ECLI:NL:RBOVE:2021:3522

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
08.017146.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens noodweer na dodelijke vuistslag; veroordeling voor openlijke geweldpleging

Op 23 augustus 2020 vond er een vechtpartij plaats in Enschede, waarbij een 25-jarige man betrokken was die uiteindelijk handelde uit noodweer. De rechtbank Overijssel sprak de verdachte vrij van mishandeling met dodelijke gevolgen, omdat hij handelde in zelfverdediging. De vechtpartij resulteerde in de dood van een van de betrokkenen, die na de confrontatie met een hoofdwond naar het ziekenhuis werd gebracht, maar op 24 augustus 2020 overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de fatale afloop, aangezien hij niet de initiator van het geweld was en zijn acties gerechtvaardigd waren.

Twee andere mannen, die ook betrokken waren bij de vechtpartij en onder invloed van alcohol waren, werden wel veroordeeld voor openlijke geweldpleging. Zij kregen een taakstraf van 100 uur opgelegd. De rechtbank benadrukte dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld, maar dat zijn handelen niet als strafbaar kon worden aangemerkt in het licht van de omstandigheden van de zaak. De uitspraak werd gedaan na een openbare terechtzitting op 27 augustus 2021, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging nam. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit, terwijl de andere twee mannen wel verantwoordelijk werden gehouden voor hun daden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.017146.21 (P)
Datum vonnis: 14 september 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 23 augustus 2020 in Enschede openlijk geweld in vereniging heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2020,
in de gemeente Enschede,
op of aan de openbare weg, te weten op/aan/nabij de Haverstraatpassage, in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit het (meermalen, althans eenmaal) (van achteren)
aanvallen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of (met kracht) duwen van die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2] en/of in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 2] slaan en/of stompen en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 2] schoppen/trappen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op 23 augustus 2020 omstreeks 01.45 uur heeft een vechtpartij plaatsgevonden op de openbare weg, de Haverstraatpassage in het centrum van Enschede. Bij deze vechtpartij waren in totaal vijf personen betrokken. Er was sprake van twee vechtende partijen, enerzijds [naam] (hierna: [naam] ), [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en [verdachte] (hierna: [verdachte] ), anderzijds [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). De vechtpartij duurde ongeveer 50 seconden.
De politie kreeg die nacht een melding dat er in Enschede een persoon knock-out was geslagen. Op de Haverstraatpassage zagen de verbalisanten [naam] op straat liggen. Verbalisanten zagen dat hij een hoofdwond had en niet bij kennis was. [naam] is met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht waar hij is behandeld en geopereerd. Op maandag 24 augustus 2020 omstreeks 13.00 uur is [naam] overleden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezenverklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier, hetgeen op de terechtzitting is besproken en de op de terechtzitting getoonde camerabeelden van de vechtpartij, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 23 augustus 2020 loopt [naam] samen met [verdachte] , gevolgd door [medeverdachte] , vanuit de Menistenstraat in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die op dat moment in gesprek zijn met getuige [getuige] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staan beiden met hun rug in de richting van [naam] , [verdachte] en [medeverdachte] . Zonder aanleiding geeft [naam] [slachtoffer 1] een duw waardoor [slachtoffer 1] op de grond valt. [verdachte] maakt vervolgens een schoppende/slaande beweging in de richting van [slachtoffer 1] .
[verdachte] en [medeverdachte] maken schoppende/trappende bewegingen in de richting van [slachtoffer 2] waardoor deze tegen een etalageruit terecht komt. De vijf personen blijven daarna met elkaar in gevecht; over en weer wordt geduwd, getrokken en worden er slaande bewegingen gemaakt. De vechtpartij eindigt als [naam] knock-out gaat. Bij [slachtoffer 1] is letsel vastgesteld, te weten onder meer een verkleuring rondom zijn linker oog, een huidbeschadiging op de onderlip en een gevoelige kaak.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het geweld van voldoende gewicht is.
