ECLI:NL:RBOVE:2021:3684
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tegemoetkoming Q-koorts op basis van Beleidsregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming Q-koorts. Eiser, die stelt dat hij tussen 2005 en 2012 besmet is geraakt met Q-koorts en sindsdien lijdt aan het Q-koortsvermoeidheidssyndroom (QVS), heeft zijn aanvraag op 26 januari 2019 ingediend. Het primaire besluit van de minister voor Medische Zorg om de aanvraag af te wijzen, werd op 9 oktober 2019 genomen. Eiser maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 13 januari 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 8 januari 2021 heeft eiser een medisch rapport overgelegd van zijn behandelend specialist, waarin wordt gesteld dat hij lijdt aan QVS als gevolg van de Q-koortsinfectie. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven dit rapport voor advies voor te leggen aan de onafhankelijke medische commissie voor Q-koorts. De commissie concludeerde echter dat er onvoldoende bewijs was om een relatie te leggen tussen de psychosomatische klachten van eiser en de Q-koortsbesmetting.
De rechtbank oordeelde dat verweerder op het advies van de commissie mocht afgaan en dat niet was aangetoond dat eiser voldeed aan de voorwaarden voor een tegemoetkoming volgens de Beleidsregel. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank benadrukte dat de ernst van de gezondheidsklachten van eiser niet ter discussie stond, maar dat de Beleidsregel specifieke voorwaarden stelt waaraan niet was voldaan.