ECLI:NL:RBOVE:2021:3519

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
08.214656.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling met dodelijke gevolgen na vechtpartij in Enschede

Op 23 augustus 2020 vond er een vechtpartij plaats in het centrum van Enschede, waarbij een 25-jarige man, hierna aangeduid als verdachte, betrokken was. De vechtpartij ontstond toen het dodelijke slachtoffer, samen met twee vrienden, zonder enige aanleiding de verdachte en zijn vriend aanvielen. De verdachte gaf het slachtoffer, dat hem had geduwd, een enkele vuistslag, waarna het slachtoffer met zijn achterhoofd op de straat viel en een dag later overleed aan de gevolgen van ernstig schedelhersenletsel. De rechtbank Overijssel oordeelde dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen tegen een wederrechtelijke aanranding. De officier van justitie vorderde vrijspraak, en de verdediging stelde dat de verdachte uit noodweer handelde. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een noodweersituatie en dat de vuistslag proportioneel was, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van mishandeling met dodelijke gevolgen. De benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.214656.20 (P)
Datum vonnis: 14 september 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Tunç, advocaat in Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
23 augustus 2020 [slachtoffer] heeft mishandeld, ten gevolge waarvan
[slachtoffer] is overleden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2020,
in de gemeente Enschede,
[slachtoffer] heeft mishandeld,
door die [slachtoffer] (met (veel) kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd te
stompen/te slaan (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] (achterover) met zijn
(achter)hoofd op de straat is gevallen), terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op 23 augustus 2020 omstreeks 01.45 uur heeft een vechtpartij plaatsgevonden op de openbare weg, de Haverstraatpassage in het centrum van Enschede. Bij deze vechtpartij waren in totaal vijf personen betrokken. Er was sprake van twee vechtende partijen, enerzijds [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en [naam 2] (hierna: [naam 2] ), anderzijds [verdachte] (hierna: [verdachte] ) en [naam 3] (hierna: [naam 3] ). De vechtpartij duurde ongeveer 50 seconden.
De politie kreeg die nacht een melding dat er in Enschede een persoon knock-out was geslagen. Op de Haverstraatpassage zagen de verbalisanten [slachtoffer] op straat liggen. Verbalisanten zagen dat hij een hoofdwond had en niet bij kennis was. [slachtoffer] is met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht waar hij is behandeld en geopereerd. Op maandag
24 augustus 2020 omstreeks 13.00 uur is [slachtoffer] overleden.
Zijn overlijden wordt verklaard door ernstig schedelhersenletsel, opgetreden door hevige stomp-botsende geweldsinwerking op het hoofd. Vooralsnog wordt met name het letsel links achter op het hoofd aangemerkt als oorzaak voor dit letsel.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu sprake is van noodweer en dat daarmee de wederrechtelijkheid aan het feit is komen te vervallen. De officier van justitie vordert daarom vrijspraak.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat verdachte uit noodweer een klap heeft gegeven.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier, hetgeen op de terechtzitting is besproken en de op de terechtzitting getoonde camerabeelden van de vechtpartij, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 23 augustus 2020 omstreeks 01.45 uur loopt [slachtoffer] samen met [naam 2] , gevolgd door [naam 1] , vanuit de Menistenstraat in de richting van [verdachte] en [naam 3] die op dat moment in gesprek zijn met getuige [getuige 1] . [verdachte] en [naam 3] staan beiden met hun rug in de richting van [slachtoffer] , [naam 2] en [naam 1] . Zonder aanleiding geeft [slachtoffer] [verdachte] een duw waardoor [verdachte] op de grond valt. [naam 2] maakt vervolgens een schoppende/slaande beweging in de richting van [verdachte] . [naam 2] en [naam 1] maken schoppende/trappende bewegingen in de richting van [naam 3] waardoor deze tegen een etalageruit terecht komt. De vijf personen blijven daarna met elkaar in gevecht; over en weer wordt geduwd, getrokken en worden er slaande bewegingen gemaakt. Op camerabeelden van [juwelier] is zichtbaar dat [verdachte] in gevecht is met een persoon als [naam 1] rennend in beeld komt en [verdachte] zeer kort nadert. Daarbij is te zien dat [naam 1] een beweging met zijn been in de richting van [verdachte] maakt.
