In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde had een taakstraf van 30 uren opgelegd gekregen, maar had deze niet uitgevoerd. De advocaat-generaal had daarop besloten om de taakstraf om te zetten in 15 dagen vervangende hechtenis. De veroordeelde, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D. Greven, maakte bezwaar tegen deze beslissing, met als argument dat hij vanwege fysieke en mentale problemen niet in staat was om de taakstraf te verrichten. Dit werd onderbouwd met medische gegevens en een rapport van de reclassering, waarin werd gesteld dat er geen sprake was van onwil, maar van onmacht.
Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 25 augustus 2021, heeft de politierechter kennisgenomen van het dossier en het reclasseringsrapport. De officier van justitie steunde het bezwaar en stelde dat de beslissing tot omzetting van de taakstraf niet had mogen plaatsvinden, omdat de termijn voor de taakstraf inmiddels was verstreken. De politierechter oordeelde dat de veroordeelde inderdaad niet in staat was om de taakstraf te verrichten, en dat de beslissing van de advocaat-generaal om de taakstraf om te zetten in vervangende hechtenis volstrekt onbegrijpelijk was. Het bezwaarschrift werd gegrond verklaard, en de rechter bepaalde dat de taakstraf op nihil werd gesteld.
De uitspraak werd gedaan door mr. B.W.M. Hendriks, in aanwezigheid van griffier E.P. Endlich, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. De rechter heeft de beslissing van het Openbaar Ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen gewijzigd, waardoor de veroordeelde niet langer een taakstraf hoeft te verrichten.