ECLI:NL:RBOVE:2021:3613

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
ak_21_1408
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr.
  • H.J. Knol
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor maatwerkvoorziening beschermd wonen op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), welke door het college van burgemeester en wethouders van Deventer was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing niet terecht was, omdat verweerder verzoeker zonder enig onderzoek had afgewezen en hem had terugverwezen naar zijn regio van herkomst. Dit was in strijd met de zorgplicht van verweerder, die had moeten onderzoeken waar verzoeker de meeste kans op succes had voor zijn vervolgtraject.

De voorzieningenrechter schorste het besluit van 31 maart 2021 en droeg verweerder op om binnen twee weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle relevante omstandigheden in acht genomen moesten worden. Tevens werd verweerder opgedragen om zich in te spannen voor een oplossing voor verzoeker na 1 oktober 2021, de datum waarop zijn huidige behandeling eindigt. De voorzieningenrechter bepaalde dat het betaalde griffierecht van € 49 aan verzoeker moest worden vergoed en veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van verzoeker, die in totaal € 1.509,60 bedroegen.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van aanvragen voor beschermd wonen en de verplichting van de gemeente om de situatie van de aanvrager goed in kaart te brengen, vooral wanneer er sprake is van een kwetsbare positie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/1408

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

23 september 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. R.C.A. van Niftrik,
en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder,

gemachtigde: L. Zwaagstra.

