ECLI:NL:RBOVE:2021:3516

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
08.952209.16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsfraude door bestuurder van vennootschappen met onttrekking van activa aan de boedel

Op 14 september 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 72-jarige man, die werd beschuldigd van faillissementsfraude. De verdachte had als bestuurder van de besloten vennootschappen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. goederen onttrokken aan de boedel van deze vennootschappen, die op 7 april 2015 en 16 juni 2015 failliet waren verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een Chrysler Grand Voyager had overgeschreven naar zijn privévermogen zonder hiervoor te betalen, en dat hij ook de inventaris van de vennootschappen had onttrokken zonder tegenprestatie. Door zijn gebrekkige administratie had de curator geen zicht op de activa in de boedel, wat leidde tot benadeling van de schuldeisers. De verdachte weigerde bovendien om informatie te verstrekken aan de curator, wat zijn verantwoordelijkheden als bestuurder verder ondermijnde.

Tijdens de zitting op 2 september 2021 werd de vordering van de officier van justitie besproken, die een taakstraf van 70 uren had geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen betrokkenheid meer had bij de vennootschappen na de verkoop van zijn aandelen. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor de onttrekking van activa en het niet voldoen aan zijn administratieve verplichtingen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde de verdachte een taakstraf op van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren werd uitgevoerd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de schuldeisers en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.952209.16 (P)
Datum vonnis: 16 september 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1949 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 september 2021
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.A. Reah en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. W.R. Jonk, advocaat in Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:schuldeisers van zijn failliet verklaarde besloten vennootschappen heeft benadeeld door goederen te onttrekken uit de boedel;
feit 2:(ter benadeling van schuldeisers) geen (volledige) administratie heeft gevoerd en/of bewaard van zijn failliet verklaarde besloten vennootschappen;
feit 3:geen gehoor heeft gegeven aan oproepen van de curator om inlichtingen te verstrekken ten aanzien van zijn failliet verklaarde vennootschappen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 14 augustus 2015 te
Kampen en/of te Lelystad en/of te Putten en/of Zwolle en/of Amsterdam en/of
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
-als bestuurder in de periode 1 juni 2014 tot en met 20 januari 2015 en
-als feitelijk/indirect bestuurder in de periode 21 januari 2015 tot en met 14
augustus 2015
van (een) rechtsperso(o)nen, te weten de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V.
en/of de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V.
welke besloten vennootschap(pen) -respectievelijk- op 7 april 2015 door de
Rechtbank Overijssel (zittingsplaats Zwolle) en op 16 juni 2015 door de
Rechtbank Midden-Nederland (zittingsplaats Lelystad) failliet waren/was
verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van die
besloten vennootschap(pen) lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft
verantwoord en/of enig goed aan de boedel heeft onttrokken,
immers heeft/hebben verdachte en/of verdachter mededader(s) met dat opzet
een of meer van de hieronder genoemde goederen onttrokken aan de boedel van
voornoemde
rechtsperso(o)n(en), te weten:
- een Chrysler Grand Voyager met kenteken [kenteken] en/of
- de inventaris en de (bedrijfs)voorraden van bovengenoemde rechtspersonen,
onder andere bestaande uit parket/laminaat, verlichting/lampen,
(rol)gordijnen, gordijnstoffen, tapijt, bedden, schilderijen en vloerbedekking;

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 14 augustus 2015 te
Kampen en/of te Lelystad en/of te Putten en/of Zwolle en/of Amsterdam en/of
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
-als bestuurder in de periode 1 juni 2014 tot en met 20 januari 2015 en
-als feitelijk/indirect bestuurder in de periode 21 januari 2015 tot en met 14
augustus 2015
van (een) rechtsperso(o)nen, te weten de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V.
en/of de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V.
welke besloten vennootschap(pen) -respectievelijk- op 7 april 2015 door de
Rechtbank Overijssel (zittingsplaats Zwolle) en op 16 juni 2015 door de
Rechtbank Midden-Nederland (zittingsplaats Lelystad) failliet waren/was
verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van die
besloten vennootschap(pen) niet heeft voldaan aan de op hem rustende
verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge
artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. artikel 15i,
eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid,
van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel
10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en/of te
voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in
die/dat artikel(en) bedoeld,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders met dat opzet
geen (volledige) administratie gevoerd en/of bewaard
en/of (vervolgens) op (een) daartoe strekkend(e) verzoek(en)/vra(a)g(en) van
de curator die (volledige) administratie niet aangeleverd in het/de
faillissement(en) van [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 1] B.V.
