ECLI:NL:RBOVE:2021:3729

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
8458177 / CV EXPL 20-1171
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen door accountant aan financiële holding, met verweer van tekortkomingen en reconventionele vordering

In deze zaak vordert [X], h.o.d.n. [X] Accountants & Adviseurs, betaling van openstaande facturen door de besloten vennootschap JEMAMO B.V. De vordering betreft een totaalbedrag van € 7.780,47, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. [X] heeft in de periode van 6 augustus 2019 tot en met 4 februari 2020 diverse declaraties aan JEMAMO verzonden, waarvan een deel onbetaald is gebleven. JEMAMO heeft een bedrag van € 1.116,37 voldaan, maar de overige facturen zijn onbetaald gelaten. JEMAMO stelt dat er sprake is van onterecht gefactureerde bedragen en dat [X] tekort is geschoten in zijn werkzaamheden, wat heeft geleid tot extra kosten voor JEMAMO. De kantonrechter heeft de procedure in conventie en voorwaardelijke reconventie behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter oordeelt dat JEMAMO niet voldoende heeft onderbouwd dat [X] tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De vordering van [X] wordt toegewezen, evenals de gevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De reconventionele vordering van JEMAMO wordt afgewezen, omdat de gestelde tekortkomingen niet zijn komen vast te staan. De proceskosten worden aan JEMAMO opgelegd, met compensatie in de reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8458177 / CV EXPL 20-1171
Vonnis van 6 juli 2021
in de zaak van
[X] , h.o.d.n. [X] Accountants & Adviseurs,
wonende te [woonplaats] en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen
[X],
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JEMAMO B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen
Jemamo,
gemachtigde: mr. E. Nijhoff.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 16 april 2020,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie,
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie,
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in (voorwaardelijke) reconventie,
- de conclusie van dupliek in (voorwaardelijke) reconventie met producties.
1.2.
Jemamo heeft geen gebruik gemaakt van de haar geboden mogelijkheid te reageren op de producties bij de conclusie van dupliek in (voorwaardelijke) reconventie.
1.3.
Vervolgens heeft de kantonrechter bij tussenvonnis van 9 maart 2021 een mondelinge behandeling bepaald. De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op
3 juni 2021 via een Skype-verbinding. Daarbij verschenen de heer [X] , bijgestaan door mr. S. Lek en voor Jemamo, de heer [A] en mevrouw [B] . Partijen hebben bij die gelegenheid het eigen standpunt mondeling nader toegelicht. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

2.1.
[X] exploiteert een accountantskantoor. In die hoedanigheid verricht hij in opdracht en voor rekening van zijn klanten diverse werkzaamheden, waaronder het samenstellen van de jaarrekening en allerhande financiële en administratieve werkzaamheden.
2.2.
Jemamo is een financiële holding boven - onder andere - [A] Vastgoed Onderhoud B.V. en [A] Schilders B.V.
2.3.
Begin 2018 is tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen.
Op 24 mei 2018 is de opdrachtbevestiging getekend. In die opdrachtbevestiging staat, onder meer, het volgende vermeld:
“(…) Onderwerp: Opdrachtbevestiging samenstelopdracht
Geachte heer [A] ,
U heeft ons opdracht gegeven de jaarrekening 2017 van JeMaMo BV samen te stellen.
(…)
1. Opdracht
Wij zullen op basis van de door u te verstrekken gegevens de jaarrekening 2017 van JeMaMo BV samenstellen.
(…)
7. Honorarium
Ons honorarium is gebaseerd op de tijdsbesteding van ons team, inclusief te maken kosten. (…) Ons honorarium voor verrichte werkzaamheden zal maandelijks in rekening worden gebracht op basis van de voortgang daarvan. De betalingstermijn bedraagt 14 dagen.
(…)
8. Geldigheidsduur (…)
De inhoud van deze opdrachtbevestiging zal van kracht blijven totdat de opdracht wordt beëindigd, gewijzigd of vervangen door een andersoortige opdracht. (…)”
In de jaren daarna is [X] werkzaamheden voor Jemamo blijven verrichten.
2.4.
[X] heeft in de periode van 6 augustus 2019 tot en met 4 februari 2020 de volgende declaraties aan Jemamo verzonden:
Factuurnummer Factuurdatum Factuurbedrag incl. btw
20190400 06-08-2019 € 3.257,93
20190427 29-08-2019 € 496,71
20190469 02-10-2019 € 984,94
20190509 01-11-2019 € 408,38
20200042 07-01-2020 € 3.004,73
20200065 04-02-2020 € 744,15
2.5.
In de hiervoor aangehaalde opdrachtbevestiging als ook in de afzonderlijke facturen is een betalingstermijn van 14 dagen opgenomen.
2.6.
Jemamo heeft op de declaratie van 6 augustus 2019 een bedrag van € 1.116,37 in mindering voldaan. Het restant van die declaratie en de overige declaraties, totaal ten bedrage van € 7.780,47, heeft zij onbetaald gelaten.
2.7.
Op 3 februari 2020 heeft Jemamo een e-mailbericht aan [X] gestuurd, waarin zij
- samengevat - te kennen geeft dat er wat haar betreft een onwerkbare situatie is ontstaan en dat zij zich daarom genoodzaakt ziet de boekhouding bij een andere accountant onder te brengen.
2.8.
Op 7 februari 2020 heeft de gemachtigde van [X] Jemamo gesommeerd om over te gaan tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met rente en kosten.
Jemamo heeft aan die sommatie geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[X] vordert dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, Jemamo veroordeelt tot betaling aan hem van een bedrag van € 8.886,48, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 7.780,47 vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag der algehele voldoening. Verder vordert [X] dat Jemamo in de proceskosten en de nakosten wordt veroordeeld.
3.2.
Daartoe is door [X] , samengevat weergegeven, het navolgende aangevoerd.