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn mentoren [naam 1] (tevens zijn moeder) en [naam 2] . Tevens is verschenen mevrouw [naam 3] als begeleider betrokken bij verzoeker en zijn moeder. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 schorst het primaire besluit;
 draagt verweerder op binnen twee weken na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de wijze, zoals omschreven in 3.6 van deze uitspraak;
 draagt verweerder op om zich in te spannen voor een oplossing van de situatie vanaf 1 oktober 2021, zoals verder omschreven in 3.7 van deze uitspraak;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 aan verzoeker te vergoeden;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 1.509,60.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Verzoeker, geboren [geboortedatum] is bekend met een ontwikkelingsstoornis, een verslavingsverleden en psychoses. Sinds 29 januari 2019 is verzoeker onder behandeling bij Dimence op de afdeling herstelgerichte behandeling autisme in Deventer
(locatie Lorna Wing). Verzoeker staat sinds 17 juli 2019 ingeschreven in de gemeente Deventer. Hij heeft daar ook werk, voor vijf ochtenden per week bij [naam 4] .
2.2
Bij besluit van 3 juli 2019 heeft de centrumgemeente Enschede, op advies van het Cimot (Centrale toegang tot maatschappelijke opvang en beschermd wonen in Twente), aan verzoeker een maatwerkvoorziening beschermd wonen toegekend.
2.3
In maart 2021 heeft verzoeker bij verweerder een aanvraag ingediend voor de maatwerkvoorziening beschermd wonen in de gemeente Deventer.
2.4
Bij besluit van 31 maart 2021 heeft verweerder die aanvraag afgewezen. Verweerder heeft verzoeker terugverwezen naar zijn gemeente van herkomst en gewezen op de in die regio eerder afgegeven indicatie voor beschermd wonen.
Verweerder heeft nog toegelicht dat er veel instellingen zijn in de regio Deventer. Om te voorkomen dat er onevenredig veel cliënten die uit die instellingen uitstromen voor zorg en ondersteuning een beroep doen op de gemeente Deventer, zijn er afspraken gemaakt met instellingen dat cliënten na een opname in principe uitstromen naar de regio van herkomst. Verzoeker heeft een beschikking voor beschermd wonen en kan zich wenden tot de gemeenten in de regio Twente die vallen onder het Cimot. Als verzoeker niet naar Hengelo terug wil, zal er binnen Twente vast een andere gemeente zijn die passende vervolgzorg kan gaan bieden.
2.5
Verzoeker heeft verzocht om schorsing van het besluit. Hij wil graag in aanmerking komen voor beschermd wonen in Deventer en meent dat verweerder een wettelijke verplichting heeft om hem daarin tegemoet te komen. Hij heeft veel baat gehad bij de behandeling die hij bij Dimence heeft gekregen. Om zijn leven op de rit te houden en aan zijn toekomst te kunnen werken, wil hij niet terug naar zijn regio van herkomst. Hij is bang om in oude gewoontes te vervallen door de mensen die hij daar kent en tegenkomt. In Deventer is hij bezig een toekomst op te bouwen. Hij heeft daar werk en is bezig daar een sociaal netwerk op te bouwen. Op 1 oktober 2021 moet hij de locatie Lorna Wing van Dimence verlaten.
3.1
Op basis van wat tijdens de zitting is besproken is een spoedeisend belang voldoende aannemelijk gemaakt. De opname bij Lorna Wing eindigt op 1 oktober 2021. Er is nog geen voorziening voor de periode daarna. De beschikking van de gemeente Enschede is van ruim twee jaar geleden. Gelet op wat er sindsdien is gebeurd en gelet op de behandeling die verzoeker heeft gehad is deze indicatie niet zonder meer nog actueel te noemen, zodat deze niet in de weg staat aan een spoedeisend belang.
3.2
Een voorlopig rechtmatigheidsoordeel leidt tot de conclusie dat het besluit van
31 maart 2021 in bezwaar geen stand kan houden. De voorzieningenrechter licht dat als volgt toe.
3.3
Voor beschermd wonen kan een ingezetene van elke gemeente bij elk college aankloppen. Van belang is waar het (vervolg)traject de meeste kans van slagen heeft. Daarbij weegt mee waar iemand een sociaal netwerk heeft en wat iemand zelf wenst.
3.4
Verweerder heeft verzoeker zonder enig onderzoek afgewezen en verzoeker verwezen naar zijn regio van herkomst. Dit is niet terecht geweest. Omdat verzoeker zich heeft gemeld bij verweerder, was het aan verweerder om de aanvraag om beschermd wonen te beoordelen en na te gaan waar dit – als vervolg op de behandeling bij Dimence – de meeste kans van slagen heeft: in Deventer of juist elders. Het is begrijpelijk dat verweerder betekenis heeft toegekend aan het besluit van 3 juli 2019, waarbij op advies van het Cimot aan verzoeker een voorziening voor beschermd wonen is verleend. Verweerder heeft echter de aanvraag afgewezen zonder contact op te nemen met de gemeente Enschede of het Cimot over deze indicatie en de actuele status daarvan. Daarnaast heeft verweerder zich geen rekenschap gegeven van de omstandigheden dat verzoeker inmiddels een behandeling heeft gehad, dat hij de uitdrukkelijke wens heeft om niet terug te gaan naar de regio Twente en dat hij in Deventer werkt en een sociaal leven opbouwt.
3.5
Tijdens de zitting is aan de orde geweest dat verweerder in de bezwaarfase met het Cimot heeft gebeld. Wat er precies is besproken is niet kenbaar, omdat van het telefoongesprek niets op papier staat. De stelling van verweerder dat verzoeker nog onverkort aanspraak kan maken op die beschikking en dat het Cimot geen gevaar voor terugval ziet als verzoeker weer in de regio Twente gaat wonen, is dus niet gestaafd. Verzoeker bestrijdt dit bovendien, nog daargelaten dat hij niet terug wil naar de regio Twente. Het Cimot zou hem juist te kennen hebben gegeven geen actueel beeld van hem te hebben en ook niet te weten nu wat passend en geboden is voor hem.
3.6
De voorzieningenrechter zal het besluit van 31 maart 2021 schorsen en een opdracht geven aan verweerder. Verweerder moet de aanvraag van verzoeker inhoudelijk in behandeling nemen, een onderzoek doen, zoals de Wmo 2015 dat voorschrijft en vervolgens een besluit nemen. Daarbij moet verweerder – in overleg met verzoeker, zijn mentoren en zonodig zijn behandelaar en de centrumgemeente Enschede/het Cimot - alle omstandigheden in beeld brengen die van belang zijn voor de vraag of verzoeker in aanmerking komt voor beschermd wonen en waar dat de meeste kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter stelt hiervoor een termijn van twee weken na deze uitspraak.
3.7
Vooruitlopend op het besluit en naast het onderzoek zal verweerder zich moeten inspannen en zijn medewerking moeten verlenen om samen met verzoeker, zijn mentoren en andere mogelijk betrokkenen een oplossing te zoeken voor de situatie na 1 oktober 2021, als de behandeling en opname bij Lorna Wing eindigt.
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden deze op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vastgesteld op € 1.496 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1). Ook de reiskosten van verzoeker komen voor vergoeding in aanmerking op basis van de kosten van het openbaar vervoer (Zwolle-Deventer v.v. € 13,60). Voor vergoeding van de overig gevraagde proceskosten biedt het Bpb geen grond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. , voorzieningenrechter, in aanwezigheid van H.J. Knol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.