11.De beslissing
in de zaak met parketnummer 08/211093-20
ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van feit 1;
in de zaak met parketnummer 08/045754-21 en 08/211093-20
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08/045754-21 primair en het in de zaak met parketnummer 08/211093-20 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte in de zaak met parketnummer 08/045754-21 primair en in de zaak met parketnummer 08/211093-20 onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/045754-21
het misdrijf:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is;
parketnummer 08211093-20
feit 2, het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
- verklaart verdachte strafbaar voor het in de zaak met parketnummer 08/045754-21 primair en het in de zaak met parketnummer 08/211093-20 onder 2 bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoedingen in de zaak met parketnummer 08/045754-21
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
€ 3.262,28 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 3.262,28 (drieduizendtweehonderdentweeënzestig euro en achtentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.262,28 (drieduizendtweehonderdentweeënzestig euro en achtentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 42 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 3.269,58 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 3.269,58 (drieduizendtweehonderdennegenenzestig euro en achtenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.269,58 (drieduizendtweehonderdennegenenzestig euro en achtenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 42 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.975,01 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van € 1.975,01 (duizendnegenhonderdenvijfenzeventig euro en één eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
11 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.975,01 (duizendnegenhonderdenvijfenzeventig euro en één eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 29 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding in de zaak met parketnummer 08/211093-20
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 2) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08/275866-19
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter te Almelo van
4 december 2019 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en
mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021.
Mr. Van Rosmalen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 08/045754-21
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2020431590 (onderzoek Reiger02) van 1 april 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (pag. 70 en 71) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres 1] in Almelo. Mijn vriendin is gisterenavond om 21:30 - 22:00 uur naar bed gegaan. Wij slapen op de eerste etage aan de achterzijde van onze woning. Ik ben rond 23:15 uur naar bed gegaan. Ik heb de lampen en de televisie uit gedaan toen ik naar bed ging. De buitenverlichting bleef wel aan. Ik heb op een gegeven moment, ongeveer 20 minuten later, twee paracetamols gepakt. Deze lagen beneden.
Daarna ben ik weer naar bed gegaan. Ik lig in bed en hoor in één keer een knal. Dat was niet normaal. Die was zo hard. Ik ben naar beneden gelopen.
Ik liep de woonkamer in. Ik keek naar onze ramen aan de achterzijde van de woning. Ik keek in het licht van de lamp die brandde in de achtertuin. Ik zag slierten op de ramen, later bleek dit dat scheuren in het glas waren. Toen ik daar stond en naar de ramen keek zag ik een wit poeder dwarrelen in de woonkamer. Er hing wat in de lucht en ik rook het ook. Ik liep naar de achterzijde van onze woning en zag dat er gaten in onze ruiten zaten. Ik voelde dat er wat op de grond lag, ik trapte ergens op. Ik zag dat er ook een gat in de ruit van de achterdeur zat. Toen had ik door dat het bij ons gebeurd was.
2.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 1] Almelo) van
[verbalisant] en [verbalisant] van 8 oktober 2020 (pag. 37-39), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 september 2020 om 02:00 uur kwamen wij naar aanleiding van een ontploffing explosief voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 1] in Almelo.
Ter hoogte van de voordeur in de brandgang zagen wij de koperkleurige beugel van een handgranaat op de grond. De beugel werd door ons verpakt, verzegeld en in beslag genomen voor nader onderzoek op humaan biologische sporen.
Door ons werd de brandgang en de daar aan grenzende schuttingdelen van de [adres 2] en [adres 1] bekeken. Wij zagen diverse gaten in de schutting van [adres 1] en inslagen in de schutting van [adres 2] . Wij constateerden dat er scherfdelen dwars door de schutting van [adres 1] zijn gegaan en vervolgens in de schutting van [adres 2] zijn ingeslagen.
Door ons werd met toestemming van de bewoners van [adres 2] hun achtertuin betreden. In deze achtertuin zagen wij een grote granaatscherf welke hier terecht was gekomen.