[X] heeft in opdracht en voor rekening van Jemamo accountantswerkzaamheden verricht, waarvoor hij Jemamo facturen heeft gezonden. Jemamo blijft, ondanks herhaalde aanmaning en sommatie, in verzuim die facturen, waarvan de betalingstermijnen ruimschoots zijn verstreken, te voldoen. Jemamo schiet aldus toerekenbaar tekort in de nakoming van de op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst(en) van opdracht op haar rustende betalingsverplichtingen.
Nu de factuurbedragen niet binnen de betalingstermijn van veertien dagen zijn voldaan, is Jemamo zonder ingebrekestelling in verzuim en maakt [X] aanspraak op de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de diverse facturen. Tot aan de dag van dagvaarding beloopt de (verschenen) wettelijke handelsrente een bedrag van € 181,55.
Daarnaast maakt [X] aanspraak op een vergoeding van de door hem gemaakte buitengerechtelijke incassokosten nu hij kosten heeft moeten maken om betaling buiten rechte te verkrijgen.
Tot slot vordert [X] vergoeding van de proceskosten, alsmede de nakosten.
3.3.
Jemamo heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Haar verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [X] in de proceskosten, nakosten daaronder begrepen.
Jemamo beroept zich er allereerst op dat de declaraties voor een deel onjuist en onterecht zijn. Meer concreet betoogt Jemamo dat, waar het gaat om de gefactureerde bedragen, [X] in twee jaar tijd ruim € 75.000,00 aan haar in rekening heeft gebracht. Zij bestrijdt de verschuldigdheid van de gefactureerde bedragen en voert daartoe - onder meer - aan dat de declaraties slechts zijn voorzien van een zeer summiere omschrijving en dat een deugdelijke specificatie ontbreekt. De facturen staan niet in verhouding tot wat er is geleverd en de problemen die een en ander heeft opgeleverd, aldus Jemamo.
Voor het overige, dat wil zeggen voor zover de declaraties wel juist en terecht zijn, beroept Jemamo zich op verrekening met de door haar ten gevolge van gestelde tekortkomingen van [X] geleden schade, waarvan Jemamo in (voorwaardelijke) reconventie betaling vordert.
Jemamo betoogt dat [X] de op hem rustende zorgplicht heeft geschonden, in die zin dat hij niet heeft gehandeld zoals in de gegeven omstandigheden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend accountant had mogen worden verwacht. Zij beklaagt zich over fouten of tekortkomingen van [X] , die zij in haar conclusie van antwoord in conventie heeft opgesomd. Jemamo beroept zich er verder op dat bepaalde werkzaamheden ten onrechte aan haar zijn gefactureerd, nu het gaat om uren verband houdende met het herstellen van de (grove) fouten die [X] tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden heeft gemaakt. Zij stelt in verband daarmee een tegenvordering op [X] te hebben, die zij (deels) in conventie wil verrekenen.
3.4.
Op de stellingen van partijen in conventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.5.
Jemamo vordert, samengevat, dat de kantonrechter [X] veroordeelt tot betaling aan haar van een bedrag van € 14.197,91, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Zij legt aan die vordering ten grondslag dat zij medio oktober 2019 een extra medewerker (mevrouw [C] ) heeft aangetrokken om de door [X] gemaakte fouten te herstellen. Jemamo schat de in verband daarmee gemaakte kosten op 140 uur x € 43,- = € 6.020,- en maakt aanspraak op betaling van dat bedrag.
Verder voert Jemamo aan dat mevrouw [B] , na het beëindigen van de samenwerking in februari 2020, extra werkzaamheden heeft moeten verrichten voor het overzetten van de boekhouding, omdat [X] het Twinfieldpakket niet vrijgaf. Jemamo heeft toen een nieuw boekhoudpakket moeten kiezen en alles opnieuw moeten installeren en inrichten, aldus Jemamo. Zij maakt aanspraak op betaling van een bedrag van € 5.267,50 (122,5 uur x € 43,-) in verband met de door mevrouw [B] verrichte werkzaamheden.
Ook heeft haar nieuwe boekhouder, Civra, volgens Jemamo extra werkzaamheden moeten verrichten en heeft zij kosten moeten maken voor het overzetten van de administratie. De daarmee gepaard gaande kosten belopen € 2.500,00 respectievelijk € 410,41 en moeten volgens Jemamo door [X] aan haar worden vergoed.
Voor een onderbouwing van de door Jemamo gestelde schadeposten en kosten verwijst zij naar een bij conclusie van antwoord overgelegd overzicht (producties 14).
3.6.
[X] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen in voorwaardelijke reconventie. Zijn verweer strekt tot afwijzing van die vorderingen, kosten rechtens.
[X] betwist de juistheid van deze vorderingen en ontkent aansprakelijk te zijn voor de in reconventie gestelde schade waarvan Jemamo vergoeding vordert.
3.7.
Op de stellingen van partijen in (voorwaardelijke) reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Het geschil in conventie ziet in de kern op de door [X] gevorderde betaling van de openstaande facturen, in totaal voor een bedrag van € 7.780,47.
4.2.
Jemamo erkent dat [X] werkzaamheden voor haar heeft verricht en dat zij de facturen onbetaald heeft gelaten.
4.3.
Jemamo stelt zich allereerst op het standpunt dat de facturen onjuist zijn.
[X] bestrijdt dat en verwijst naar de door hem overgelegde beschrijvingen. Hij beroept zich erop dat Jemamo, met uitzondering van factuur 20200042, nooit eerder tegen de facturen heeft geprotesteerd. Volgens hem blijkt uit de specificatie daarvan dat het onder dat factuurnummer gefactureerde bedrag juist is.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat er op de door [X] overgelegde facturen staat beschreven op welke werkzaamheden deze betrekking hebben en dat [X] ook een beschrijving/specificatie van de verrichte werkzaamheden in het geding heeft gebracht.
