ECLI:NL:RBOVE:2021:3625

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
08.328099.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met blijvend letsel na confrontatie over geparkeerde scooter

Op 28 september 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man, die werd beschuldigd van zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 13 september 2020 in Balkbrug, waar de verdachte een man mishandelde na een confrontatie over een op de stoep geparkeerde scooter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen, wat leidde tot ernstig letsel, waaronder een beschadigde traanbuis en meerdere botbreuken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wat resulteerde in een veroordeling voor zware mishandeling. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, maar de rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, samen met een taakstraf van 200 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor drie minderjarige kinderen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 3.610,95, ter compensatie van de geleden schade door het geweldsdelict. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de impact daarvan op slachtoffers en hun omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.328099.20 (P)
Datum vonnis: 28 september 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 september 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.E. Laarhoven en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. van der Steeg, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 14 september 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 13 september 2020 in Balkbrug (primair) zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer] , dan wel (subsidiair) heeft geprobeerd die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (meer subsidiair) die [slachtoffer] heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 september 2020 te Balkbrug [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten Beschadigde/kapotte (rechter)traanbuis en/of een (barst)wond onder het (rechter)oog (met een blijvend zichtbaar litteken) en/of een of meerdere botbreuk(en) in de wand(en) van de kaakbijholte achter de ogen en/of kneuzing boven het (rechter)oog en/of onderhuids bloedverlies boven het (rechter)oog en/of functiestoornis aan de (rechter)pupil en/of blijvende verstoring van het zicht (waardoor [slachtoffer] een bril zal moeten dragen), heeft toegebracht door in/op/tegen het oog en/of het gezicht en/of hoofd van voorgenoemde [slachtoffer] te slaan of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2020 te Balkbrug ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen in/op/tegen het oog en/of het gezicht en/of hoofd van voorgenoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2020 te Balkbrug [slachtoffer] heeft mishandeld door hem in/op/tegen zijn oog en/of zijn gezicht en/of zijn hoofd te slaan of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten beschadigde/kapotte (rechter)traanbuis (welke door operatief ingrijpen hersteld kan worden) en/of een (barst)wond onder het (rechter)oog (met een blijvend zichtbaar litteken) en/of een of meerdere botbreuk(en) in de wand(en) van de kaakbijholte achter de ogen en/of kneuzing boven het (rechter)oog en/of onderhuids bloedverlies boven het (rechter)oog en/of functiestoornis aan de (rechter)pupil en/of blijvende verstoring van het zicht (waardoor [slachtoffer] een bril zal moeten dragen),
althans enig letsel, ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het primair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het toegebrachte letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel en dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor de eenvoudige mishandeling en dat verdachte moet worden vrijgesproken van het zwaar lichamelijk letsel dat deze mishandeling tot gevolg zou hebben.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangever heeft verdachte en zijn vrienden aangesproken over een voor de woning van aangever geparkeerde scooter. Vervolgens ontstond een (verbaal) conflict waarbij verdachte aangever uiteindelijk hard met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen.
Verdachte heeft bekend dat hij aangever met de vuist in zijn gezicht heeft geslagen. Dat hij hard heeft geslagen, leidt de rechtbank af uit de verklaring van aangever die heeft verklaard dat hij een enorme harde klap in zijn gezicht voelde en dat hij door de impact hiervan achterover op de grond viel. Ook getuige [getuige] heeft verklaard dat aangever door de klap achterover viel. Dat de klap hard is geweest valt ook af te leiden uit het forse letsel dat aangever heeft opgelopen, zoals hierna wordt beschreven.
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde dient er bij verdachte sprake te zijn geweest van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, op zijn minst in voorwaardelijke vorm. Op basis van het navolgende komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval zwaar lichamelijk letsel bij aangever [slachtoffer] – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Naar algemene ervaringsregels roept het hard en met gebalde vuist slaan in het gezicht en daarmee tegen het hoofd de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt, nu het gezicht en het hoofd door de aard, constitutie en door alle vitale functies die hier gesitueerd zijn bij uitstek een kwetsbaar gebied is. Nu het algemene ervaringsregels betreft heeft een ieder – en dus ook verdachte – wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Het hard met gebalde vuist slaan in het gezicht is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het bewerkstelligen van zwaar lichamelijk letsel, dat hieruit volgt dat verdachte die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het letsel dat verdachte bij aangever [slachtoffer] heeft toegebracht worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de letselbeschrijving van aangever [slachtoffer] blijkt onder meer dat hij een barstwond onder het rechteroog, meerdere botbreuken in de wanden van de kaakbijholte achter de ogen en een kneuzing en onderhuids bloedverlies boven het rechteroog heeft opgelopen.
Verder hebben aangever en zijn partner verklaard dat de traanbuis van aangever niet intact is, dat hij last heeft van traanvorming en dat onzeker is of dit operatief kan worden hersteld. Daarnaast hebben zij verklaard dat het zicht van aangever is verminderd en dat hij daardoor een bril moet dragen.