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
dat aan hem, verdachte, te wijten is dat
in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 14 augustus 2015 te
Kampen en/of te Lelystad en/of te Putten en/of Zwolle en/of Amsterdam en/of
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
-als bestuurder in de periode 1 juni 2014 tot en met 20 januari 2015 en
-als feitelijk/indirect bestuurder in de periode 21 januari 2015 tot en met 14
augustus 2015
van (een) rechtsperso(o)nen, te weten de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V.
en/of de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V.
welke besloten vennootschap(pen) -respectievelijk- op 7 april 2015 door de
Rechtbank Overijssel (zittingsplaats Zwolle) en op 16 juni 2015 door de
Rechtbank Midden-Nederland (zittingsplaats Lelystad) failliet waren/was
verklaard,
-niet is voldaan aan de ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse
vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek omschreven verplichtingen ten opzichte van het voeren van
een administratie en/of
-dat de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers waarmee volgens die
artikelen administratie is gevoerd en de boeken, bescheiden en/of
gegevensdragers die ingevolge die artikelen zijn bewaard, niet in ongeschonden
staat tevoorschijn zijn gebracht,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders geen (volledige)
administratie van voornoemde rechtsperso(on)en gevoerd en/of bewaard, althans
onvoldoende maatregelen genomen om de administratie te (laten) voeren en/of te
(laten) bewaren en/of (vervolgens) op (een) daartoe strekkend(e) vordering(en)
en/of verzoek(en) en/of vra(a)g(en) van de curator die (volledige)
administratie niet tevoorschijn gebracht of aangeleverd of laten tevoorschijn
brengen of laten aanleveren in het/de faillissement(en) van [bedrijf 2] B.V. en/of
[bedrijf 1] B.V.;

3.

hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 7 april 2015 tot en
met 14 augustus 2015 te Kampen en/of te Lelystad en/of te Putten en/of Zwolle
en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
als feitelijk/indirect bestuurder van (een) rechtsperso(o)nen, te weten de
besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V. en/of de besloten vennootschap [bedrijf 1]
B.V.
terwijl deze besloten vennootschap(pen) -respectievelijk- op 7 april 2015 door
de Rechtbank Overijssel (zittingsplaats Zwolle) en op 16 juni 2015 door de
Rechtbank Midden-Nederland (zittingsplaats Lelystad) failliet waren/was
verklaard,
en meerdere malen wettelijk door de curator opgeroepen tot het geven van
inlichtingen heeft geweigerd bij de curator te verschijnen en/of heeft
geweigerd de vereiste inlichtingen te geven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van al het tenlastegelegde. Verdachte heeft zijn aandelen in [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. op 20 januari 2015 verkocht. Vanaf die datum was hij formeel geen bestuurder meer en ook had hij geen bemoeienis met de B.V.’s als feitelijk of indirect bestuurder. Er is vanaf die datum ook geen sprake van medeplegen. Verdachte heeft een algemene volmacht verstrekt aan medeverdachte [medeverdachte] , die zich vervolgens naar buiten presenteerde als vertegenwoordiger van de B.V.’s. Verdachte had op geen moment het vermoeden dat de bedrijven niet meer levensvatbaar waren of dat een faillissement onafwendbaar was. Dit blijkt alleen al uit het feit dat hij [medeverdachte] had ingeschakeld om de bedrijven te saneren. Van benadeling van schuldeisers is derhalve geen sprake geweest. Het voertuig en de goederen die verdachte uit de boedel van zijn bedrijven heeft gehaald, zijn rekening courant verrekend. Verdachte heeft bovendien een aantal vorderingen met privégeld voldaan en had derhalve een vordering op de rechtspersonen. Ook dat is een contra-indicatie voor een te verwachten faillissement.
