ECLI:NL:RBOVE:2021:3712

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
08/190931-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit met vrijspraak voor witwassen

Op 5 oktober 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 40-jarige man, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn woningen in Enschede en Oldenzaal ter beschikking heeft gesteld voor de teelt van hennep. De verdachte heeft op 18 januari 2019 zelf melding gemaakt bij de politie, waarbij hij verklaarde dat er hennepkwekerijen in zijn woningen aanwezig waren. Tijdens het onderzoek zijn in beide woningen aanzienlijke hoeveelheden hennepplanten aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet actief betrokken was bij de teelt, maar wel medeplichtig was door de woningen beschikbaar te stellen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. Ook het ten laste gelegde witwassen van een geldbedrag van € 25.324,95 werd niet bewezen, omdat de verdachte een verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 90 uren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/190931-19 (P)
Datum vonnis: 5 oktober 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 september 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Wassink-Van den Eijnden en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. U. Ural, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 21 september 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 28 december 2018 tot en met 18 januari 2019 al dan niet samen met anderen opzettelijk hennep heeft geteeld in een woning aan de [adres 2] in Enschede, dan wel medeplichtig is geweest aan het telen van hennep;
feit 2:in de periode van 28 december 2018 tot en met 18 januari 2019 al dan niet samen met anderen elektriciteit heeft gestolen van Enexis dan wel medeplichtig is geweest aan die diefstal;
feit 3:in de periode van 30 november 2018 tot en met 18 januari 2019 al dan niet samen met anderen opzettelijk hennep heeft geteeld in een woning aan de [adres 3] in Oldenzaal, dan wel medeplichtig is geweest aan het telen van hennep;
feit 4:in de periode van 30 november 2018 tot en met 18 januari 2019 al dan niet samen met anderen elektriciteit heeft gestolen van Coteq dan wel medeplichtig is geweest aan die diefstal;
feit 5:op 18 januari 2019 zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen van
€ 25.324,95.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 18 januari 2019 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk - in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf - heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 336 hennepplanten, althans
een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote
hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 336 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven persoon/personen in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 18 januari 2019 te Enschede, althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk - in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf - althans opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 336 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl dit gepleegde feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 336 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan, tot en/of bij het plegen van elk(e)misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 18 januari 2019,
in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de
teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2
hij in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 18 januari 2019 te Enschede,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres 2] aldaar heeft weggenomen (een) hoeveelheid/-heden elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (forceren/verwijderen van de verzegeling van de meterkast en/of het aanbrengen van een illegale aansluiting "buiten de meter om");
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven persoon/personen in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 18 januari 2019 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres 2] aldaar heeft weggenomen (een) hoeveelheid/-heden elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven
persoon/personen en/of verdachte, waarbij die onbekend gebleven persoon/personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (forceren/verwijderen van de verzegeling van de meterkast en/of het aanbrengen van een illegale aansluiting "buiten de meter om"), tot en/of bij het plegen van welk(e)misdrijf/misdrijven verdachte op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 18 januari 2019 te Enschede, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen (een gedeelte van) voornoemd pand voor de teelt/het
kweken van hennepplanten (en de diefstal van die stroom/elektriciteit) ter beschikking te stellen;
3
hij in of omstreeks de periode van 30 november 2018 tot en met 18 januari 2019 te Oldenzaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk - in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf - heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 928 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 928 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven persoon/personen in of omstreeks de periode van 30 november 2018 tot en met 18 januari 2019 te Oldenzaal, althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk - in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf - althans opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 3] ) een
hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 928 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl dit gepleegde feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 928 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan, tot en/of bij het plegen van elk(e)misdrijf/misdrijven verdachte op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 november
2018 tot en met 18 januari 2019 te Oldenzaal, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
4
hij in of omstreeks de periode van 30 november 2018 tot en met 18 januari 2019 te Oldenzaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres 3] aldaar heeft weggenomen (een) hoeveelheid/-heden elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan Coteg Netbeheer, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (forceren/verwijderen van de verzegeling van de meterkast en/of het aanbrengen van een illegale aansluiting "buiten de meter om");
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven persoon/personen in of omstreeks de periode van 30 november 2018 tot en met 18 januari 2019 te Oldenzaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres 3] , aldaar heeft weggenomen (een) hoeveelheid/-heden elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Coteg Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven persoon/personen en/of verdachte, waarbij die onbekend gebleven persoon/personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (forceren/verwijderen van de verzegeling van de meterkast en/of het aanbrengen van een illegale aansluiting "buiten de meter om"), tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 november 2018 tot en met 18 januari 2019 te Oldenzaal, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen (een gedeelte van) voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten (en de diefstal van die stroom/elektriciteit) ter beschikking te stellen;
5
hij op of omstreeks 18 januari 2019 te Oldenzaal, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een of meerdere (grote) geldbedragen (van in totaal ongeveer 25.324,95 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een of meerdere (grote) geldbedragen (van in totaal ongeveer 25.324,95 euro) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 januari 2019 te Oldenzaal, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een of meerdere (grote) geldbedragen (van in totaal ongeveer 25.324,95 euro), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair, 4 primair en subsidiair, 5 primair en subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van (mede)plegen. Het dossier bevat volgens de raadsman geen bewijs voor actieve betrokkenheid van de verdachte bij het telen dan wel opzettelijk aanwezig hebben van hennep in de panden aan de [adres 3] in Oldenzaal en de [adres 2] te Enschede.
