Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
16 september 2021 op het door [eiser] gevorderde beslist. De feiten en de motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, volgen hieronder.
2.De feiten
3.De beoordeling
[eiser] een (voldoende) belang heeft bij haar vorderingen. GGD Twente heeft betoogd dat dit niet het geval is.
artikelen 7:448 BW en 7:450 BW zien echter, zoals GGD Twente ook heeft betoogd, op de relatie tussen patiënt en de hulpverlener. Deze wetsartikelen beogen geen andere, derde, persoon te beschermen. Gesteld noch gebleken is dat in de onderhavige procedure ten aanzien van [eiser] de relatie tussen hulpverlener en patiënt aan de orde is. Uit hetgeen door [eiser] naar voren is gebracht blijkt dat zij beoogt op te komen voor de belangen van de bezoekers van de kermis en in het bijzonder voor het belang van haar zestienjarige dochter. Het antwoord op de vraag of anderen een belang hebben bij het door
gevorderde verbod doet evenwel niet er zake, reeds omdat geen sprake is van een collectieve actie in de zin van artikel 3:305a BW. [eiser] moet zelf een (voldoende) concreet belang hebben bij het door haar gevorderde. Uit de dagvaarding en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling volgt dat [eiser] hoofdzakelijk en in het bijzonder wil voorkomen dat haar zestienjarige dochter zich mogelijk niet goed geïnformeerd laat vaccineren op de kermis. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is hierin echter niet een voldoende eigen belang in de zin van artikel 3:303 BW voor [eiser] gelegen. Daarbij kan niet uit het oog worden verloren dat in artikel 7:447 lid 1 BW is bepaald dat een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt bekwaam is tot het aangaan van een behandelingsovereenkomst ten behoeve van zichzelf. Een zestienplusser, en dus ook de dochter van [eiser] , heeft geen toestemming van zijn/haar ouders nodig voor welke medische verrichting dan ook. Op grond van artikel 7:447 lid 3 BW is een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt eveneens bekwaam zelfstandig in een procedure, en ook buiten rechte, zelf zijn belangen te behartigen. Voor zover [eiser] heeft gesteld dat haar dochter spijt zou kunnen krijgen van een vaccinatie op de kermis en daar mogelijk op psychisch vlak last van zou kunnen ondervinden en dat dit effect zou kunnen hebben op haarzelf en haar gezin, is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit geen voldoende concreet belang is om de rechtsvordering te rechtvaardigen. Dit door [eiser] gestelde belang heeft betrekking op de sociale betrekkingen tussen haar (gezin) en haar zestienjarige dochter en ziet niet op een rechtsbetrekking tussen [eiser] en GGD Twente. Het betreft bovendien een belang dat gezien haar aard niet een rechtens te honoreren belang is binnen de beschermingssfeer van het privaatrecht.
4.De beslissing
16 september 2021. De feiten en de motivering waarop de beslissing steunt, zijn afzonderlijk vastgesteld op 24 september 2021.