Ten aanzien van het tweede feit moet worden vastgesteld dat verdachte wel een administratie voerde. Uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt immers dat er administratie is overgedragen. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor opzet op benadeling van schuldeisers, ook niet vanwege de verkoopprijs van de aandelen, omdat medeverdachte [medeverdachte] verdachte voorhield dat de B.V.’s voldoende levensvatbaar waren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1, 2 primair en 3 heeft begaan en overweegt daartoe het volgende. [1]
4.3.1. (
feitelijk/indirect) bestuurder
Verdachte was bestuurder van de rechtspersonen [bedrijf 2] B.V. (sinds 2006) en [bedrijf 1] B.V. (sinds 2010) [2] (hierna: [bedrijf 2] en [bedrijf 1] ). Omdat de B.V’s in 2014 in financieel zwaar weer verkeerden, schakelde verdachte hulp in van medeverdachte [medeverdachte] . [3] Op
4 juni 2014 heeft verdachte [verdachte] een brief gestuurd naar verhuurder [naam 2] dat hij een adviseur heeft aangesteld die zijn belangen zal behartigen. Medeverdachte [medeverdachte] stuurde op 23 juni 2014 een brief aan [naam 2] dat hij in verband met de financiële problemen binnen [bedrijf 2] en [bedrijf 1], het crediteurenbeheer en alle correspondentie hieromtrent over had genomen. Op 22 september 2014 heeft verdachte een volmacht verleend aan [medeverdachte] om als gemachtigde
“onze zaken te regelen en te behartigen betreffende de reorganisatie van ons bedrijf”. [4] Op 20 januari 2015 heeft verdachte het bestuurderschap en de aandelen van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] voor €1,00 overgedragen aan [naam 1] . [5] Verdachte had daarna geen bemoeienis meer met [bedrijf 2] en [bedrijf 1] , ook niet als feitelijk of indirect bestuurder. [medeverdachte] had de vertegenwoordiging van beide bedrijven op zich genomen en was betrokken bij de verkoop van de aandelen. Verdachte was niet aanwezig bij de overdracht van de BV’s bij de notaris en ook niet bij de overdracht van de administratie aan [naam 1] . Nergens blijkt uit dat verdachte na overdracht van de aandelen aan [naam 1] nog betrokken was bij de bedrijfsvoering. De rechtbank stelt vast dat verdachte als bestuurder van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] kan worden aangemerkt in de periode van 1 juni 2014 tot en met 20 januari 2015, maar niet in de periode daarna. [bedrijf 2] is op
7 april 2015 en [bedrijf 1] op 16 juni 2015 failliet verklaard. [6]
4.3.2
Wetenschap van het aanstaande faillissement.
In de zomer van 2014 heeft verdachte contact gezocht met medeverdachte [medeverdachte] omdat het bedrijf financieel in zwaar weer verkeerde. Op 4 juni 2014 stuurde hij verhuurder [naam 2] een brief waarin hij stelde dat hij een adviseur had aangesteld. [7] Er lag in die periode beslag op de Crysler Voyager. Ook was er een geschil met de verhuurder van het bedrijfspand. Verdachte heeft gesteld dat de vennootschappen ook een tegenvordering zouden hebben, doch moest er rekening mee houden dat er, na verrekening van deze toen nog niet vastgestelde vordering, een bedrag aan schuld voor de vennootschappen zou resteren. [8]
Op 13 augustus 2014 heeft [medeverdachte] een brief aan de crediteuren van de vennootschappen verstuurd [9] met onder andere de volgende tekst:
Op verzoek van [bedrijf 2] B.V./ [bedrijf 1] B.V., verder te noemen cliënte, hebben wij de financiële situatie van de onderneming doorgelicht, zoals eerder al aan u meegedeeld. N.a.v. hiervan het volgende;
De totale schuldpositie bedraagt ca. € 300.000,-. Er is geen activa in de onderneming en de stand van de debiteuren nihil.
In diezelfde brief is een akkoord aangeboden van uitkering van 10% aan de concurrente crediteuren en 20% aan de preferente crediteuren tegen finale kwijting en werd vermeld dat daarmee het maximale zou worden bereikt. Er was dus toen al sprake van meerdere schuldeisers. Bovendien dreigde er, zo heeft verdachte ter zitting verklaard, het risico van een volgend beslag op de Chrysler, reden voor verdachte om de auto en de inventaris van de vennootschappen in september en oktober 2014 over te hevelen naar andere (rechts)personen. [10] Daarnaast is relevant dat verdachte zijn aandelen in de vennootschappen in januari 2015 verkocht voor €1,00 aan [naam 1] . [11] Voor het op naam zetten van de vennootschappen heeft [naam 1] € 950,- ontvangen vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] . [12]
Uit voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte vanaf in ieder geval 4 juni 2014 wist dat er een faillissement voor de vennootschappen dreigde en dat deze dreiging, ondanks de inspanningen van [medeverdachte] , is blijven bestaan. Deze dreigende faillissementen zijn ook daadwerkelijk uitgesproken.