Verdachte heeft op de zitting op 27 augustus 2021 verklaard dat, nadat [slachtoffer 1] als gevolg van een duw op de grond was gevallen, een gevecht is ontstaan tussen beide groepen. Tijdens dat gevecht heeft hij in elk geval [slachtoffer 2] geschopt waardoor deze tegen een etalageruit terecht is gekomen.
Door zich te gedragen als hiervoor door de rechtbank is overwogen en door verdachte zelf is verklaard heeft verdachte een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging. Dit geweld vond zichtbaar voor het uitgaanspubliek plaats op de openbare weg, te weten de Haverstraatpassage te Enschede. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging gepleegde geweld.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en nadien door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 augustus 2021, voor zover inhoudend de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. het proces-verbaal van bevindingen, pagina 140, 145 tot en met 147, voor zover inhoudend het relaas van de verbalisant;
3. het proces-verbaal van bevindingen, pagina 149 tot en met 156, voor zover inhoudend het relaas van de verbalisant.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 augustus 2020, in de gemeente Enschede, op de openbare weg, te weten op de Haverstraatpassage, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het van achteren aanvallen van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en met kracht duwen van die [slachtoffer 1] en in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] slaan en/of stompen en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] schoppen/trappen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 100 uren en bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd inhoudende dat aan verdachte een geheel of toch anders een grotendeels voorwaardelijke taakstraf moet worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich onder invloed van een behoorlijke hoeveelheid alcohol gemengd in een vechtpartij die begonnen werd door [naam] met wie verdachte op stap was. Verdachte heeft zich geen seconde bedacht, maar heeft direct geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die in de minderheid waren. [slachtoffer 1] heeft daarbij letsel opgelopen. Meerdere personen zijn ongewild getuige geweest van de vechtpartij en de afloop daarvan. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke ongeregeldheden gevoelens van angst en onveiligheid teweeg brengen. Verdachte heeft aan het ontstaan van die gevoelens een bijdrage geleverd en dat rekent de rechtbank hem aan.
Anderzijds houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat verdachte’s kameraad [naam] aan de gevolgen van de vechtpartij is overleden en verdachte moet leven met het besef dat hij, door op 23 augustus 2020 een andere keuze te maken, het overlijden van [naam] wellicht had kunnen voorkomen. Ook is verdachte blijkens zijn justitiële documentatie van
2 juli 2021 niet eerder veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het over verdachte opgemaakte rapport van de Reclassering Nederland van 20 augustus 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Bij verdachte is geen structurele problematiek wat betreft agressieregulatie waargenomen. In algemeen opzicht heeft verdachte zijn leven op orde. Hij volgt een BBL-opleiding tot schilder. Na afronding van zijn opleiding kan hij bij zijn stagebedrijf aan het werk. Verdachte heeft een stabiele bron van inkomsten. Hij woont bij zijn ouders. De reclassering schat de kans op recidive in als laag. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een taakstraf.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting tenslotte gekeken naar de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting (LOVS), waarin voor openlijke geweldpleging tegen personen waarbij sprake is van lichamelijk letsel als uitgangspunt een taakstraf van 150 uren wordt genoemd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren, zoals door de officier van justitie geëist, voldoende recht doet aan de ernst van het feit. Oplegging van een deels of volledig voorwaardelijke straf, zoals door de raadsvrouw van verdachte is betoogd, acht de rechtbank gelet op de ernst van het feit niet aan de orde. Met een onvoorwaardelijke veroordeling gaat ook een signaal uit naar potentiële geweldplegers in de maatschappij die zich in of nabij uitgaansgelegenheden bevinden. Daarnaast voegt een voorwaardelijke straf in casu niets toe nu de reclassering het opleggen van voorwaarden niet heeft geadviseerd en een stok achter de deur niet nodig lijkt.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2020399536, onderzoek Patrijs, gesloten op 20 november 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.