Ten aanzien van het onder 2 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat eveneens geen sprake is van (mede)plegen. Noch wetenschap omtrent het feit dat de hennepkwekerijen op illegale stroom draaiden, noch een voldoende materiële en/of intellectuele bijdrage ter zake de diefstal van stroom blijkt uit het dossier.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid dubbel opzet is vereist en opzet op het gronddelict niet uit het dossier blijkt.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. De verklaring die verdachte over de herkomst van het geld heeft gegeven, is voldoende concreet en verifieerbaar.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten 1 en 3
Op 18 januari 2019 heeft verdachte zich op het politiebureau te Oldenzaal gemeld. Aldaar vertelde hij aan de verbalisanten dat zich in zijn woning aan de [adres 3] in Oldenzaal en in zijn woning aan de [adres 2] in Enschede een hennepkwekerij bevond. Verbalisanten zijn hierop binnengetreden in de woning aan de [adres 3] in Oldenzaal. In de woning werd een hennepkwekerij met 5 kweekruimten aangetroffen met in totaal 928 hennepplanten. Ook zijn verbalisanten binnengetreden in de woning aan de [adres 2] in Enschede. In deze woning werd een hennepkwekerij met 3 kweekruimten aangetroffen met in totaal 336 hennepplanten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de sleutel van beide woningen beschikbaar heeft gesteld aan derden. Over deze derden wil verdachte niets verklaren in verband met zijn veiligheid. Verder heeft verdachte verklaard dat de winst zou worden verdeeld.
Hoe dient het gedrag van verdachte te worden gekwalificeerd?
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden aangemerkt indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de (mede)daders. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, dient rekening te worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en het belang van de rol van de verdachte.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat in de periode van 28 december 2018 tot en met 18 januari 2019 in de woning aan de [adres 2] te Enschede en in de periode van 30 november 2018 tot en met 18 januari 2019 in de woning aan de [adres 3] te Oldenzaal hennep werd geteeld. Verdachte heeft de woning aan de [adres 2] te Enschede gehuurd vanaf 2013 en de woning aan de [adres 3] te Oldenzaal heeft hij vanaf 2008 of 2009 gehuurd.
Verdachte heeft verklaard beide woningen aan anderen ter beschikking te hebben gesteld ten behoeve van de hennepteelt. Verdachte heeft ook verklaard dat hij een deel van de winst zou ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van de verdachte, hoewel hij pas ter terechtzitting voor een eerste keer over deze onbekend gebleven personen heeft gesproken, tegen de achtergrond van het procesdossier niet als onaannemelijk terzijde kan worden geschoven. De rechtbank zal de verklaring van verdachte dan ook volgen in de bewezenverklaring.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat dit (slechts) gedragingen van faciliterende aard zijn. Van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking is geen sprake. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair en onder 3 primair tenlastegelegde.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van medeplichtigheid aan hennepteelt en zal het onder 1 subsidiair en onder 3 subsidiair ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 september 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 18 januari 2019, pagina’s 10 tot en met 23.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , van 21 januari 2019, pagina 24 tot en met 85.
4.3.2
Feiten 2 en 4
De rechtbank acht het onder feit 2 primair en subsidiair en feit 4 primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat Coteq Netbeheer aangifte heeft gedaan van diefstal van elektriciteit in de woning aan de [adres 3] te Oldenzaal. Uit de aangifte blijkt dat in een aansluitkast van de elektriciteit de eigendomszegels waren verwijderd. Verder werden er vier illegale draden buiten de elektriciteitsmeter aangetroffen. De elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij werd daardoor niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Verder stelt de rechtbank vast dat Enexis Netbeheer B.V. aangifte heeft gedaan van diefstal van elektriciteit in de woning aan de [adres 2] te Enschede. Uit de aangifte blijkt dat een illegale aansluiting voor de hoofdbeveiliging was gemaakt, op de aansluitleiding in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep en de elektrische installatie in het pand voorzag van elektriciteit. De verzegeling van de aansluitkast is verbroken. De elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij werd daardoor niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
De verklaring van verdachte dat hij geen weet had van beide gemanipuleerde elektriciteitsmeters wordt door de inhoud van het dossier niet weerlegd. Nu bewijs voor medeplegen van of medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit ontbreekt, zal de rechtbank hem van het onder 2 primair en subsidiair en van het onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
4.3.3
Feit 5
Op 18 januari 2019 heeft verdachte zich op het politiebureau te Oldenzaal gemeld. Hij vroeg verbalisanten mee te lopen naar zijn voertuig. Verbalisanten zagen in het voertuig een grote hoeveelheid briefgeld op de achterbank liggen. Hierop is het voertuig doorzocht. Op het politiebureau is het geld geteld. Het bleek om ongeveer € 25.000,-- te gaan. Verdachte is vervolgens aangehouden ter zake witwassen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het geld zijn spaargeld betrof en dat hij het geld niet in zijn woning wilde laten liggen, omdat hij dan bang was dat de onbekend gebleven derden het mee zouden nemen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij stripper was en dat het in de stripwereld niet ongebruikelijk is om contant te betalen. Verdachte heeft het geld door de jaren heen gespaard. Ter ondersteuning van deze verklaring heeft de verdediging een uittreksel van de Kamer van Koophandel en de Aanslagen Inkomstenbelasting van de Belastingdienst over de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 overgelegd.