4.3.3 Feit 1
De Chrysler Grand Voyager met kenteken [kenteken] was in eigendom bij [bedrijf 2] . Het kenteken stond op naam van de B.V. [13] Op 19 september 2014 heeft verdachte de auto onder zich genomen als privébezit en het kenteken op zijn naam gezet. Verdachte heeft daarover ter terechtzitting verklaard dat een schuldeiser beslag had gelegd op de auto en hij zowel de vordering van de schuldeiser als de waarde van de auto met privégeld heeft betaald, zodat er niet opnieuw beslag kon worden gelegd. [14] De rechtbank leidt uit deze verklaring af dat verdachte meerdere schulden had en vrees had voor beslagleggingen door schuldeisers.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het dossier echter niet gebleken dat tegenover de onttrekking van de auto een betaling door verdachte heeft gestaan. Ook de ter terechtzitting overgelegde lijst met transacties biedt daarvoor onvoldoende steun.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte de auto aan de boedel heeft onttrokken zonder de waarde van die auto in te brengen in die boedel en dat hij, wetende dat er meerdere schuldeisers waren, daarmee deze (toekomstige) schuldeisers zou benadelen.
De curator heeft aangifte gedaan en verklaard dat [verdachte] op 20 november 2014 een nieuwe B.V. heeft opgericht, te weten [bedrijf 3] B.V. De activa van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] zijn overgedragen aan [bedrijf 3] B.V. [15] Uit het dossier blijkt niet, behalve uit de eigen verklaring van verdachte, dat er enig bedrag is betaald voor deze activa en een administratie over deze transactie ontbreekt. Ondanks dat er geen administratie is ten aanzien van de goederen, blijkt het te gaan om parket, verlichting, gordijnen, schilderijen en rollen vloerbedekking. [16]
Omdat niet blijkt dat [bedrijf 3] B.V. heeft betaald voor de goederen, oordeelt de rechtbank dat deze activa van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] aan de vennootschappen c.q. de boedel zijn onttrokken, terwijl verdachte wist dat er meerdere schuldeisers waren en hij daarmee deze (toekomstige) schuldeisers zou benadelen.
4.3.4 Feit 2
Verdachte heeft verklaard dat hij de administratie heeft overgedragen aan [medeverdachte] en dat hij geen kopie heeft gemaakt. [17] [medeverdachte] heeft de administratie vervolgens overgedragen aan [naam 3] op het station Zwolle. [naam 1] was daarbij aanwezig. Het zou zijn gegaan om twee of drie mappen. [18] De persoon die op het moment van faillissement als bestuurder van de vennootschappen geregistreerd stond, mevrouw [naam 4] , stelt dat zij niets met de vennootschappen van doen heeft of heeft gehad. Zij is mogelijk slachtoffer geworden van identiteitsfraude. [19] Uit de registers van de Kamer van Koophandel blijkt dat [naam 1] de aandelen in [bedrijf 2] en [bedrijf 1] aan [naam 4] heeft overgedragen en dat op
9 maart 2015 verhuizing van de vennootschappen is doorgegeven van het adres van [naam 4] naar de [adres 2] . [20] Uit de aangifte van de curator en de faillissementsverslagen van 3 april 2019 blijkt ook dat er geen boekhouding is en dat de bestuurder niet reageert op verzoeken en sommaties tot het verstrekken van de administratie. De jaarrekeningen over de jaren 2011, 2012 en 2013 zijn gedeponeerd op 17 september 2014. [21]
Deze rechtbank, team kanton en handelsrecht, heeft in haar civiele vonnis van 14 juni 2017 [22] het volgende overwogen:
“4.4.6 Anders dan [verdachte] meent, kan hij zich als overdragende bestuurder van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] niet bevrijdend op beroepen dat de administratie kennelijk na de aandelenoverdracht in ongerede is geraakt. Gelet op het gestelde overlaten van het feitelijk bestuur aan [medeverdachte] en gezien het feit dat [verdachte] ermee bekend was dat hij de jaarrekeningen 2010 tot en met 2012 van [bedrijf 1] en de jaarrekeningen 2011 en 2012 van [bedrijf 2] te laat heeft gepubliceerd, waardoor hij er rekening mee diende te houden dat hem een verwijt van kennelijk onbehoorlijk bestuur kon worden gemaakt, had het in het bijzonder op zijn weg gelegen om een kopie/back-up van de volledige administratie te maken, alvorens die administratie uit handen te geven. Die van [verdachte] te vergen zorgvuldigheid geldt te meer nu hij de aandelen in zowel [bedrijf 2] als [bedrijf 1] heeft verkocht voor € 1,00 aan een voor hem onbekende persoon [naam 1] met wie hij geen inhoudelijk overleg heeft gehad over diens achtergrond en diens mogelijkheden en plannen met deze vennootschappen, daarnaast van verkoop van die aandelen geen afzonderlijke koopovereenkomsten zijn opgesteld en [verdachte] naar zijn zeggen niet betrokken is geweest bij de levering van de aandelen, anders dan met de ondertekening van een volmacht daartoe, en ook alles aangaande die verkoop heeft overgelaten aan [medeverdachte] .