Het had naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van Jemamo gelegen om per factuur te vermelden wat daarvan onjuist is en dat heeft zij niet gedaan. Aan dit onderdeel van haar verweer wordt, als zijnde onvoldoende gemotiveerd, voorbij gegaan.
4.5.
Verder stelt Jemamo zich op het standpunt dat [X] in het verrichten van de werkzaamheden is tekortgeschoten en dat hij (grove) fouten heeft gemaakt. In dat verband heeft zij ook aangevoerd dat [X] dubbele kosten in rekening heeft gebracht, waar het gaat om herstel van gemaakte fouten. Zij beklaagt zich over de hierna met a) tot en met m) aangeduide punten, waartegen [X] verweer heeft gevoerd, en die hierna afzonderlijk zullen worden besproken.
a)
niet deponeren jaarstukken [A] Vastgoed Onderhoud 2018
4.6.
Jemamo voert allereerst aan dat onderdeel van de overeenkomst die partijen sloten was dat [X] de jaarstukken van alle ondernemingen van de [A] Groep zou deponeren bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) en dat hij de jaarstukken van [A] Vastgoed Onderhoud B.V. over het boekjaar 2018 niet heeft gedeponeerd. Ter zitting heeft Jemamo aan dit standpunt nog toegevoegd dat dat recent door Civra, haar nieuwe boekhouder, is gedaan zodat [X] dit nimmer kan hebben gedaan.
[X] heeft dat standpunt gemotiveerd weersproken. Hij voert daartoe allereerst aan dat de verplichting tot het deponeren van de jaarstukken niet op [X] rust, maar op het bestuur van de vennootschap (art. 2:394 BW). [X] deponeert enkel op verzoek van haar klant en namens haar klant. Het deponeren van de jaarstukken maakt dan ook geen onderdeel uit van de overeenkomst die is gesloten met Jemamo.
[X] voert verder aan dat Jemamo hem, als aanvullende dienst (meerwerk), heeft verzocht om namens haar de publicatiestukken over het verslagjaar 2018 te deponeren en dat hij dat ook heeft gedaan; op 7 augustus 2019 heeft [X] voor de gehele [A] Groep (namens Jemamo) de publicatiestukken gedeponeerd middels het eigen portaal van [X] bij de KvK. Diezelfde dag bleek dat de KvK de betreffende stukken had verworpen (productie 19 cvr in conventie).
Na deze melding ondernam [X] actie, hetgeen ertoe heeft geleid dat hij op 9 augustus 2019 een bevestiging ontving vanuit de KvK dat het deponeren was geslaagd (productie 20 cvr in conventie). Er was kennelijk iets misgegaan bij de KvK, het was geen fout van [X] . Uit de als productie 22 bij cvr in conventie overgelegde e-mail blijkt dat Jemamo navraag heeft gedaan bij de KvK en dat haar toen te kennen is gegeven dat een verwerking maximaal 2 weken duurt. Nadien heeft [X] met betrekking tot de deponering van de stukken lange tijd niets meer van Jemamo vernomen, aldus [X] .
Jemamo heeft de door [X] beschreven gang van zaken niet bestreden.
Op grond van het vorenstaande valt naar het oordeel van de kantonrechter niet in te zien wat [X] in dit verband verweten kan worden. Jemamo heeft ook ter zitting niet, althans onvoldoende onderbouwd aangevoerd - gegeven de acties die [X] heeft ondernomen na het eerste bericht vanuit de KvK en de daaropvolgende bevestiging - waarin [X] zou zijn tekortgeschoten. Aan haar stelling dat [X] de jaarstukken over het jaar 2018 ten onrechte niet heeft gedeponeerd zal dan ook voorbij worden gegaan.
b)
niet adviseren omtrent de positie van mevrouw [B] als DGA
4.7.
Jemamo voert voorts aan dat zij voor het eerst door Civra is gewezen op de positie van mevrouw [B] (de echtgenote van de algemeen directeur, de heer [A] ), die werkzaam was binnen de ondernemingen maar niet was aangewezen als DGA. Zij stelt dat het op de weg van [X] had gelegen om Jemamo hierop te wijzen. Als [X] Jemamo daarop had gewezen, dan had dit Jemamo kosten kunnen besparen. Ter zitting heeft Jemamo in dit verband nog aangevoerd dat het besparen van kosten en (in zijn algemeenheid) het ontzorgen door [X] een voor Jemamo belangrijk punt was toen zij hem de opdracht verstrekte en dat [X] daarvan ook op de hoogte was.
[X] betwist dat hem in dit verband een verwijt valt te maken. Hij voert daartoe het volgende aan.
Toen Jemamo met ingang van het kalenderjaar 2018 klant werd van [X] was mevrouw [B] al in dienst bij de werkmaatschappij [A] Afbouw B.V. Bij de start van de loonadministratie in 2018 heeft [X] Jemamo al te kennen gegeven dat mevrouw [B] als DGA aangemerkt moest worden en dat het gebruikelijk was dat zij dan in dienst zou treden bij de holding (net zoals haar echtgenoot, de heer [A] ). Omwille van de gezondheid van mevrouw [B] heeft de heer [A] toen aangegeven dat hij wilde dat zij vrouw sociaal verzekerd was en dat ze derhalve in dienst bleef van voornoemde werkmaatschappij. Het kleine verschil in kostenbesparing zou Jemamo voor lief nemen.
[X] verwijst naar de als productie 53 bij cvd in reconventie overgelegde notitie. Dat betreft een interne aantekenlijst van [X] , waarin hij heeft opgeschreven dat hij een en ander op 2 augustus 2018, toen hij met de heer [A] sprak over de samenstelling van de jaarrekening over het jaar 2017, met de heer [A] heeft besproken. [X] is van mening dat hij Jemamo in voldoende mate heeft gewezen op dit punt.
De heer [A] heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat hij het zich niet meer kan herinneren of een en ander met hem is besproken.