De verdachte heeft een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven voor de stelling dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is. Het Openbaar Ministerie had nader onderzoek naar die verklaring kunnen verrichten. Echter, nu dit nader onderzoek achterwege is gebleven, kan niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat niet is bewezen dat verdachte het ten laste gelegde geldbedrag heeft witgewassen, zodat hij ook van het onder 5 primair en subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 28 december 2018 tot en met
18 januari 2019 te Enschede, met elkaar opzettelijk hebben geteeld, in een pand aan de [adres 2] 336 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit gepleegde feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 28 december 2018 tot en met 18 januari 2019, in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen;
3.
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 30 november 2018 tot en met
18 januari 2019 te Oldenzaal met elkaar, opzettelijk hebben geteeld in een pand aan de [adres 3] 928 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit gepleegde feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 30 november 2018 tot en met
18 januari 2019 te Oldenzaal, opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 3
het misdrijf: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair,
3 primair, 4 primair en 5 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit voor het onder 1 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke taakstraf dan wel voorwaardelijke gevangenisstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zijn beide woningen beschikbaar gesteld voor het telen van hennep. Verdachte heeft door zijn handelen een bijdrage geleverd aan de handel in hennep.
Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Afgezien van het feit dat hennepteelt verboden is, kan het ook gevaarlijke situaties – zoals brandgevaar – opleveren. De verdachte is ook daaraan voorbijgegaan. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij alleen oog heeft gehad voor zijn eigen (financieel) belang en gebruik heeft gemaakt van een aanbod tot het fungeren als katvanger. De rechtbank zal ook in de strafmaat rekening houden met het gegeven dat verdachte zich zelf heeft aangegeven bij het politiebureau.
De rechtbank heeft zich voor de straftoemeting georiënteerd op de voor soortgelijke strafbare feiten gebruikelijke straffen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting, gepubliceerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), is voor het telen van hennepplanten de oplegging van een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de rol van de verdachte, inhoudende dat hij medeplichtig is geweest bij hennepteelt. Daar staat strafverzwarend tegenover dat er sprake is geweest van een grote hoeveelheid hennepplanten.
De rechtbank heeft ten slotte, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening gehouden met een eerdere veroordeling van verdachte, te weten het vonnis van de politierechter van 20 februari 2020, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank een taakstraf met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende sanctie.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Als uitgangspunt heeft immers te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op 18 februari 2019, de dag dat verdachte in verzekering is gesteld. Op 21 september 2021 is de inhoudelijke behandeling aangevangen en de rechtbank doet uitspraak op 5 oktober 2021. De totale tijdsduur van deze zaak bedraagt dus ruim twee jaren en zeven maanden. De redelijke termijn is dan ook met zeven maanden overschreden. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat door de op te leggen onvoorwaardelijke taakstraf te verminderen met 10%. [2]
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Daarnaast acht de rechtbank in beginsel een taakstraf voor de duur van 100 uren, bij niet of niet behoorlijk uitvoeren te vervangen door 50 dagen hechtenis, passend en geboden maar de rechtbank zal, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn een strafvermindering van 10 uren toepassen en verdachte veroordelen tot een taakstraf van 90 uren, bij niet of niet behoorlijk uitvoeren te vervangen door 45 dagen hechtenis.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag van
€ 25.342,95 verbeurd moet worden verklaard.
De raadsman heeft betoogd dat het in beslag genomen geldbedrag van € 25.342,95 moet worden teruggegeven aan verdachte nu hij heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 25.324,95, aangezien dit geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partij
De benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. heeft een schadevergoeding van € 3.264,86 ter zake feit 2 gevorderd. De benadeelde partij Coteq Netbeheer B.V. heeft een schadevergoeding van € 3.617,02 ter zake feit 4 gevorderd.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 2 primair en subsidiair en op het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde. Omdat verdachte van deze feiten wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partijen op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr en artikel 3 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair, 4 primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 3
het misdrijf: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en 3 subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
90 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
45 (vijfenveertig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: Enexis Netbeheer B.V., (feit 2): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: Coteq Netbeheer B.V., (feit 4): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van het aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 25.324,95.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. W.B. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021.
Mr. Bruins en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019332072. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578.