Hoewel het letsel aan de traanbuis niet met medische documenten die specifiek daarop betrekking hebben is onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door aangever en zijn partner afgelegde verklaringen te twijfelen.
De rechtbank is van oordeel dat voormeld letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat aangever als gevolg van de vuistslag structureel brildragend is geworden en niet vast staat dat het letsel aan de traanbuis operatief verholpen kan worden en dat er daarom op dit moment geen uitzicht op volledig herstel is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit, de zware mishandeling, heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 september 2020 te Balkbrug [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een beschadigde rechter traanbuis en een barstwond onder het rechteroog en een of meerdere botbreuken in de wanden van de kaakbijholte achter de ogen en een kneuzing boven het rechteroog en onderhuids bloedverlies boven het rechteroog en blijvende verstoring van het zicht (waardoor [slachtoffer] een bril zal moeten dragen), heeft toegebracht door tegen het oog en het gezicht en hoofd van voorgenoemde [slachtoffer] te slaan of te stompen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 302 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
het misdrijf:
zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde zoals door de reclassering is voorgesteld, met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om te volstaan met de oplegging van een taakstraf en verzocht om bij het bepalen van de hoogte hiervan rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overige relevante omstandigheden. Zij heeft er daarbij op gewezen dat verdachte als enige ouder de zorg voor drie minderjarige kinderen heeft en dat verdachte geen recente documentatie heeft.
Verder heeft de raadsvrouw erop gewezen dat er sprake is van een eigen aandeel van aangever, dat verdachte zich heeft aangemeld voor herstelbemiddeling en dat de inzet van de ondersteuningsgroep van de politie bij aanhouding disproportioneel is geweest.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft [slachtoffer] voor diens woning, in een woonwijk, zwaar mishandeld nadat deze hem en zijn vrienden had aangesproken over een daar op de stoep geparkeerd staande scooter. Na deze mishandeling heeft verdachte het slachtoffer op straat aan zijn lot overgelaten.
Verdachte heeft door zijn handelwijze niet alleen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar hij heeft ook een gevoel van onveiligheid bij het slachtoffer en zijn naasten teweeggebracht.
Dit feit heeft veel impact op het slachtoffer en zijn gezin gehad, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan, ook vanwege de omstandigheid dat dit feit zich vlak voor de woning van aangever heeft voorgedaan. Het behoeft geen betoog dat aangever en zijn gezinsleden zich thuis, maar ook in de buurt van hun huis bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 1 juli 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet in het recente verleden is veroordeeld wegens gewelds- en agressiedelicten.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van het advies van Reclassering Nederland van 13 september 2021. Daarin is onder meer vermeld dat agressie mogelijk een risicofactor is bij verdachte en dat een ambulante behandeling gericht op de regulatie van agressie bij de AFPN of een soortgelijke instelling binnen het kader van toezicht wenselijk zou kunnen zijn. Daarnaast neemt de rechtbank in acht dat verdachte de zorg voor zijn drie bij hem inwonende minderjarige kinderen draagt.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van twee jaar passend en geboden.
De voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan die voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de reclassering genoemde agressieregulatie behandeling als bijzondere voorwaarde verbinden.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens de benadeelde partij is mr. M. Schreijer, advocaat te Groningen, opgetreden. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 3.610,95 (drieduizend zeshonderdentien euro en vijfennegentig eurocent). De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico zorgverzekering € 246,87;
- nieuwe bril € 749,00;
- reiskosten € 115,08.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering geheel wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte is bereid de vordering te betalen. Er wordt geen verweer gevoerd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom geheel toewijzen tot een bedrag van € 3.610,95.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om bij de eventuele oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de gijzeling te stellen op één dag.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het primair bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 46 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: het misdrijf:
zware mishandeling.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- zich ambulant laat behandelen gericht op agressieregulatie door de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord (AFPN) of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de instelling zullen worden gegeven;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de dagen doorgebracht in verzekering twee uren aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 3.610,95;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het primair bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.610,95
` (zegge: drieduizend zeshonderdtien euro en vijfennegentig eurocent), en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 46 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2021.