4.4.7
Aangezien het vaststaat dat de curator geen boekhouding van [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] heeft aangetroffen en van [verdachte] verwacht had mogen worden dat hij over een kopie daarvan zou blijven beschikken en [verdachte] geen (kopie van) de administratie van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] aan de curator ter beschikking heeft gesteld volgt daaruit dat (ook) [verdachte] niet heeft voldaan aan voormelde boekhoudplicht. Ook in zoverre is sprake van een onbehoorlijke taakvervulling van [verdachte] als bestuurder van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] ”.
Ter terechtzitting van 2 september 2021 heeft verdachte verklaard dat hij de financiële vergoeding betreffende de overdracht van de auto Chrysler en ook betreffende de overdacht van de roerende goederen van de vennootschappen aan zijn nieuw opgerichte onderneming [bedrijf 3] BV heeft voldaan maar dat dit niet meer kan worden bewezen door het overleggen van de boekhouding.
Dat er in de tenlastegelegde periode geen (volledige) administratie is gevoerd en bewaard zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, staat op grond van bovenstaande vast.
Om te kunnen spreken van bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers is vereist dat ‘het faillissement met een redelijke mate te voorzien was”. Het komt erop neer dat er ten tijde van het verzuim in het voldoen aan de administratieve verplichtingen tenminste een aanmerkelijke kans op een faillissement moet zijn geweest en dat verdachte dat wist en op de koop toenam. De overwegingen onder punt 4.3.2. gelden ook hier en kunnen hier als herhaald worden beschouwd. In het zicht daarvan heeft verdachte zijn administratieve verplichtingen niet heeft nageleefd, de onvolledige administratie niet bewaard en deze evenmin tevoorschijn gebracht waardoor de rechten van schuldeisers zijn verkort.
Gelet op de bovenstaande beschreven handelingen door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en de op hen rustende verantwoordelijkheden in de aanloop naar de faillissementen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten.
4.3.5 Feit 3
De curator heeft geen administratie ontvangen van de failliete vennootschappen, ondanks verzoeken daartoe. [23] De curator heeft bij de rechter-commissaris op 11 september 2020 verklaard dat verdachte hem doorverwees naar [medeverdachte] en geen inlichtingen verstrekte. Verdachte is pas in een laat stadium bij de curator op kantoor gekomen en heeft vanaf dat moment medewerking verleend. [24] Verdachte heeft daarover ter terechtzitting verklaard dat de curator hem inderdaad benaderd heeft, maar dat hij de curator naar medeverdachte [medeverdachte] heeft doorverwezen, omdat die in verdachtes optiek verantwoordelijk was. [25] Uit die beide verklaringen blijkt dat verdachte heeft geweigerd inlichtingen te verstrekken en niet is verschenen op oproepen van de curator.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 2 primair en 3 heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2014 tot en met 14 augustus 2015 in Nederland,
-als bestuurder in de periode 1 juni 2014 tot en met 20 januari 2015,
van rechtspersonen, te weten de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V.
en de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V.