Bezien tegen de achtergrond van de gemotiveerde betwisting van de zijde van [X] en de verder niet, althans niet afdoende weersproken stelling van [X] dat de positie van mevrouw [B] als DGA wel degelijk is besproken tussen partijen, in ieder geval tijdens de door [X] genoemde bespreking, is de kantonrechter van oordeel dat ook dit verwijt aan het adres van [X] als onvoldoende onderbouwd moet worden verworpen.
c)
verplichte premie PAWW per 1 januari 2019
4.8.
Jemamo betoogt dat de [A] Groep sinds 1 januari 2019 verplicht is een premie PAWW te betalen (verband houdende met de private aanvulling op de WW-uitkering) en dat (een nieuwe medewerker van) [X] haar hierop pas begin januari 2020 heeft gewezen, terwijl dat volgens haar veel eerder had moeten gebeuren. Het gevolg daarvan is volgens Jemamo geweest dat [X] extra berekeningen en daarmee ook extra kosten heeft moeten maken. En Jemamo heeft de premie met terugwerkende kracht moeten verrekenen met het salaris van haar personeel, hetgeen tot discussies heeft geleid.
[X] heeft deze stellingen gemotiveerd weersproken.
Hij voert aan dat Jemamo als werkgever een brief heeft ontvangen, waarin werd aangekondigd dat werkgevers met ingang van 1 januari 2019 de betreffende PAWW-premie moesten inhouden. Daarin werd verwezen naar een website. In die brief staat dat de werkgever zich moet aanmelden, dat is volgens [X] dus Jemamo. [X] benadrukt dat hij zonder registratie/aanmelding door Jemamo niets kan uitvoeren op dit punt. Volgens [X] heeft mevrouw [Y] (een medewerkster van [X] ) herhaaldelijk verzocht te reageren, maar kwam er geen reactie van de zijde van Jemamo. Hij kan erkennen dat het inderdaad een (andere) medewerkster van [X] (mevrouw [Z] ) is geweest die begin januari 2020 deze kwestie ontdekte en stelt dat [Z] toen ook aan mevrouw [C] van Jemamo heeft gemeld dat zij geen inhoudingen kon doorvoeren. Volgens [X] heeft [C] toen te kennen gegeven dat zij dit eerst met de heer [A] moest overleggen en heeft zij uiteindelijk aan [Z] laten weten dat een en ander kon worden rechtgezet/gecorrigeerd.
De betreffende brief waarnaar [X] verwijst moet op enig moment door Jemamo zijn ontvangen, zo is ter zitting wel gebleken. Dat Jemamo de betreffende brief op basis waarvan zij actie had moeten ondernemen, niet of niet nauwkeurig heeft geregistreerd, dan wel dat zij die brief uit het oog is verloren, moge zo zijn, maar kan in ieder geval niet aan [X] worden tegengeworpen. Het had op de weg van Jemamo gelegen om hier alert(er) op te zijn. Dat is niet gebeurd en die omstandigheid komt voor haar rekening en risico. [X] heeft zich voldoende ingespannen, een tekortkoming aan zijn zijde kan niet worden aangenomen.
d)
onjuist percentage Whk premie toegepast
4.9.
Volgens Jemamo heeft [X] in 2019 een onjuist percentage WhK-premie toegepast: Er is gewerkt met 3,1% in plaats van het juiste percentage van 2,12 %. Verwezen wordt naar een brief van de Belastingdienst, overgelegd als productie 6 bij de cva in conventie. Jemamo stelt dat Civra als gevolg hiervan een herberekening heeft moeten maken.
[X] stelt zich op het standpunt dat hem in dit verband niets te verwijten valt. Hij voert in dat kader het volgende aan.
[X] zond al haar klanten op 6 december 2018 een e-mailbericht, waarin is verzocht de ingevulde eindejaarsvragen 2018 te retourneren alsmede de beschikkingen ter zake de WhK over het jaar 2019 bij [X] aan te leveren. Omdat een reactie van Jemamo uitbleef, heeft [X] bij herhaling gerappelleerd, maar een reactie van Jemamo bleef wederom uit.
[X] verwijst in dat verband onder meer naar de als producties 28, 29 en 30 (bij cvr in conventie) alsmede de als producties 54 en 60 (bij cvd in reconventie) overgelegde stukken. [X] betoogt aldus, kort gezegd, dat hij gedurende het hele jaar voldoende inspanningen heeft verricht om de benodigde informatie van Jemamo te krijgen, maar dat Jemamo die niet aanleverde.
Ook op dit onderdeel stelt de kantonrechter vast dat niet, althans onvoldoende, is komen vast te staan dat Jemamo op enig moment, althans in ieder geval na ontvangst van de herhaalde herinneringen van de zijde van [X] , heeft gereageerd en de gevraagde informatie (alsnog) bij [X] heeft aangeleverd. In de processtukken noch ter zitting heeft Jemamo in reactie op de onderbouwde stellingen van [X] enig inzicht kunnen verschaffen of antwoord kunnen geven op de vraag of en zo ja, wanneer zij de gevraagde informatie bij [X] heeft aangeleverd. Dat betekent dat het er in rechte voor moet worden gehouden dat [X] zich voldoende heeft ingespannen om de informatie te ontvangen die hij nodig had, maar dat een reactie van de zijde van Jemamo is uitgebleven. [X] valt in dat geval niets te verwijten.
e)
BPF-premie van arbeidsongeschikte medewerker [A] Afbouw
4.10.
Jemamo betoogt, kort gezegd, dat [X] geen BPF-premie heeft berekend voor een zieke medewerker van [A] Afbouw B.V., als gevolg waarvan die medewerker te veel loon heeft ontvangen. Dit is daarna door [X] gecorrigeerd en Jemamo heeft met terugwerkende kracht de premie alsnog gevorderd.
