ECLI:NL:RBOVE:2021:3658

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
C/08/226213 / ES RK 18-5561
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangsom verbonden aan zorg- en contactregeling voor minderjarige dochter in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 27 september 2021 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen de vader en de moeder van een minderjarige dochter. De rechtbank heeft eerder, op 1 mei 2019 en 19 maart 2020, al beslissingen genomen over de zorg- en contactregeling, maar er was geen structurele regeling tot stand gekomen. De moeder werd beschuldigd van het tegenwerken van het contact tussen de vader en de dochter, wat leidde tot spanningen en angsten bij het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet meewerkt aan de totstandkoming van het contact en heeft daarom besloten om een dwangsom te verbinden aan de zorg- en contactregeling. De vader en de dochter mogen nu één dag per veertien dagen omgang hebben, en als de moeder deze regeling niet naleeft, verbeurt zij een dwangsom van € 1.000,- per keer, tot een maximum van € 25.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten door beide ouders zelf gedragen worden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/226213 / ES RK 18-5561
beschikking van 27 september 2021
inzake
[verzoeker],
verder te noemen: de vader of de man,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. R.R.J.A. Olie-Hallmans,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de moeder of de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
advocaat: voorheen mr. J. van Ravenhorst, thans mr. N.C. Spermon-Ploegmakers.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 1 mei 2019 en voor het laatst op 19 maart 2020 een
beschikking gegeven in deze zaak, waarbij in laatstgenoemde beschikking een voorlopige zorg- en contactregeling is vastgesteld en iedere verdere beslissing met betrekking tot de zorg- en contactregeling is aangehouden.
1.2.
De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:
- de op 15 april 2020 binnengekomen uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 april 2020;
- de op 11 september 2020 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Ravenhorst;
- de op 15 september 2020 binnengekomen brief van mr. Olie-Hallmans van diezelfde datum;
- de op 16 september 2020 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Olie-Hallmans van 15 september 2020;
- de op 13 januari 2021 binnengekomen brief van mr. Ravenhorst van diezelfde datum;
- de op 14 januari 2021 binnengekomen brief van mr. Olie-Hallmans van diezelfde datum;
- de op 15 maart 2021 binnengekomen brief van mr. Olie-Hallmans van diezelfde datum;
- de op 16 maart 2021 binnengekomen brief van mr. Ravenhorst van 10 maart 2021;
- de op 30 maart 2021 binnengekomen brief van mr. Olie-Hallmans van diezelfde datum;
- de op 1 juni 2021 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Olie-Hallmans van 31 mei 2021;
- de op 8 juni 2021 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Ravenhorst van diezelfde datum;
- de op 10 augustus 2021 binnengekomen onttrekkingsbericht van mr. Ravenhorst van diezelfde datum;
- de op 16 augustus 2021 binnengekomen stelbericht van mr. Spermon-Ploegmakers van diezelfde datum;
- de op 1 september 2021 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Olie-Hallmans van
31 augustus 2021;
- de op 2 september 2021 binnengekomen brief van mr. Spermon-Ploegmakers van diezelfde datum;
- de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotitie van mr. Olie-Hallmans.
1.3.
De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting van 15 september 2021. Ter
zitting zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen: de raad.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank heeft bij beschikking van 1 mei 2019 de echtscheiding tussen
partijen uitgesproken. Daarnaast heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
  • bepaald dat de hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind van partijen
  • de voorlopige zorgregeling vastgesteld inhoudende dat de man en [minderjarige] twee dagen in de maand op zaterdag of zondag onder begeleiding van de oudste zus van de vrouw van 09:00 uur tot 18:00 uur omgang hebben met elkaar, waarbij de man [minderjarige] bij de vrouw ophaalt en haar weer terugbrengt;
  • iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling aangehouden en partijen in de gelegenheid gesteld om de rechtbank te berichten over het verloop van de zorgregeling en de resultaten van het traject bij Youké.
2.2.
De rechtbank heeft bij beschikking van 19 maart 2020:
  • de voorlopige zorgregeling gewijzigd in die zin dat de vader en [minderjarige] contact met elkaar zullen hebben onder begeleiding van Youké, op een door Youké aan te geven wijze en frequentie;
  • de ouders in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling bij Youké en de begeleide zorgregeling bij Youké;
  • de raad verzocht bij een niet positief verloop van het traject te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is;
  • iedere verdere beslissing aangehouden.