Ook [adres 3] werd door ons met toestemming van de bewoners bekeken. Bij dit perceel troffen we niet alleen scherfdelen in de achtertuin aan maar zagen we ook dat er schade was ontstaan aan een slaapkamerraam op de tweede woonlaag van de woning. Het betrof een slaapkamerraam dat het dichtst aangrenzend aan het [adres 1] was. Wij concludeerden dat er een scherf door het kunststof frame van de ruit moet zijn gegaan waarbij ook de voorliggende hor werd beschadigd. In deze slaapkamer lag op het moment van de ontploffing een van de kinderen van het gezin te slapen.
In de beklinkerde achtertuin van [adres 1] zagen we tussen de tuintafel en droogmolen een krater van zo'n 15 x 15 cm. Wij zagen aan het fijne gruis en de uitgewaaierde beroeting en het ontbrandingspatroon om de krater dat hier de handgranaat tot ontploffing is gekomen.
Aan diverse beschadigde objecten in de achtertuin konden wij zien dat er scherfdelen waren ingeslagen. Tot aan de dakgoot van de woning toe.
In de achtergevel en rolluik troffen wij een groot aantal inslagen van scherven aan waarvan een paar dusdanig vast in de gevel zaten dat deze er niet uit te krijgen waren.
In de woning konden wij zien dat een aantal scherfdelen dwars door het rolluik waren gegaan en de dubbel beglaasde woonkamerruit aan de achterzijde hadden gebroken. Wij zagen dat een paar scherfdelen in de isolatielaag van de dubbele ruit waren terecht gekomen.
In de keuken die zich bij de achterdeur bevindt, troffen wij een scherfdeel op de keukenvloer aan die door de ruit van de achterdeur was gegaan en afgeketst op een keukenkastje.
Enkele scherfdelen die door de ruiten waren gegaan kwamen tot ver in de woonkamer. Wij zagen beschadigingen in het plafond die veroorzaakt waren door deze scherfdelen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] (pag. 76), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
In het onderzoek Reiger20 zijn door aangever [slachtoffer 1] beelden ter beschikking gesteld die zijn opgenomen met vier aan zijn woning -van bewegingssensoren voorziene- bevestigde camera’s. Deze beelden zijn door mij op zondag 13 september en donderdag 24 september 2020 uitgekeken.
Van 00.11.25 tot 00.11.28 uur loopt een persoon de gang in, voor de voordeur langs en
verdwijnt uit beeld terwijl hij verder de gang inloopt. Kennelijk heeft de persoon een (niet
herkenbaar) voorwerp in zijn rechterhand.
Te 00.11.36 uur is te zien dat een voorwerp, vanuit de richting van de gang naast de woning, over de schutting neerwaarts in de richting van het terras achter de woning “vliegt”. Het volgende moment is te zien dat een rond/ovaal voorwerp over de terrasregels rolt en te
00.11.40 uur tot ontploffing komt.
Van 00.11.37 tot 00.11.40 uur rent een persoon dezelfde gang uit.
4.
De kennisgeving van inbeslagneming van [verbalisant] en [verbalisant] (pag. 13 en 14), onder meer inhoudende:
Volgnummer 11
Goednummer : PL0600-2020431590-2353353
Aantal/eenheid : 1 stuks
Verpakking : breathable bag
Merk/type : granaat beugel
Kleur : goudkleurig
Spooridentificatienummer : AANH0895NL
Bijzonderheden : oprit/steeg tussen [adres 2] en [adres 1] thv voordeur.
5.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, te weten het NFI rapport “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een brandstichting in Almelo op 11 september 2020” van dr. ir. A.M. Rolloos van 28 december 2020 (pag. 113 en 114), onder meer inhoudende zakelijk weergegeven:
Beugel AANH0895NL van een handgranaat
De gehele beugel is bemonsterd gericht op het verzamelen van DNA van degene(n) die de beugel heeft/hebben gehanteerd. De bemonstering is als AANH0895NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
Het DNA-profiel van [verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1991) is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek vanwege een overeenkomst in de DNA databank.
Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN (omschrijving):AANH0895NL#01 (beugel van een handgranaat)
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal twee personen:
- [verdachte] (zie ‘DNA-databank). Bewijskracht: meer dan 1 miljard
- minimaal één onbekende persoon.
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
DNA-mengprofiel AANH0895NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
In de zaak met parketnummer 08/211093-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020392763 van 26 augustus 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] (pag. 18 en 19) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 juli 2020 heb ik contact opgenomen met de SNS bank in verband met de diefstal van de bankpas van de schaakvereniging. Deze pas hoort bij rekeningnummer [rekeningnummer] . Ik hoorde toen van de medewerker van de SNS bank dat er transacties hadden plaatsgevonden met de gestolen pas. Bij de Rabobank aan De Werf in Almelo € 70,-- en twee keer € 40,--. Dit was gebeurd om 14.01 uur, 14.07 uur en 14.08 uur.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] (pag. 21) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de aangifte van [slachtoffer 5] heeft hij verklaard dat hij van de SNS Bank begrepen heeft dat geldopnames en/of pintransacties hebben plaatsgevonden met de pinpas welke aangever als gestolen heeft opgegeven. Deze pinpas zit gekoppeld aan rekeningnummer [rekeningnummer] .
Van de medewerker van de bank kreeg ik telefonisch te horen dat, nadat de bankpas was weggenomen, de volgende transacties hebben plaatsgevonden:
6 juli 2020 te 14:01 uur, 14:07 uur en 14:08 uur hebben er geldopnames plaatsgevonden bij de pinautomaat van de Rabobank aan De Werf in Almelo.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] (pag. 24 en 25) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De camera is gericht op De Werf in Almelo en de in de Rabobank geplaatste
geldautomaat aan het Kloosterpad. Op de beelden datum en tijd 6 juni 2020 (
de rechtbank begrijpt 6 juli 2020)zie ik dat verdachte 2 een getinte man is. Hij heeft een smal postuur. Zijn haar is donker van kleur en is kort geknipt. Verder draagt hij een halflange jas waarvan het gedeelte op borst en schouders donkerder is dan de rest van de jas. Hij draagt onder de jas een donkere broek en donkere schoenen.
Vervolgens heb ik de beelden uitgekeken van de geldautomaat van de Rabobank. Dan zie ik dat verdachte 1 naar de geldautomaat loopt. Ik zie dat in zijn rechterhand een pasje vast heeft. Verdachte 1 brengt zijn hand met het pasje er in, in de richting van de
geldautomaat. In zijn linkerhand houdt hij een prop papier vast. Meteen komt ook verdachte 2 in beeld van de camera. De handen van beiden zijn in de richting van de geldautomaat. Ik zie dat beider handen regelmatig richting geldautomaat gaan. Ook wordt meerdere keren een pas ingebracht en weer uitgenomen. Op tijdstip 14:06:29 haalt verdachte 2 een bankpas uit de geldautomaat. De achterzijde van de betaalpas is zichtbaar. Dit is een pas van de SNS bank. Op de beelden is te zien dat de pas meerdere keren ingebracht wordt. Op de beelden is steeds weergegeven wat er de handelingen zijn die gedaan worden door de verdachten. Er wordt twee maal 40 euro opgenomen.
4.
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van [verbalisant] (pag. 39 en 40) met bijlagen onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 juli 2020 kreeg ik een aandachtvestiging van BT Noord. Daarin werd op basis van de volgende informatie en beeldmateriaal de herkenning van een persoon gevraagd.
De aandachtvestiging bevatte 12 foto's.
De persoon links in beeld, groen/zwarte jas, geen hoofdbedekking op foto 3, de persoon links in beeld op foto 5 en de persoon links in beeld op foto 11 herken ik als: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] .
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als politieagent. De persoon heb ik de afgelopen jaren meerdere keren gecontroleerd. Tevens vaker op straat zien lopen en op de briefing voorbij zien komen. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: vorm van zijn gezicht, ogen, vorm van neus. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto's zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevraagd.