4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier, hetgeen op de terechtzitting is besproken en de op de terechtzitting getoonde camerabeelden van de vechtpartij, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 23 augustus 2020 loopt [naam] samen met [verdachte] , gevolgd door [medeverdachte] , vanuit de Menistenstraat in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die op dat moment in gesprek zijn met getuige [getuige] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staan beiden met hun rug in de richting van [naam] , [verdachte] en [medeverdachte] . Zonder aanleiding geeft [naam] [slachtoffer 1] een duw waardoor [slachtoffer 1] op de grond valt. [verdachte] maakt vervolgens een schoppende/slaande beweging in de richting van [slachtoffer 1] .
[verdachte] en [medeverdachte] maken schoppende/trappende bewegingen in de richting van [slachtoffer 2] waardoor deze tegen een etalageruit terecht komt. De vijf personen blijven daarna met elkaar in gevecht; over en weer wordt geduwd, getrokken en worden er slaande bewegingen gemaakt. De vechtpartij eindigt als [naam] knock-out gaat. Bij [slachtoffer 1] is letsel vastgesteld, te weten onder meer een verkleuring rondom zijn linker oog, een huidbeschadiging op de onderlip en een gevoelige kaak.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het geweld van voldoende gewicht is.
Verdachte heeft op de zitting op 27 augustus 2021 verklaard dat, nadat [slachtoffer 1] als gevolg van een duw op de grond was gevallen, een gevecht is ontstaan tussen beide groepen. Tijdens dat gevecht heeft hij in elk geval [slachtoffer 2] geschopt waardoor deze tegen een etalageruit terecht is gekomen.
Door zich te gedragen als hiervoor door de rechtbank is overwogen en door verdachte zelf is verklaard heeft verdachte een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging. Dit geweld vond zichtbaar voor het uitgaanspubliek plaats op de openbare weg, te weten de Haverstraatpassage te Enschede. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging gepleegde geweld.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en nadien door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 augustus 2021, voor zover inhoudend de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. het proces-verbaal van bevindingen, pagina 140, 145 tot en met 147, voor zover inhoudend het relaas van de verbalisant;
3. het proces-verbaal van bevindingen, pagina 149 tot en met 156, voor zover inhoudend het relaas van de verbalisant.