welke besloten vennootschap(pen) -respectievelijk- op 7 april 2015 door de
Rechtbank Overijssel (zittingsplaats Zwolle) en op 16 juni 2015 door de
Rechtbank Midden-Nederland (zittingsplaats Lelystad) failliet waren
verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die
besloten vennootschappen enig goed aan de boedel heeft onttrokken,
immers heeft verdachte met dat opzet een of meer van de hieronder genoemde goederen onttrokken aan de boedel van voornoemde rechtspersonen, te weten:
- een Chrysler Grand Voyager met kenteken [kenteken] en
- de inventaris en de (bedrijfs)voorraden van bovengenoemde rechtspersonen,
onder andere bestaande uit parket/laminaat, verlichting/lampen,
(rol)gordijnen, gordijnstoffen, tapijt, bedden, schilderijen en vloerbedekking;
2.
hij in de periode van 1 juni 2014 tot en met 14 augustus 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
-als bestuurder in de periode 1 juni 2014 tot en met 20 januari 2015
van rechtspersonen, te weten de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V.
en de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V.,
welke besloten vennootschappen -respectievelijk- op 7 april 2015 door de
Rechtbank Overijssel (zittingsplaats Zwolle) en op 16 juni 2015 door de
Rechtbank Midden-Nederland (zittingsplaats Lelystad) failliet waren
verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die
besloten vennootschappen niet heeft voldaan aan de op hem rustende
verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge
artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. artikel 15i,
eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid,
van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel
10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te
voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in
die artikelen bedoeld,
immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet geen (volledige) administratie gevoerd en bewaard en (vervolgens) op daartoe strekkende verzoeken van de curator die (volledige) administratie niet aangeleverd in de faillissementen van [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V.;
3.
hij op momenten in de periode van 7 april 2015 tot en met 14 augustus 2015 in Nederland, als bestuurder van rechtspersonen, te weten de
besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V. en de besloten vennootschap [bedrijf 1]
B.V. terwijl deze besloten vennootschappen -respectievelijk- op 7 april 2015 door de Rechtbank Overijssel (zittingsplaats Zwolle) en op 16 juni 2015 door de
Rechtbank Midden-Nederland (zittingsplaats Lelystad) failliet waren
verklaard,
en meerdere malen wettelijk door de curator opgeroepen tot het geven van
inlichtingen heeft geweigerd bij de curator te verschijnen en heeft
geweigerd de vereiste inlichtingen te geven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 343 (oud) en 194 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon enig goed aan de boedel onttrokken heeft, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld;
feit 3
het misdrijf: zonder geldige reden opzettelijk wegblijven en weigeren de vereiste inlichtingen te geven, terwijl hij in staat van faillissement is verklaard en wettelijk verplicht is tot het geven van inlichtingen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 70 uren, te vervangen door 35 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair bepleit om geen gevangenisstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft faillissementsfraude gepleegd door goederen te onttrekken aan de boedel van zijn vennootschappen. Hij heeft een Chrysler Grand Voyager, toebehorende aan de vennootschap overgeschreven naar zijn privévermogen, zonder dat blijkt dat daarvoor betaald is. Ook heeft hij de inventaris van een van de vennootschappen zonder tegenprestatie aan de boedel onttrokken en overgeheveld naar zijn opvolgende onderneming. Doordat verdachte zijn administratie niet volledig heeft gevoerd, bewaard en aangeleverd, heeft de curator niet goed zicht kunnen krijgen op activa in de boedel waardoor de rechten van de schuldeisers verkort zijn. Bovendien heeft verdachte gedurende een periode geweigerd om inlichtingen aan de curator te verstrekken.
In het algemeen geldt dat faillissementsfraude leidt tot wederrechtelijke benadeling van de schuldeisers in het betreffende faillissement. Zakelijke crediteuren kunnen hierdoor op hun beurt weer failliet gaan, omdat zij door personen als verdachte niet zijn betaald voor de geleverde goederen en/of diensten. Op deze manier kan de fraude tot een sneeuwbaleffect leiden: ook gezonde, bonafide ondernemingen kunnen hierdoor in de problemen komen en zelfs failliet gaan. En ook de werknemers van deze leveranciers komen dan als gevolg van de fraude op straat te staan, wat niet alleen leidt tot schade voor deze personen, maar ook tot schade voor de maatschappij als geheel. Daarnaast blijven door faillissementsfraude meestal ook de fiscus en het UWV met onbetaalde vorderingen achter. De samenleving loopt hierdoor veel geld mis. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich om al deze gevolgen niet heeft bekommerd.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) ten aanzien van fraudedelicten. In deze oriëntatiepunten wordt de hoogte van de straf onder meer afhankelijk gesteld van de hoogte van het benadelingsbedrag. Vanwege de gebrekkige administratie van verdachte is niet precies vast te stellen hoe hoog dat bedrag is. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 28 juli 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking is gekomen met politie of justitie.
