ECLI:NL:RBOVE:2021:3524

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
08.294965.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van partner en vrijspraak voor ontuchtige handelingen met kind

Op 14 september 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel en ontuchtige handelingen met een kind. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor de mishandeling van zijn partner, die in het bijzijn van kinderen plaatsvond. De vrouw liep hierbij een gebroken neus, oogletsel en een gebroken wijsvinger op. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van ontuchtige handelingen met een van de kinderen, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 31 augustus 2021, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de mishandeling van de levensgezel bewezen was, gebaseerd op de verklaringen van de aangeefster en ondersteunend bewijs van een forensisch arts. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden, en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De opgelegde straf was in lijn met de aanbevelingen van deskundigen, die de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwden. De rechtbank benadrukte het belang van veiligheid binnen het gezin, vooral in het bijzijn van kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.294965.20 (P)
Datum vonnis: 14 september 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P. Bonthuis, advocaat in Joure, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na aanpassing omschrijving van de tenlastelegging van 31 augustus 2021 als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan:
Fei1 1 primair: het aanranden van een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten [kind] ;
Feit 1 subsidiair: het plegen van ontuchtige handelingen met iemand jonger dan zestien jaar en die verdachte als kind behorend tot zijn gezin verzorgt of opvoedt, te weten [kind] ;
Feit 2:mishandeling van zijn levensgezel [aangeefster] en mishandeling van [kind] die verdachte als kind behorende tot zijn gezin verzorgt of opvoedt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.

hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15 augustus 2015 tot en met 16 november 2020 te Zwolle, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door

- het bezigen van dwingende woorden,
- voort te bouwen op toegepast geweld in het gezin,
- het negeren van signalen van verzet,
- het gebruik maken van zijn fysieke en/of mentale overwicht,
- stevig vastpakken en/of
- inboezemen van angst,

[kind] , zijnde een kind dat hij, verdachte, verzorgt/opvoedt als behorende tot zijn gezin, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het

- houden/drukken van zijn penis tegen de vagina van die [kind] ,
- betasten/wrijven/voelen aan/over de vagina en/of de schaamlippen van die [kind] en/of
- likken en/of betasten van de borsten van die [kind] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15 augustus 2015 tot en met 16 november 2020 te pleegplaats Zwolle, (telkens) met [kind] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, zijnde een kind dat hij, verdachte, verzorgt/opvoedt als behorende tot zijn gezin, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- houden/drukken van zijn penis tegen de vagina van die [kind] , - betasten/wrijven/voelen aan/over de vagina en/of de schaamlippen van die [kind] en/of
- likken en/of betasten van de borsten van die [kind] ;

(Artikel art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 247 Wetboek van Strafrecht)

2.

hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van het jaar 2015 tot en met 19 november 2020 te Zwolle (telkens)