[X] meent dat hij in deze kwestie niets fout heeft gedaan. Hij voert in dat verband aan dat Jemamo zelf (en dus niet [X] ) de mutaties invoert in het programma Nmbrs en dat hem nadat de gegevens zijn ingevoerd alleen wordt gevraagd “een salarisrun” te draaien. [X] ziet ook niet of het om een zieke medewerker gaat of niet, hij is afhankelijk van wat Jemamo in Nmbrs invoert. Volgens [X] is het (een medewerker van) Jemamo geweest die hier een verkeerde urencomponent heeft ingevoerd en is dat in het verleden al vaker gebeurd. Hij verwijst naar de e-mailcorrespondentie tussen mevrouw [C] (van Jemamo) en mevrouw [Y] (van [X] ), overgelegd als producties 32 en 33 bij cvr in conventie.
Overwogen wordt dat, ook nadat partijen het debat hierover ter zitting verder hebben gevoerd, door Jemamo onvoldoende is onderbouwd dat [X] , waar het gaat om de registratie of invoer van zieke medewerkers, een taak of verantwoordelijkheid had, waarin hij dan zou zijn tekortgeschoten. [X] heeft dat in ieder geval voldoende weersproken, met verwijzing naar de overgelegde correspondentie in deze kwestie. Dat [X] zich ook bezighield met de registratie van zieke medewerkers van Jemamo is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken, zodat niet valt in te zien wat [X] kan worden verweten. Voor zover ook op dit punt extra kosten zijn gemaakt, komt dit voor rekening en risico van Jemamo.
f)
Loondoorbetaling tijdens ziekte; toepassing cao
4.11.
Jemamo stelt zich op het standpunt dat [X] de cao afbouw niet correct heeft toegepast waar het gaat om de loondoorbetaling tijdens ziekte. Er is aan een zieke medewerker ten onrechte 95% doorbetaald, waar dit 85% had moeten zijn.
Verder is volgens haar tijdens ziekte ten onrechte koffiegeld en onkostenvergoedingen doorbetaald aan de medewerkers van Jemamo.
Ook hier voert [X] het verweer dat de invoer van deze (loon)gegevens in het programma Nmbrs niet tot de opdracht en daarmee niet tot de verantwoordelijkheid van [X] behoort. Naar zijn mening is het Jemamo die verantwoordelijk is voor de juiste en volledige invoer van de gegevens in Nmbrs. [X] betoogt dat mevrouw [Z] hierover heeft gecommuniceerd met mevrouw [C] en dat uit die communicatie blijkt dat een correctie van de verkeerde invoer pas mocht plaatsvinden na toestemming van de heer [A] .
Ten aanzien van het koffiegeld heeft [X] aangevoerd dat doorbetaling van koffiegeld en onkostenvergoeding bij ziekte een maand belastingvrij is toegestaan. Hij stelt dat koffiegeld wordt berekend aan de hand van het aantal gewerkte uren en dat die uren werden geregistreerd door (een medewerker van) Jemamo.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Jemamo, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [X] , onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld en onderbouwd waaruit blijkt dat op bovenstaande punten een taak en een verantwoordelijkheid voor [X] was weggelegd. Het ligt op de weg van Jemamo om onderbouwd aan te geven dat [X] hierin een taak had, die hij zou hebben verzaakt. Dat heeft zij niet gedaan, zodat de gestelde tekortkoming(en) niet zijn komen vast te staan.
g)
Aangiftes loonheffing; verkeerde vennootschap
4.12.
Jemamo stelt, samengevat weergegeven, dat [X] de aangiftes voor de loonheffingen te lang onder de verkeerde vennootschappen ( [A] Afbouw B.V. en [A] Schilders B.V.) heeft gedaan. Dat is volgens haar niet correct, omdat dat meteen onder de vennootschap [A] Vastgoed Onderhoud B.V. had moeten worden gedaan. Jemamo voert aan dat [X] laatstgenoemde vennootschap ten onrechte had afgemeld bij de belastingdienst. De aangiftes loonheffing zijn daarmee niet juist ingediend.
[X] betwist de verwijten die worden gemaakt, met verwijzing naar de door hem ter onderbouwing van zijn betwisting overgelegde ter zake gevoerde correspondentie.
Op basis van die door [X] in het geding gebrachte correspondentie staat naar het oordeel van de kantonrechter als niet dan wel onvoldoende weersproken vast dat [X] op
28 en 29 oktober 2019 het verzoek van Jemamo heeft ontvangen om het personeel over te hevelen naar de vennootschap [A] Vastgoed Onderhoud B.V. Verwezen wordt naar de producties 6 en 35, overgelegd bij cvr in conventie. Voorts blijkt uit die correspondentie dat mevrouw [Y] op 12 en 22 november 2019 aan Jemamo heeft bevestigd dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat [X] zou zorgdragen voor het afvoeren van de loonheffingsnummers van de hiervoor aangehaalde andere twee B.V.’s (overgelegd als productie 36 bij cvr in conventie). Dat [X] eerder dan op voornoemde data enig verzoek van die strekking heeft ontvangen van Jemamo is gesteld noch gebleken, zodat ook niet valt in te zien dat hij eerder aan een dergelijk verzoek gehoor had moeten geven. Het betoog van Jemamo dat [X] op dit punt is tekortgeschoten wordt dan ook verworpen.
Fouten personeel van [X] ; mevrouw [Y] niet kundig genoeg
4.13.
Jemamo voert verder aan dat mevrouw [Y] (die werkzaam was bij [X] en volgens Jemamo de contactpersoon voor de gehele loonadministratie en de boekhouding was), niet kundig genoeg was. Zij deed volgens Jemamo haar werk niet goed, waardoor veel fouten zijn ontstaan. Jemamo meent dat de voor het herstel van die fouten gemaakte extra kosten niet aan haar mogen worden doorberekend. Jemamo betoogt dat uit de omstandigheid dat [X] mevrouw [Y] heeft ontslagen, valt af te leiden dat zij inderdaad niet kundig (genoeg) was.
