ECLI:NL:RBOVE:2021:3579

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
C/08/263139 / JE RK 21-452
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarige kinderen en de rol van ouders en jeugdzorg

In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) verzocht om ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft op 22 maart 2021 uitspraak gedaan. De kinderrechter oordeelde dat [minderjarige 1] in haar ontwikkeling wordt bedreigd en daarom onder toezicht zal worden gesteld voor de duur van een half jaar. Voor [minderjarige 2] was er echter geen aanleiding om hem onder toezicht te stellen, aangezien hij geen contact met zijn moeder wenst en geen last heeft van het ontbreken van dit contact. De kinderrechter concludeerde dat een gedwongen maatregel voor [minderjarige 2] averechts zou werken.

De kinderrechter heeft de ouders en de betrokken partijen gehoord tijdens een mondelinge behandeling. De raad had aanvankelijk verzocht om een ondertoezichtstelling, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de situatie van [minderjarige 1] een ondertoezichtstelling rechtvaardigt, terwijl [minderjarige 2] zelfstandig kan blijven. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] goedgekeurd, met de verwachting dat dit kan bijdragen aan een betere omgangsregeling tussen de kinderen en hun ouders. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek om [minderjarige 2] onder toezicht te stellen afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaakgegevens: C/08/263139 / JE RK 21-452
datum uitspraak: 22 maart 2021

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

raad voor de kinderbescherming,

gevestigd te Almelo,
hierna te noemen: de raad,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] , en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. K.M. Kuipers-Ten Voorde,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,

en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming Overijssel,

de gecertificeerde instelling,
hierna te noemen: de GI
gevestigd te Hengelo (O).

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van een e-mailbericht met bijlage van de raad, ingekomen bij de griffie op 23 februari 2021. De raad heeft in zijn rapport aanvankelijk voorwaardelijk en ter zitting onvoorwaardelijk verzocht [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel voor de duur van een half jaar.
Op 24 februari 2021 is een e-mailbericht van mr. Kuipers-Ten Voorde binnengekomen bij de griffie.
Op 2 maart 2021 heeft de kinderrechter de zaak gelijktijdig mondeling behandeld met zaaknummers: C/08/247887 / FA RK 20/1121 en C/08/251790 / JE RK 20/1322 ter zitting met gesloten deuren behandeld. In de andere zaken wordt bij afzonderlijke beschikkingen beslist. Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door mr. Kuipers-Ten Voorde, de vader en de heer [A] namens de raad.
Met toestemming van de kinderrechter is na de zitting een e-mailbericht van [minderjarige 2] van
10 maart 2021 binnengekomen. Het eerste geplande gesprek tussen [minderjarige 2] en de kinderrechter heeft geen doorgang kunnen vinden. De uitnodiging van het tweede geplande gesprek is per abuis bij moeder terechtgekomen waardoor zowel [minderjarige 2] als vader niet op de hoogte was van het gesprek. Daarna heeft [minderjarige 2] ervoor gekozen om zijn standpunt toch kenbaar te maken door middel van voornoemd e-mailbericht.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige 1] woont bij de moeder en [minderjarige 2] woont bij de vader.

Het verzoek

Primair heeft de raad geadviseerd om de beslissing ten aanzien van de meest wenselijke omgangsregeling tussen [minderjarige 2] en zijn moeder en [minderjarige 1] en haar vader aan te houden voor de duur van zes maanden om ouders de gelegenheid te geven in de tussenliggende periode, op vrijwillige basis, hulpverlening in te roepen en zo stappen voorwaarts te maken in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Subsidiair verzoekt de raad [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling te weten Stichting Jeugdbescherming Overijssel voor de periode van een half jaar indien ter zitting blijkt dat ouders niet open staan voor vrijwillige hulpverlening.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de raad onvoldoende vertrouwen heeft in ouders dat hulpverlening in het vrijwillig kader ingeschakeld wordt en tot een positief resultaat omtrent de omgangsregeling zal leiden, vanwege de opstelling van vader. De raad handhaaft het verzoek om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling te weten Stichting Jeugdbescherming Overijssel voor de periode van een half jaar.