- zijn levensgezel, [aangeefster] , heeft mishandeld door haar (telkens) tegen haar hoofd/gezicht en/of lichaam te slaan en/of schoppen en/of aan haar haren te trekken en/of
- [kind] , zijnde een kind dat hij, verdachte, verzorgt/opvoedt als behorende tot zijn gezin, heeft mishandeld door haar (telkens) tegen haar arm(en) en/of lichaam te slaan en/of haar (zeer) stevig vast te pakken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat de onder 2 ten laste mishandeling van zijn levensgezel [aangeefster] wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde zedenfeiten en de onder 2 ten laste gelegde mishandeling van [kind] heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, omdat zij dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde zedenfeiten en de onder 2 ten laste gelegde mishandeling van [kind] . Voor zover de rechtbank de onder 2 ten laste gelegde mishandeling van [aangeefster] bewezen acht, dient de bewezenverklaarde periode te worden beperkt tot 2015, omdat de mishandeling ergens in dat jaar heeft plaatsgevonden, zo stelt de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair en 2, voor wat betreft de mishandeling van [kind] , ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Gelet hierop zal de rechtbank het in dit kader gevoerde verweer dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd in de zin van artikel 359a Sv onbesproken laten.
De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 2 tenlastegelegde mishandeling van zijn levensgezel [aangeefster] , heeft begaan. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte haar in de ten laste gelegde periode meermalen heeft mishandeld.
De rechtbank gaat hierbij uit van de verklaringen zoals die door aangeefster [aangeefster] zijn afgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaringen te twijfelen.
Haar verklaring wordt ondersteund door de op 6 februari 2021 door de forensisch arts
S.J.Th. van Kuijk opgemaakte letselbeschrijving, waaruit onder meer naar voren komt dat aangeefster op 11 december 2015 op de spoedeisende hulp van het Isala ziekenhuis in Zwolle is behandeld aan een gebroken neus, letsel aan het linkeroog en een gebroken linker wijsvinger.
Haar verklaring wordt verder ondersteund door de verklaringen van [kind] .
De rechtbank ziet geen aanleiding om de bewezen verklaarde periode te beperken tot 2015. Hiertoe is redengevend dat aangeefster heeft verklaard dat zij ook tijdens de zwangerschap van haar jongste kind ( [naam 1] , geboren op [geboortedatum 3] ) en haar een na jongste kind ( [naam 2] , geboren op [geboortedatum 4] ) is mishandeld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van het jaar 2015 tot en met 19 november 2020 te Zwolle (telkens) zijn levensgezel, [aangeefster] , heeft mishandeld door haar (telkens) tegen haar hoofd/gezicht en/of lichaam te slaan en/of schoppen en/of aan haar haren te trekken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 216 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van drie jaren
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een veroordeling een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Met deze straf heeft verdachte zijn straf al ruim gehad en is geen ruimte meer voor een voorwaardelijk strafdeel, zo stelt de raadsman.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zijn partner meermalen mishandeld. Hij heeft haar daarmee angst aangejaagd en een gevoel van onveiligheid bezorgd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, ook door de omstandigheid dat dit feit zich in de huiselijke sfeer heeft voorgedaan in het bijzijn van kinderen. Het behoeft geen betoog dat gezinsleden zich thuis bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met de verdachte betreffende Pro Justitia rapportage, psychologisch rapport van 24 juni 2021 uitgebracht door drs. N. Märker, GZ-psycholoog waarin onder meer wordt geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten en hem maximaal af te straffen.
De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met de inhoud van het advies van de Reclassering Nederland van 9 augustus 2021 dat zich aansluit bij voormeld advies van de psycholoog. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 25 augustus 2021. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een verscheidenheid aan delicten waaronder gewelddelicten.
De rechtbank houdt rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte – met name ook vanwege zijn eerdere veroordelingen - een gevangenisstraf toekomt. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om een gedeelte van de aan verdachte toekomende straf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van
3 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2, het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. J. de Ruiter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, onderzoek FORFOUR/ONRBC20485. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 2, de mishandeling [aangeefster] :
Het proces-verbaal bevindingen van 21 november 2020, pagina’s 1 t/m 3, inhoudende het relaas van verbalisant R. Bakker, zakelijk weergegeven:
In het vervolggesprek sprak [kind] het volgende uit:
Toen haar moeder zwanger was van het jongste kind lag zij 's nachts bij [kind] op
de kamer te slapen. (…) [verdachte] kwam toen schreeuwend de slaapkamer op en probeerde met trappen het gezicht van moeder te raken. Dit lukte niet omdat moeder haar handen voor
haar gezicht hield. (…) Ik heb moeder [aangeefster] uit zichzelf horen zeggen dat [verdachte] haar vier jaar geleden een gebroken neus heeft geslagen. (…) Ik hoorde [aangeefster] ook zeggen dat [verdachte] haar tweemaal had mishandeld tijdens de zwangerschap van het een na jongste kind en het jongste kind. Verder bevestigde zij het bovengenoemde verhaal van [kind] over de mishandeling in de slaapkamer.
Het proces-verbaal bevindingen van 18 november 2020, pagina’s 20 en 21, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , zakelijk weergegeven:
[aangeefster] verklaarde dat [verdachte] 's nachts bij haar kwam als hij wat dingen met haar wilde doen. Dat zij dit niet wilde en dat hij haar dan schopte. Dat hij haar toen aan haar haren uit de kamer sleepte en dat hij hierbij haar T-shirt kapot had getrokken. Dit was volgens haar 1 keer gebeurd.
Het proces-verbaal aangifte van 19 november 2020, pagina’s 22 t/m 36 inhoudende de door [aangeefster] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
(…) Mijn kinderen zijn: (…), (…), (…), [naam 3] , hij is geboren op [geboortedatum 5] , (…) [naam 2] , zij is geboren op [geboortedatum 4] , [naam 1] , hij is geboren op [geboortedatum 3] (…)
[verdachte] dacht dat ik met een andere man aan de telefoon zat. Hij heeft mij toen geslagen. Hij sloeg me een gebroken neus en een blauw oog. (…) ik ben de volgende dag naar de dokter gegaan. (…) Mijn zoontje [naam 3] lag tussen ons in toen hij me sloeg. (…) [naam 3] was toen een jaar en een paar maanden. (…) Hij heeft me nog twee keer, na de gebroken neus en het blauwe oog, geslagen. Hij heeft me een keer geduwd, toen viel ik op de grond. Ik was toen zwanger van de jongste. Hij heeft me ook nog een keer geslagen. Ik was toen ook zwanger. Ik weet niet meer of dit tijdens de laatste of de een na laatste zwangerschap was. (…) V: En de andere keer, hoe ging dat toen hij jou sloeg?
A. Ik had ruzie met hem. Hij was al een beetje opgefokt. Ik weet niet waarover. Ik liep naar de trap en hij kwam me achterna. Hij zei: "ga naar boven, ga naar boven". Toen duwde hij me ook. (…) Dit waren de drie keren dat hij het ook daadwerkelijk geweld gebruikte? (…) Hij heeft me een keer geschopt (…) Hij kwam me toen wakker maken en zei kom mee. Ik wilde dat niet. Toen gaf hij me een trap en pakte mijn hand en trok me naar hem toe. Hij trok mijn shirt kapot. De kinderen waren daarbij.(…)
Het proces-verbaal verhoor getuige van 19 november 2020, pagina’s 37 t/m 47, inhoudende de door [kind] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
A: De eerste keer dat hij mijn moeder sloeg, had zij haar neus gebroken. Haar oog bloedde toen ook. Je kan dat nog wel zien in haar gezicht. Ik lag te slapen toen dat gebeurde. (…)
A: Mijn moeder zei dat hij jaloers was op een berichtje. Die iemand naar haar stuurde. Maar volgens mij was dat gewoon familie en stuurt die persoon altijd hartjes enzo. Maar dat [verdachte] haar daarom had geslagen.
V: Is dat één keer of vaker gebeurd bij je moeder?
A: Vaker. Maar volgens mij niet dat ze wat gebroken had ofzo.
V: Maar wel vaker dat?
A: Dat ze geslagen werd.
V: Hoe weet je dat?
A: Ik heb het weleens gezien. Niet dat ik per se naast haar zat op dat moment, maar zag het wel gebeuren.
V: Heb je een idee hoe vaak je gezien hebt dat je moeder werd geslagen door [verdachte] ?
A: Vier keer. (…)
(…) Mijn broertje (…) was erbij was toen [verdachte] mijn moeder voor het eerst sloeg. (…)
De letselbeschrijving van [aangeefster] van 6 februari 2021, pagina’s 128 en 129, opgemaakt door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts:
(…) 11-12-2015: Mishandeld (…) huisarts heeft doorverwezen naar SEH lsala alwaar gebroken neus, zwelling en bloeduitstorting rond linker oog, wondje onder linker oog, verminderd zien met linker oog en gebroken wijsvinger links werden geconstateerd. (…)
Letsel:
Hoofd/hals: Zie letsel 11-12-2015: gebroken neus en oogletsel (…)
Armen: Zie letsel 11-12-2015: gebroken wijsvinger links (…)