Volgens [X] is, kort gezegd, sprake is van stemmingmakerij door Jemamo en zijn de aantijgingen onjuist. [X] wijst erop dat mevrouw [Y] uitsluitend verantwoordelijk was voor de loonadministratie en dat zij geen enkele bemoeienis had met de boekhouding van Jemamo.
De kantonrechter overweegt dat een nadere onderbouwing van de gestelde onkunde van mevrouw [Y] ontbreekt en dat, gegeven ook het hiervoor samengevat weergegeven verweer van [X] , dit standpunt van Jemamo wordt gepasseerd. Nu niet vaststaat dat sprake was van onkunde van [Y] , wordt aan een beoordeling van de door Jemamo in dat verband gestelde extra uren/kosten niet toegekomen.
i)
Gegevens voor pensioennota’s niet aangeleverd
4.14.
Dan is er tussen partijen nog discussie over de pensioennota’s.
Jemamo voert aan dat [X] de pensioenadministratie zou uitvoeren en dat haar is gebleken dat de pensioennota’s zijn gebaseerd op schattingen van het pensioenfonds, omdat de volledige loon- en pensioengegevens van de werknemers van Jemamo nimmer zijn ontvangen. Nieuwe medewerkers zijn niet afgemeld bij het pensioenfonds en uit dienst getreden medewerkers zijn niet afgemeld, aldus Jemamo.
[X] voert verweer. Hij voert aan dat hij, zonder machtiging of nadrukkelijke opdracht van Jemamo om de grondslagen voor pensioenpremies door te geven aan het pensioenfonds, hier geen gegevens in mag wijzigen. Jemamo is volgens hem zelf verantwoordelijk voor het verwerken van de mutaties in Nmbrs en het verstrekken daarvan aan uitvragende partijen zoals het pensioenfonds. Volgens [X] heeft hij voldoende inspanning geleverd om de vereiste machtiging te verkrijgen. Ook op dit onderdeel verwijst [X] naar correspondentie, gevoerd tussen in het bijzonder mevrouw [C] van Jemamo en mevrouw [Z] van [X] (overgelegd als productie 37 bij cvr in conventie).
De kantonrechter stelt vast dat deze kwestie is besproken tussen de desbetreffende medewerkers, dit alles met de bedoeling aan de zijde van [X] om de machtiging te verkrijgen. De kwestie lijkt dan in december 2019 te zijn opgelost. Evenwel, begin 2020 wordt de e-mailwisseling tussen [C] en [Z] vervolgd, omdat een en ander nog steeds niet opgelost lijkt te zijn; [C] meldt in een e-mailbericht dat Jemamo nog steeds schattingen ontvangt van het pensioenfonds. [X] heeft te kennen gegeven dat hij op dat moment geen nadere actie heeft ondernomen, omdat hij begin 2020 een werkstop had ingevoerd als reactie op het uitblijven van betaling door Jemamo van de openstaande facturen. Naar het oordeel van de kantonrechter was dat in de gegeven omstandigheden, waarin een aanzienlijk factuurbedrag openstond, gerechtvaardigd en kon niet van [X] worden verwacht dat hij nog nadere werkzaamheden zou verrichten voor Jemamo.
Los daarvan, door [X] is, zo blijkt uit de hiervoor aangehaalde correspondentie tussen de twee medewerkers, voordien al uitvoerig gecommuniceerd over de machtiging die benodigd was maar die niet werd verkregen.
In het licht van de hiervoor omschreven omstandigheden kan naar het oordeel van de kantonrechter bezwaarlijk worden volgehouden dat [X] is tekortgeschoten in enige op hem rustende verplichting.
j)
Eindafrekening de heer [D] niet aangeleverd
4.15.
Jemamo betoogt, samengevat, dat [X] de eindafrekening van een medewerker van Jemamo, de heer [D] , in orde zou maken maar dat dit niet is gebeurd. Uiteindelijk heeft Civra dit opgepakt, hetgeen extra kosten met zich bracht, aldus Jemamo.
[X] erkent dat hij de eindafrekening van [D] in orde zou maken. Dat behoorde tot de extra taken die door Jemamo aan [X] waren uitbesteed (meerwerk). [X] voert aan dat de afwikkeling van de kwestie met [D] per e-mail is besproken tussen [C] en [Z] (in de periode van 18 december 2019 tot en met 3 februari 2020, producties 38 tot en met 41 bij cvr in conventie). Uit die correspondentie blijkt volgens [X] dat [Z] diverse werkzaamheden heeft verricht en dat zij in ieder geval een pro forma eindafrekening heeft opgesteld. Toen de afwikkeling in februari 2020 nog niet helemaal rond was, heeft [Z] in reactie op een e-mail van [C] laten weten dat er een werkstop gold, aldus [X] .
Ook in dit verband overweegt de kantonrechter, gelijk hiervoor al is overwogen, dat in een situatie waarin een werkstop is afgekondigd omdat sprake is van onbetaald gebleven facturen, van [X] niet verwacht kan en mag worden dat hij nog werkzaamheden verricht voor Jemamo. Dat de afwikkeling van het dossier van [D] toen nog niet was afgerond, moge zo zijn, maar maakt de voorgaande conclusie niet anders.
k)
Personeelswisselingen binnen [X] (fouten, dubbel werk, inlezen)
4.16.
Jemamo verwijt [X] dat er, als gevolg van verschillende elkaar opvolgende personeelswisselingen binnen [X] , veel tijd verloren is gegaan en er bovendien ook veel fouten zijn gemaakt door/binnen [X] . [E] van [X] deed volgens Jemamo de kwartaalboekingen en jaarrekeningen. De heer [E] was ineens weg, vervolgens werd [F] contactpersoon en zijn contract werd beëindigd op het moment dat hij zich in de boekhouding had verdiept. Toen werd [G] contactpersoon. Deze wisselingen hebben er volgens Jemamo voor gezorgd dat er fouten zijn gemaakt en Jemamo kan zich niet aan de indruk onttrekken dat ook sprake is van dubbelingen. Telkens moest een nieuwe contactpersoon zich weer inlezen in de administratie van Jemamo. Hoewel Jemamo [E] had gevraagd om het programma Basecone aan te schaffen, is dat niet gebeurd en moest Jemamo dat zelf doen (prod. 12 bij cva in conventie).