Verder weegt de rechtbank mee dat het recht van verdachte om binnen de redelijke termijn te worden berecht geschonden is. In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op de datum van verhoor van verdachte, te weten op 21 juni 2016. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren, betekent dit dat verdachte de afronding van zijn proces met een eindvonnis op 21 juni 2018 had mogen verwachten. Dit vonnis wordt bijna drie jaren en twee maanden later gewezen. De rechtbank overweegt dat de overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. Zij zal daarom geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, dat in beginsel passend is bij soortgelijke feiten, maar een taakstraf opleggen.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis indien deze niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d ,57, 63 Sr en 6 EVRM.

9. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feiten 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon enig goed aan de boedel onttrokken heeft, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld;
feit 3
het misdrijf: zonder geldige reden opzettelijk wegblijven en weigeren de vereiste inlichtingen te geven, terwijl hij in staat van faillissement is verklaard en wettelijk verplicht is tot het geven van inlichtingen, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feiten 1, 2 primair en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. drs. H.M. Braam en
mr. D. ten Boer rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2021.
Buiten staat
mr. D. ten Boer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, districtsrecherche IJsselland met kenmerk Gordijn/ON1 R015040. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 juni 2016, p. 460.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 23 juni 2016, p. 510-514.
4.Een geschrift, te weten een brief van 22 september 2014 van [verdachte] aan [bedrijf 4] t.a.v. [medeverdachte] , p. 152.
5.Een geschrift te weten AKTE TOT AANDELENOVERDRACHT [bedrijf 1] B.V. van 20 januari 2015, p. 272-276 en een geschrift te weten AKTE TOT AANDELENOVERDRACHT [bedrijf 2] B.V. van 20 januari 2015, p. 416-420.
6.Proces-verbaal van aangifte van 14 augustus 2015, inhoudende de verklaring van [naam 5] , p. 18-20.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige van 17 november 2015, inhoudende de verklaring [naam 2] , p. 351-355.
8.Proces-verbaal ter terechtzitting van 2 september 2021, inhoudende de verklaring van verdachte.
9.Een geschrift, te weten een brief van [bedrijf 4] / [medeverdachte] van 23 juni 2014 aan Bosch Car Service Lelystad, p. 150.
10.Proces-verbaal ter terechtzitting van 2 september 2021, inhoudende de verklaring van verdachte.
11.Een geschrift te weten AKTE TOT AANDELENOVERDRACHT [bedrijf 1] B.V. van 20 januari 2015, p. 272-276 en een geschrift te weten AKTE TOT AANDELENOVERDRACHT [bedrijf 2] B.V. van 20 januari 2015, p. 416-420.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 12 juli 2016, inhoudende de verklaring van [naam 1] , p. 429 bovenaan.
13.Een geschrift te weten een brief van de RDW met informatie uit het kentekenregister van 22 juni 2015, p. 154-157.
14.Proces-verbaal ter terechtzitting van 2 september 2021, inhoudende de verklaring van verdachte.
15.Proces-verbaal van aangifte van 14 augustus 2015, inhoudende de verklaring van [naam 5] , p. 18-20.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] van 17 november 2015, p. 353.
17.Proces-verbaal ter terechtzitting van 2 september 2021, inhoudende de verklaring van verdachte.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 12 juli 2016, inhoudende de verklaring van [naam 3] , p. 431-435.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 maart 2017, inhoudende de verklaring van [naam 4] , p. 436-440.
20.Proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2017, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , p. 379-382.
21.Proces-verbaal van bevindingen van 19 juni 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , inhoudende de faillissementsverslagen van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] .
22.Proces-verbaal van bevindingen vonnis 14 juni 2017, van 18 juli 2017, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] .
23.Proces-verbaal van bevindingen van 19 juni 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , inhoudende de faillissementsverslagen van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] .
24.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris van 11 september 2020, inhoudende de verklaring van [naam 5] .
25.Proces-verbaal ter terechtzitting van 2 september 2021, inhoudende de verklaring van verdachte.