Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Enschede,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
- € 4.570,04 bruto, aan gefixeerde schadevergoeding;
- € 4.297,64 bruto, aan transitievergoeding;
- € 13.384,67 bruto, althans € 6.340,24 bruto, ter zake achterstallig loon inclusief vakantietoeslag;
- € 6.692,34 bruto, althans € 3.170,12 bruto ter zake wettelijke verhoging,
- aan haar deugdelijke salarisspecificaties en jaaropgaves te verstrekken over de periode van januari 2018 tot en met april 2021, zulks op straffe van een op te leggen dwangsom van € 75,00 per dag met een maximum van € 7.500,00;
- aan haar een correcte eindafrekening en deugdelijke netto/bruto-specificatie van de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te verstrekken, zulks op straffe van een op te leggen dwangsom van € 50,00 per dag met een maximum van € 5.000,00,
- de hoogte van de transitievergoeding vast te stellen op € 3.709,05 bruto, onder aftrek van hetgeen reeds aan transitievergoeding is betaald;
- het achterstallig salaris over de periode 1 januari 2018 tot 19 april 2021 vast te stellen op € 3.508,42 bruto, dan wel € 4.704,87 bruto;
- de hoogte van de transitievergoeding vast te stellen op € 4.140,59 bruto, onder aftrek van hetgeen reeds aan transitievergoeding is betaald;
- het achterstallig salaris over de periode 1 januari 2018 tot 19 april 2021 vast te stellen op € 11.014,92 bruto, dan wel € 11.332,89 bruto;
“Graag verneem ik ook van u hoe mijn contract wordt ontbonden en hoe het zit met de transitie vergoeding aangezien mijn contract wordt beëindigd op 19 april 2021.”