In deze zaak vorderde de Almelo's Woningstichting "Beter Wonen" ontbinding van de huurovereenkomst met een huurder, hierna aangeduid als [gedaagde], wegens huurachterstand en schade aan de woning. De huurder had sinds 2000 een woning gehuurd van Beter Wonen, maar had een huurachterstand opgebouwd van drie maanden, met name over de maanden juli 2020 en augustus 2021. Tijdens een eerdere zitting bij het Gerechtshof was overeengekomen dat de huurder de huur voor de eerste van de maand moest betalen, maar dit was niet nageleefd. De kantonrechter oordeelde dat de huurder in verzuim was en dat de huurovereenkomst ontbonden moest worden. De ontruiming van de woning werd vastgesteld op 1 januari 2022.
Daarnaast vorderde Beter Wonen vergoeding voor herstelkosten van de voordeur, die beschadigd was tijdens een politie-inval in de woning. De kantonrechter oordeelde dat de huurder aansprakelijk was voor deze schade, omdat deze was ontstaan door een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De vordering tot schadevergoeding werd toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter wees de tegenvorderingen van de huurder af, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De proceskosten werden aan de zijde van Beter Wonen begroot op € 999,40, en de huurder werd veroordeeld in deze kosten.
Het vonnis werd uitgesproken op 7 september 2021 door kantonrechter U. van Houten, en de ontruiming werd vastgesteld voor 1 januari 2022.