Mr. M. van Berlo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, recherche Vechtdal met BVH nummer 2020436258. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal aangifte van 14 november 2020, pagina’s 1 t/m 4 inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Op zondag 13 september 2020 omstreeks 20.30 uur.(…) Ik zag nog net dat deze betreffende jongeman op mij af kwam lopen met een flinke vaart. Op het moment dat hij rechts, schuin bij mij stond op armlengte afstand, voelde ik een enorm harde klap in mijn gezicht. Deze klap kwam recht op mijn rechter oog. Ik voelde direct ontzettende pijn in mijn gezicht. Ik voelde dat er bloed over mijn gezicht droop, afkomstig uit de omgeving van mijn rechteroog. Door de klap in mijn gezicht werd ik ontzettend duizelig. Door de impact van de klap in mijn gezicht viel ik achterover op de grond. Ik merkte direct dat ik niets meer kon zien met mijn rechteroog. Ook het zicht met mijn linkeroog was direct na de klap in mijn gezicht minder. (…) In het ziekenhuis ben ik gezien door een oogarts. Deze heeft aangegeven dat mijn traanbuis is beschadigd en het hoornvlies en netvlies van mijn rechteroog is beschadigd. Daarnaast zijn er drie hechtingen aangebracht in de snee direct onder mijn oog (…)
Een schriftelijk stuk, te weten een letselrapportage [slachtoffer] , opgemaakt door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts op 1 oktober 2020, pagina’s 17 en 18, voor zover inhoudende:
1/ barstwond onder het rechter oog doorlopend tot in het onderooglid nabij binnen ooghoek (wond is met 3 hechtingen gesloten)
2/ er zijn 2 botbreuken in de wanden van de kaakbijholte achter de ogen
3/ forse zwelling door kneuzing en onderhuids bloedverlies boven rechter oog
4/ pupil rechter oog staat wijd open / kan niet meer verkleinen a.g.v. kneuzing oogbol door direct inwerkend geweld.
Herstel: Naar verwachting goed functioneel herstel binnen 6 tot 8 weken.
blijvend letsel: Waarschijnlijk blijvend zichtbaar en daardoor ontsierend litteken onder rechter oog. De functiestoornis van de pupil zal waarschijnlijk wel volledig herstellen..
Bijzonderheden: Letsel als direct gevolg van hevig stomp botsend geweld op / rondom het rechter oog.
Het proces-verbaal bevindingen van 17 december 2020, pagina 21, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] , zakelijk weergegeven:
De partner van slachtoffer [slachtoffer] vertelde (…) Vanaf het moment van de klap kan mijn partner niet meer goed zien. Op 9 december 2020 is de ingreep voor de traanbuis geweest. Daarbij bleek dat de traanbuis niet meer intact was. Nu moet er een nieuwe traanbuis komen die middels een operatie gedaan moet gaan worden. (…) mijn partner zal een bril moeten aanschaffen en permanent moeten dragen. Mijn partner heeft dagelijks last van zijn oog en continue een traanoog (…)
Het aanvullend proces-verbaal bevindingen van 13 april 2021, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] , zakelijk weergegeven:
Ik hoorde aangever [slachtoffer] het volgende verklaren: “Ik ben een maand geleden naar het ziekenhuis in Groningen geweest. Er zou tussen mijn ogen en neus een bruggetje gemaakt worden. (…) ik moet dan volledig onder narcose voor de operatie. (…) Ik weet nog niet of ik het wel wil doen. Ik heb nog steeds tranen over mijn wangen lopen als ik buiten ben. Die traanbuis is kapot. Dit zou mogelijk ook met een operatie verbeteren, maar dit kon de arts niet garanderen (…)
Het proces-verbaal verhoor getuige van 15 december 2019, pagina’s 140 t/m 144, inhoudende de door [getuige] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Op zondag 13 september 2020 (…) Toen [naam] wilde opstappen gaf die man een duw aan [naam] . (…) toen hij [naam] van de scooter wilde drukken gaf [verdachte] hem een klap.(…) met de vuist (…) een keer (…)
V: hoe hard sloeg hij?
A: ja, die man viel achterover
Het proces-verbaal verhoor getuige van 15 december 2019, pagina’s 152 t/m 158, inhoudende de door [getuige] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Op zondag 13 september in Balkbrug (…) Die man kwam toen helemaal dreigend naar mij toe.(…) Ik zag dat [verdachte] van de scooter afstapte en hem een keer sloeg (…) hij gaf een stomp (…) in het gezicht (…)
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 december 2020, pagina’s 217 t/m 228, inhoudende de door [verdachte] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Er is aangifte gedaan van zware mishandeling gepleegd op zondag 13 september 2020 omstreeks 21:00 uur in Balkbrug (…) ik ben de dader (…) het slachtoffer (…) bleef zo kort op [naam] staan (…) Ik heb nog eens een keer gewaarschuwd. Dit hielp niet. Toen had ik de kop zo verkeerd staan, ik heb mijn scooter op de standaard gezet en heb die man een klap gegeven. Dit was 1 klap. Hij viel en trok zich direct aan mijn kleren omhoog en toen heb ik hem nog een drukkert gegeven (…)
V: Hoe ging dat dan die klap, hoe hard?
A: (…) dit ging met rechts (…) dit moet wel met de vuist zijn geweest
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 december 2020, pagina’s 237 t/m 239, inhoudende de door [verdachte] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
V: Je hebt eerder verklaard dat jij de aangever 1 klap gaf. Waar raakte jij hem?
A: Op het oog.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 14 september 2021, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 13 september 2020 heb ik [slachtoffer] in Balkbrug met de vuist geslagen. Dat zal op zijn hoofd geweest zijn. [slachtoffer] is naar de grond gegaan. Hij greep mij vast aan de kleren. Hij kwam weer omhoog. Toen heb ik hem nog een duw gegeven.