Op camerabeelden van getuige [getuige 2] is te zien dat [verdachte] daardoor uit balans wordt gebracht en dat [verdachte] , 50 seconden na de eerste duw door [slachtoffer] , een slaande beweging maakt richting [slachtoffer] , die achterover valt en met zijn hoofd op de straat terecht komt, alwaar hij blijft liggen. De vechtpartij eindigt als [slachtoffer] knock-out gaat. [verdachte] heeft verklaard [slachtoffer] tegen zijn hoofd te hebben geslagen, waardoor [slachtoffer] op de grond viel.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat vaststaat dat [verdachte] [slachtoffer] in/op/tegen zijn gezicht/hoofd heeft gestompt/geslagen, dat [slachtoffer] als gevolg daarvan met zijn hoofd op de straat is gevallen, dat die val heeft geleid tot onder andere letsel links achter op zijn hoofd waardoor schedelhersenletsel is ontstaan, als gevolg waarvan [slachtoffer] uiteindelijk een dag later in het ziekenhuis is overleden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of [verdachte] uit noodweer heeft gehandeld en om die reden dient te worden vrijgesproken.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake moet zijn geweest van een noodweersituatie, door een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waarbij het doel van de verdediging noodzakelijk en het verdedigingsmiddel proportioneel moet zijn.
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of er sprake is van een noodweersituatie.
Uit de ter terechtzitting getoonde camerabeelden en de verklaringen van [verdachte] , [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] is de rechtbank gebleken dat [slachtoffer] zonder aanleiding [verdachte] duwt, waardoor hij op de grond valt, en dat [naam 2] en [naam 1] direct daarop volgend geweld gebruiken richting [verdachte] en [naam 3] . Vanaf dat moment is gedurende ongeveer 50 seconden sprake van een onafgebroken gevecht over en weer, waarbij de groep van [slachtoffer] in aantal de overhand heeft. Kort voor het moment dat [verdachte] [slachtoffer] de vuistslag geeft waardoor [slachtoffer] komt te vallen, ligt het moment - te zien op de camerabeelden van de juwelier en hiervoor benoemd – dat [naam 1] aan komt rennen en een beweging met zijn been in de richting van [verdachte] maakt. Daaruit maakt de rechtbank op dat de geweldshandelingen in de richting van [verdachte] nog steeds plaatsvinden. Op het moment dat [verdachte] [slachtoffer] voornoemde vuistslag geeft, staan partijen tegenover elkaar, stapt [slachtoffer] in de richting van [verdachte] en [naam 3] en maakt [slachtoffer] armgebaren. Uit die armgebaren kan de rechtbank niet afleiden dat daarmee het gevecht – en de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding – ten einde is gekomen. [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat het gevecht voor hem nog steeds gaande was en dat de dreiging nog steeds bestond. Naar het oordeel van de rechtbank was dan ook op het moment van het geven van voornoemde vuistslag nog sprake van een gevecht, en dus van een noodweersituatie.
Voor beantwoording van de vragen of het doel van de verdediging noodzakelijk was en het verdedigingsmiddel proportioneel acht de rechtbank het volgende van belang. [verdachte] heeft verklaard dat hij zich niet aan de aanranding kon onttrekken door (bijvoorbeeld) te vluchten. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij kort daarvoor zonder aanleiding was aangevallen en bij hem de angst bestond dat hij op het moment van vluchten onderuit gehaald zou worden. Hij wilde een ‘kopschop’-situatie voorkomen. De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat voor [verdachte] geen reële en redelijke mogelijkheid bestond om zich aan de aanranding te onttrekken. Voor [verdachte] bestond dus een situatie waarin hij zich mocht verdedigen. De rechtbank acht de wijze van verdediging geboden en noodzakelijk en de gehanteerde methode – het geven van een enkele vuistslag – proportioneel.
Dat deze vuistslag heeft geleid tot ernstig hersenletsel waaraan [slachtoffer] is overleden is een uiterst triest gevolg van dat door [verdachte] uitgeoefende geweld, maar doet niets af aan de proportionaliteit van die vuistslag op dat moment.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep op noodweer slaagt. Daarom kan niet gezegd worden dat de mishandeling wederrechtelijk was. Om die reden spreekt de rechtbank [verdachte] vrij.

5.De schade van benadeelde

5.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen wegens affectieschade tot een totaalbedrag van € 17.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank [naam 4] niet-ontvankelijk dient te verklaren.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 4] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.