3.De verdere beoordeling

De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Het wettelijk kader
3.1.
De ouders zijn samen belast met het ouderlijk gezag. Ingevolge artikel 1:253a
lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Ingevolge het tweede lid van voormeld artikel kan de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of één van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
Het inhoudelijk oordeel
3.2.
Onderhavige zaak betreft een langslepende (echtscheidings)procedure die sinds
eind 2018 aanhangig is bij de rechtbank. Het is tot op heden niet gelukt om een structurele omgangsregeling tot stand te laten komen tussen de vader en [minderjarige] . Ook is het oudertraject na meerdere pogingen verzand.
3.3.
De rechtbank houdt het ervoor dat de moeder niet wenst mee te werken aan de
totstandkoming van het contact tussen de vader en [minderjarige] en dit tegenwerkt. Dat blijkt zowel uit het verloop van de afgelopen jaren waarin de moeder meerdere keren het oudertraject bij Youké heeft afgehouden en de afgesproken zorg- en contactregeling niet is nagekomen, als uit haar afwerende houding tijdens de mondelinge behandeling. Opvalt in dit verband dat de moeder de vader verwijt dat hij geen kaartjes naar [minderjarige] stuurt, terwijl de moeder haar gewijzigde adres eerst tijdens de mondelinge behandeling onder druk van de rechtbank heeft geopenbaard. De niet door feiten en omstandigheden gestaafde sterk afwerende houding en beeldvorming van de moeder richting de vader lijken de oorzaak dat [minderjarige] geen contact wil met haar vader en leiden tot spanningen en angsten bij [minderjarige] op het moment dat het contact er wel is. Op deze manier wordt (meer) schade toegebracht. Het is in het belang van [minderjarige] dat de moeder het contact stimuleert, zodat [minderjarige] de ruimte voelt om contact te hebben met haar vader. Om haar moverende redenen blokkeert de moeder dit.
3.4.
In het voetspoor van het advies van de raad ter zitting ziet de rechtbank geen
heil in een raadsonderzoek. Youké is het geschikte platform voor de ouders om het ouderschap samen in te vullen en het contact tussen de vader en [minderjarige] tot stand te laten komen. Volgens Youké zijn de ouders eerst aan zet om een oudertraject te volgen, voordat het contact tussen de vader en [minderjarige] tot stand kan komen. De verwachting dat het oudertraject alsnog van de grond komt is gelet op het verleden en de aanhoudende weerstand van de moeder niet reëel. Blijkens vaste rechtspraak is het de taak van de rechter er alles aan te doen om het contact tussen een ouder en zijn/haar kind te bevorderen. Gelet hierop stelt de rechtbank in deze eindbeschikking een zorg- en contactregeling vast waarbij de vader en [minderjarige] één dag per veertien dagen omgang met elkaar hebben in het weekend dat de vader in Nederland verblijft. Naar het oordeel van de rechtbank verdient het in beginsel de voorkeur om het contact tot stand te laten komen via de hulpverleningsorganisatie.
3.5.
Hoewel de vader geen dwangmiddel heeft verzocht, omdat hij vreest dat een
dwangmiddel verstorend werkt, ziet de rechtbank gelet op genoemde taakstelling en de weerstand van de moeder aanleiding om ambtshalve een dwangsom te verbinden aan de zorg- en contactregeling ex artikel 1:253a lid 5 BW, in die zin dat de moeder iedere keer dat zij de zorg- en contactregeling niet nakomt € 1.000,- verbeurt, welk bruto bedrag de vader mag verrekenen met de door hem te betalen bruto partneralimentatie. De rechtbank zal de dwangsom maximeren op een totaalbedrag van € 25.000,-.
De proceskosten
3.6.
Omdat de vader en de moeder gewezen echtelieden zijn, zal de rechtbank bepalen dat elk van de ouders de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de voorlopige vastgestelde zorg- en contactregeling en stelt de
navolgende regeling vast:
de vader en [minderjarige] hebben één dag (minimaal 8 uur per omgangscontact) per veertien dagen omgang met elkaar in een weekend dat de vader in Nederland verblijft;
4.2.
bepaalt dat de moeder met ingang van de eerstvolgende maand vanaf de datum
van deze beschikking voor iedere keer dat zij de zorg- en contactregeling zoals
genoemd in 4.1 niet nakomt, aan de vader een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt van bruto € 1.000,-, welk bedrag de vader per keer dat de moeder het bepaalde onder 4.1 niet nakomt, maandelijks mag verrekenen met de door hem te betalen partneralimentatie, tot een maximum totaalbedrag van € 25.000,- bruto;
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen
kosten draagt;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M. Rijksen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2021 in tegenwoordigheid van mr. K.J. de Jong, griffier.