Het standpunt van belanghebbenden

[minderjarige 2] wil graag met rust gelaten worden. Hij wil geen gesprekken meer over zijn moeder voeren omdat hij zich wil concentreren op school en sport. Hoe het contact met moeder in de toekomst eruit gaat zien weet hij nog niet. [minderjarige 2] heeft en wil ook wel contact met [minderjarige 1] . De aanwezigheid van de partner van moeder in haar huis en de negatieve ervaringen die hij met deze man heeft opgedaan toen hij nog bij moeder en haar partner woonde, staan bij hem nog steeds in de weg aan hervatting van welk contact dan ook met moeder. Hij is daar stellig en vasthoudend in.
[minderjarige 1] wil graag contact hebben en blijven houden met zowel haar vader als [minderjarige 2] .
Vader zou [minderjarige 2] nooit tegenhouden in het contact met moeder maar [minderjarige 2] geeft volgens vader zelf aan dat hij geen contact met moeder wil. Vader wil het liefst rust voor zijn zoon en een dwingende factor, zoals een ondertoezichtstelling, zal daarbij niet helpen. Vader en [minderjarige 1] hebben sinds kort een poosje geregeld contact.
Moeder kan zich vinden in het verzoek van de raad. Alle initiatieven die moeder heeft genomen om het contact tussen [minderjarige 2] en haar te hervatten lopen op niets uit. Het is van belang dat [minderjarige 2] een onbelast contact kan onderhouden met beide ouders. Volgens moeder dient een onafhankelijke instantie erop toe te zien dat hulpverlening wordt ingeschakeld en dat de adviezen worden opgevolgd en nageleefd, desnoods middels het geven van een schriftelijke aanwijzing. Vrijwillige hulpverlening lijkt geen optie om te voorkomen dat het contact tussen moeder en [minderjarige 2] definitief verbroken blijft omdat moeder geen motivatie bij vader ziet.

De beoordeling

Gelet op de overgelegde stukken en hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige 1] in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De kinderrechter ziet voor [minderjarige 2] geen aanleiding om hem onder toezicht te stellen. [minderjarige 2] wil geen contact met zijn moeder en heeft er naar eigen zeggen geen last van dat hij zijn moeder niet meer ziet en spreekt. Hij is consequent en vasthoudend in dat standpunt. Een gedwongen maatregel zal voor [minderjarige 2] naar verwachting alleen maar averechts werken. Ook is gebleken dat vader hulpverlening bij het contactherstel tussen [minderjarige 2] en moeder niet ondersteunt. Door [minderjarige 2] onder toezicht te stellen zal vader zijn hakken nog meer in het zand zetten en niet gaan werken aan het bijstellen van zijn houding.
Voor [minderjarige 1] is dit anders. Zij en vader hebben sinds een poosje geregeld contact en ook [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben contact. Een jeugdzorgwerker kan proberen om een betere omgangsregeling tussen [minderjarige 1] en vader en tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot stand te brengen. Hier lijkt iedereen wel voor open te staan. De kinderrechter heeft er echter onvoldoende vertrouwen in dat het ouders zelfstandig gaat lukken om in de huidige situatie verandering te brengen. De GI kan het proces begeleiden, ondersteunen en monitoren.
De ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] zal naast betere regelingen en afspraken als bijkomend voordeel kunnen opleveren dat het contact tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ervoor kan zorgen dat [minderjarige 2] wellicht milder zal zijn richting moeder en er een opening voor het contactherstel tussen [minderjarige 2] en moeder kan ontstaan. Moeder kan geholpen worden door de jeugdbeschermer bij het maken van openingen om afzonderlijk in contact te kunnen komen met [minderjarige 2] en hem uitleg geven over de punten die hem dwarszitten, zodat hij de pijn over het verleden eerder een plekje kan geven. Het is van belang dat [minderjarige 2] een neutraal en positief moederbeeld krijgt aan de hand van nieuwe en eigen ervaringen. Hoe langer het negatieve beeld van [minderjarige 2] over moeder blijft bestaan, hoe moeilijker het wordt om het beeld van moeder bij te stellen en het contact te herstellen. Moeder is en blijft de moeder van [minderjarige 2] .
De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1] onder toezicht stellen voor de duur van een half jaar en het verzoek om [minderjarige 2] onder toezicht te stellen afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Overijssel voor de duur van een half jaar, met ingang van 22 maart 2021 tot 22 september 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
wijst af het meer of anders verzochte;
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van K.K. van Haarst, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2021.