geleid. Verdachte zelf heeft ter zitting er blijk van gegeven dat hij zeer geraakt is door de gevolgen van zijn handelen en de impact ervan op familie en nabestaanden van de slachtoffers. Het ongeluk heeft daarnaast ook zijn eigen leven en dat van zijn gezin op zijn kop gezet. Verdachte heeft zich schuldbewust getoond en verantwoordelijkheid genomen onder meer door open te staan voor contact met [slachtoffer 2] en de nabestaanden van [slachtoffer 1] . Tenslotte is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat sprake is van aanmerkelijke schuld als bedoeld in artikel 6 WVW 1994, maar niet van ernstige schuld of een zeer hoge mate van schuld, zal zij conform de door het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) geformuleerde oriëntatiepunten een taakstraf voor de duur van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar opleggen.
Omdat verdachte niet eerder terzake van verkeersdelicten met justitie in aanraking is geweest, hij voor zijn werk in hoge mate afhankelijk is van zijn rijbewijs en hij ter zitting er oprecht blijk van heeft gegeven het ongeval zeer te betreuren en nog steeds de emotionele gevolgen daarvan ondervindt, zal de rechtbank de rijontzegging in voorwaardelijke vorm opleggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder
primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair:
eendaadse samenloop van het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. W.B. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020099745-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, dossierpagina’s 28-30, 41.
3.Schriftelijk bescheid/geschrift: Schouwverslag GGD IJsselland, S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, d.d. 4 maart 2020.
4.Schriftelijk bescheid/geschrift: Letselrapportage, dossierpagina’s 124, 125 en proces-verbaal verhoor slachtoffer [slachtoffer 2] , dossierpagina 132.
5.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, dossierpagina 28.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina’s 141, 143.
7.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, dossierpagina’s 28, 42, 45 en 48.
8.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, dossierpagina 41.
9.Proces-verbaal van bevindingen digitaal onderzoek mobiele telefoon, dossierpagina’s 107, 108.
10.Proces-verhaal verhoor verdachte, dossierpagina’s 152, 153.
11.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, dossierpagina 28.