[X] voert verweer. Hij voert aan dat het verrichten van kwartaalboekingen en het verzorgen van de financiële administratie geen onderdeel uitmaakt van de opdracht aan [X] . Verwezen wordt naar de overeenkomst die partijen sloten. Jemamo is met andere woorden zelf verantwoordelijk voor de financiële administratie/boekhouding.
Voor wat betreft de applicaties (Twinfield en Basecone) voert [X] aan dat hij daarbij geen contractspartij is. De abonnementen zijn aangevraagd door Jemamo en staan op haar naam. [X] vraagt enkel om deze te koppelen naar haar domein zodat hij er inzage in heeft. [X] wenst namelijk geen debiteurenrisico’s voor dergelijke contracten te lopen.
De vraag die partijen in dit verband verdeeld houdt, ziet op de verantwoordelijkheid voor de financiële administratie en de boekhouding en de vraag in hoeverre aan [X] werkzaamheden op dat terrein waren uitbesteed (die dan niet of niet correct zouden zijn uitgevoerd). Van een dergelijke opdracht is de kantonrechter niet gebleken. Op basis van de processtukken noch op basis van de ter zitting gegeven toelichting van partijen, kan de conclusie worden getrokken dat [X] een uitdrukkelijke opdracht van Jemamo had om ook de financiële administratie en de boekhouding te verzorgen. Jemamo heeft het bestaan van een dergelijke opdracht niet aangetoond. De kantonrechter overweegt in dat verband dat mevrouw [B] ter zitting te kennen heeft gegeven dat zij de boekhouding bij Jemamo verzorgde en dat zij zich bij vragen hieromtrent kon richten tot medewerkers van [X] . Daaruit blijkt niet van een taak die aan [X] was uitbesteed, zodat ook niet valt in te zien dat [X] voor wat betreft de boekhouding fouten zou hebben gemaakt en dat hij aansprakelijk zou zijn voor de in verband met die fouten door Jemamo gemaakte kosten. Voor zover er in dat geval extra kosten zijn gemaakt, dienen deze voor rekening van Jemamo te blijven.
l)
Fouten in de boekhouding met betrekking tot afboeken c.q afletteren van de
G rekening en de bedrijfsrekening
4.17.
Volgens Jemamo heeft mevrouw [B] bij [X] gemeld dat er fouten zijn gemaakt in de boekhouding, in het bijzonder met het afboeken c.q. afletteren van de
G-rekening.
Ook hier voert [X] eenzelfde verweer als hiervoor samengevat is weergegeven, kort gezegd inhoudende dat Jemamo zelf verantwoordelijk is voor de boekhouding.
Zoals hiervoor geoordeeld, is niet komen vast te staan dat partijen zijn overeengekomen dat [X] de boekhouding van Jemamo zou voeren. Dit leidt ertoe dat eventuele fouten in de boekhouding niet aan [X] kunnen worden tegengeworpen.
m)
Doorberekende kosten Twinfield en Basecone; [X] weigerde medewerking aan migratie
4.18.
Tot slot voert Jemamo nog aan dat [X] de applicaties Twinfield en Basecone heeft stopgezet en dat zij [X] heeft verzocht om migratie van die applicaties, maar dat [X] daaraan niet heeft willen meewerken. De kosten die zijn doorberekend voor Twinfield en Basecone vindt Jemamo dan ook niet terecht. Jemamo benadrukt dat [X] ook het collegiaal verzoek tot overdracht aan Civra heeft geweigerd.
[X] stelt zich op het standpunt dat de betreffende applicaties niet door hem zijn stopgezet. Wel wordt erkend dat [X] geen medewerking heeft verleend aan de gevraagde migratie. Dat recht heeft hij, aldus [X] , omdat Jemamo niet aan haar betalingsverplichtingen voldoet. [X] doet een beroep op zijn retentierecht, waar het gaat om stukken die door [X] zijn vervaardigd en/of zijn verwerkt en waarvoor Jemamo nog niet heeft betaald.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Jemamo, gelet op de gemotiveerde betwisting door [X] , onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [X] de applicaties heeft stopgezet. Waar het gaat om het weigeren van medewerking aan migratie, is de kantonrechter van oordeel dat aan [X] in de gegeven omstandigheden een beroep op een retentierecht toekomt. Dit houdt in dat [X] , gelet op de achterstallige betalingen, de zaken die door hem zijn vervaardigd niet behoefde over te dragen of vrij te geven aan Jemamo.
Conclusie
4.19.
Het vorenstaande tezamen leidt tot de vaststelling dat van de zijde van Jemamo onvoldoende gemotiveerd is bestreden dat zij gehouden is de facturen waarvan [X] betaling vordert te voldoen. De door Jemamo gestelde tekortkomingen als hiervoor ieder afzonderlijk besproken en beoordeeld, zijn niet komen vast te staan. Hetzelfde geldt voor de in dat verband door Jemamo gestelde facturering van dubbele uren. Dat leidt ertoe dat het door Jemamo gedane beroep op opschorting alsook het beroep op verrekening met een door haar gestelde tegenvordering worden verworpen.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt de kantonrechter tot de slotsom dat de door [X] in conventie gevorderde hoofdsom van € 7.780,47 voor toewijzing gereedligt. Jemamo zal hierna dan ook tot betaling daarvan worden veroordeeld.
Wettelijke handelsrente
4.20.
De kantonrechter stelt vast dat in dit geval sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van artikel 6:119a BW kan de wettelijke handelsrente worden gevorderd voor de vertraging in de betaling van geldsommen, voor zover die verschuldigd zijn voor een geleverd goed of een geleverde dienst. Die laatste situatie doet zich hier voor, nu het hier immers gaat om door [X] aan Jemamo geleverde diensten. Dat betekent dat de door [X] gevorderde wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW over de openstaande facturen als op de wet gegrond zal worden toegewezen. De wettelijke handelsrente wordt berekend vanaf de vervaldata van de facturen en beloopt tot aan de dag van dagvaarding het door [X] gevorderde bedrag van
€ 181,55. Dat bedrag ligt voor toewijzing gereed, als ook de gevorderde wettelijke handelsrente over de hiervoor toegewezen hoofdsom, gerekend vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.21.
[X] heeft voorts betaling van een bedrag van € 924,46 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Kort gezegd voert [X] ter onderbouwing daarvan aan dat hij op
7 februari 2020 een sommatie zond aan Jemamo (overgelegd als productie 9 bij dagvaarding), waarmee [X] heeft getracht betaling buiten rechte te verkrijgen en waarin aanspraak wordt gemaakt op de buitengerechtelijke incassokosten. Vervolgens zijn tussen partijen diverse e-mails gewisseld, voordat is overgegaan tot dagvaarding (welke correspondentie bij dagvaarding is overgelegd).
Jemamo betwist de hoogte van de door [X] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat zij meent dat deze kosten op geen enkele wijze zijn onderbouwd. Het versturen van een enkele sommatiebrief kan volgens haar niet gepaard gaan met het door [X] gevorderde bedrag.
De kantonrechter stelt op basis van de processtukken, in het bijzonder de bij dagvaarding overgelegde correspondentie, vast dat [X] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan wel heeft laten verrichten, dat deze werkzaamheden meer omvatten dan het verzenden van een enkele (eenvoudige sommatie) en dat hiervoor kosten zijn gemaakt waarvoor in redelijkheid een vergoeding moet worden toegekend. Voor de berekening van het toe te wijzen bedrag wordt, conform het advies van het rapport BGK-Integraal, aansluiting gezocht bij de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Uitgaande van die staffel en de hiervoor toegewezen hoofdsom, leidt dat tot toewijzing van het gevorderde bedrag van € 924,46 (incl. btw). Jemamo zal hierna worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag.
Proceskosten en nakosten
4.22.
Jemamo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [X] zoals te doen gebruikelijk als volgt begroot:
- explootkosten € 112,05
- griffierecht € 236,00
- salaris gemachtigde €
933,00(3 punten x tarief € 311,00)
Totaal € 1.281,05
4.23.
Ook de door [X] apart gevorderde nakosten worden toegewezen, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten. Die kosten worden zoals te doen gebruikelijk begroot op een bedrag gelijk aan een half salarispunt van het in de hoofdzaak toegewezen salaris, met een maximum van € 124,00.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.24.
Dan wordt thans toegekomen aan de door Jemamo in (voorwaardelijke) reconventie ingestelde vorderingen, strekkende tot betaling van het door haar gevorderde bedrag van in totaal € 14.197,91. [X] heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd.
Naar de kantonrechter begrijpt valt deze vordering uiteen in drie onderdelen, te weten (i) extra kosten/uren gemaakt door mevrouw [C] , (ii) extra kosten/uren gemaakt door mevrouw [B] , en (iii) overige extra kosten.
Het navolgende wordt ter zake overwogen.
Extra kosten/uren gemaakt door [C] en [B]
4.25.
Jemamo betoogt, samengevat weergegeven, dat zij als gevolg van fouten die zijn gemaakt door [X] , veel tijd kwijt is geweest aan het herstel van die fouten.
Zowel mevrouw [C] als mevrouw [B] hebben volgens Jemamo vele uren werk gehad aan het herstel van de tekortkomingen van [X] . In totaal gaat het om respectievelijk 140 uren (gemaakt door [C] ) en 122,5 uren (gemaakt door [B] ), tegen een bruto uurloon van € 43,00, hetgeen neerkomt op een totaal van € 11.287,50 aan extra kosten.
De kantonrechter heeft hiervoor in conventie geoordeeld dat de door Jemamo gestelde fouten/tekortkomingen niet zijn komen vast te staan. Dit leidt ertoe dat de door Jemamo gestelde herstelkosten niet kunnen worden toegewezen.
De kantonrechter overweegt in dat verband nog dat Jemamo de door haar gestelde extra uren ook op geen enkele wijze heeft onderbouwd. De enkele verwijzing naar het als productie 14 bij cva in conventie overgelegde overzicht, is daartoe onvoldoende.
Overige extra kosten
4.26.
Ook de gestelde extra kosten van Civra (€ 2.500,00) en het overzetten van de administratie (€ 410,41) worden gerelateerd aan door Jemamo gestelde tekortkomingen/ fouten van [X] , die niet zijn komen vast te staan en bovendien niet zijn onderbouwd, zodat dit onderdeel van de reconventionele vordering eveneens voor afwijzing gereedligt.
Conclusie
4.27.
Het voren overwogene tezamen leidt de kantonrechter tot de slotsom dat de vorderingen in (voorwaardelijke) reconventie voor afwijzing gereedliggen.
Proceskosten
4.28.
De kantonrechter ziet in de omstandigheid dat het geschil in reconventie nauw samenhangt met het geschil in conventie aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten daarvan draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie:
- veroordeelt Jemamo tot betaling aan [X] van:
1. € 7.780,47 in hoofdsom,
2. € 181,55 aan verschenen wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW;
3. de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW over de hiervoor toegewezen hoofdsom, gerekend vanaf de dag van dagvaarding (16 april 2020) tot de dag van algehele voldoening;
4. € 924,46 (incl. btw) aan buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeelt Jemamo in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 1.281,05 en, indien Jemamo niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, in de nakosten begroot op € 124,00;
- verklaart dit vonnis voor wat betreft de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad
- wijst af het meer of anders gevorderde.
in (voorwaardelijke) reconventie:
- wijst de vorderingen af;
- compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2021.