ECLI:NL:RBOVE:2021:3492

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
C/08/269182 / JE RK 21-1396
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 21 juli 2021 heeft de gecertificeerde instelling (GI) telefonisch verzocht om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, die bij de vader woont. Dit verzoek volgde op een melding van de minderjarige dat zij zich onveilig voelde bij haar vader. De kinderrechter heeft het verzoek niet met spoed behandeld, omdat hij zich onvoldoende voorgelicht achtte en eerst met alle belanghebbenden wilde spreken. De kinderrechter benadrukte dat de situatie complex is en dat de uitlatingen van de minderjarige zorgvuldig moeten worden beoordeeld. Hij merkte op dat de minderjarige in het verleden al ongewenst gedrag van haar vader had ervaren en dat de hulpverlening bij de vader positieve resultaten had opgeleverd. De kinderrechter besloot dat het niet in het belang van de minderjarige was om haar met spoed uit huis te plaatsen, gezien de context van de melding en het gebrek aan bewijs voor onveiligheid. Hij hield het verzoek aan tot een mondelinge behandeling, waarin ook andere relevante zaken besproken zouden worden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaakgegevens: C/08/269182 / JE RK 21-1396
datum uitspraak: 21 juli 2021

beschikking spoedmachtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

Stichting Jeugdbescherming Overijssel,

de gecertificeerde instelling,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Hengelo (O) ,
betreffende

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te

[geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] ,

en [de minderjarige] .

Het procesverloop

Op 21 juli 2021 heeft de GI telefonisch verzocht een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing te verlenen met betrekking tot [de minderjarige] . Tijdens dit telefoongesprek heeft de GI eveneens schriftelijk dit verzoek met bijlagen bij de rechtbank ingediend.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[de minderjarige] woont bij de vader.
Bij beschikking van 19 mei 2021 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot
14 mei 2022.
Bij beschikking van 17 juni 2021 heeft de kinderrechter onder meer de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] en haar broertje [A] gewijzigd en bepaald dat deze vanaf die datum bij de vader zal zijn.

Het verzoek

De GI heeft verzocht met spoed [de minderjarige] uit huis te plaatsen gedurende dag en nacht op een neutrale plek voor de duur van een maand.
In het verzoek omschrijft de GI de overgang van wonen bij moeder naar wonen bij vader. [de minderjarige] heeft samen met vader goed samengewerkt met de hulpverlening en zij hebben stappen vooruit gezet in het herstellen van hun band en het ervaren van een veilig en betrouwbaar contact met elkaar. Vader heeft daarbij goed aangesloten bij het tempo dat [de minderjarige] aankan en [de minderjarige] is gegroeid in haar ontwikkeling.
Door plannen van moeder om naar Den Haag te verhuizen en door het feit dat deze plannen besproken zijn met [de minderjarige] , is er weer onduidelijkheid en onrust ontstaan bij [de minderjarige] . Zij heeft te kennen gegeven met moeder mee te willen verhuizen naar Den Haag.
Op 20 juli 2021 is de jeugdbeschermer gebeld door een medewerker van het Advies- en klachtbureau Jeugdzorg (AKJ), die contact heeft gehad met [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft aan die medewerker kenbaar gemaakt dat ‘papa aan haar heeft gezeten en dat zij dit niet fijn vindt. Zij voelt zich onveilig bij vader’. Deze melding is door de jeugdbeschermer gewogen en intern besproken, hetgeen heeft geleid tot het verzoek om met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing uit te spreken voor [de minderjarige] op een neutrale plek. Belangrijk is dat [de minderjarige] vanuit een neutrale plek een taxatiegesprek kan voeren over hetgeen zou zijn voorgevallen bij vader. Bovendien blijkt uit deze nieuwe melding dat [de minderjarige] klem zit tussen ouders, ofwel door het gedrag van vader, ofwel doordat zij de behoefte voelt deze melding te doen. Daarbij geeft de GI aan dat niet kan worden gegarandeerd dat de uitingen niet onder invloed van moeder zijn geweest. Niet alleen gelet op de beïnvloeding van [de minderjarige] in het verleden, maar ook hoe zeer [de minderjarige] zorgen heeft over haar moeder ten tijde van de plaatsing bij de vader. [de minderjarige] heeft te kennen gegeven dit oneerlijk te vinden voor moeder. De GI kan op dit moment niet inschatten in hoeverre dit meespeelt in haar gedane uitlatingen bij het AKJ.

De beoordeling

In het kader van dit verzoek dient de kinderrechter te beoordelen of het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat een machtiging wordt verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b BW).
De kinderrechter acht zich daarvoor onvoldoende voorgelicht en zal het verzoek om die reden niet met spoed behandelen, maar wenst daarover eerst met alle belanghebbenden te spreken.
De situatie rond [de minderjarige] is complex en haar uitlatingen dienen in die context daarom nog meer dan anders zorgvuldig te worden beoordeeld. De uiting van [de minderjarige] dat zij zich niet veilig voelt bij haar vader is zeer zorgelijk, of deze nu voortkomt uit een daadwerkelijk onveilige situatie bij vader of veroorzaakt wordt door bijvoorbeeld haar loyaliteit aan moeder. Aangezien een uithuisplaatsing een zeer ingrijpende maatregel is, zeker als deze met spoed wordt uitgevoerd, weegt de kinderrechter de omstandigheden mee bij zijn poging de mededeling van [de minderjarige] te duiden. Die context van de mededeling is die van een minderjarig meisje dat al eerder een uiting heeft gedaan van ongewenst gedrag van haar vader. In de ogen van de kinderrechter heeft [de minderjarige] in het jaar dat daarop is gevolgd niet de ruimte gekregen van moeder om het door [de minderjarige] als ongewenst ervaren gedrag een plek te geven en te werken aan herstel in het contact met vader. De hulpverlening die [de minderjarige] uiteindelijk heeft gekregen, heeft er voor gezorgd dat [de minderjarige] verder kon met haar ontwikkeling, totdat moeder in haar houding en uitstraling deze hulpverlening voor [de minderjarige] wederom onmogelijk heeft gemaakt. [de minderjarige] is vervolgens bij de vader gaan wonen en heeft daar stap voor stap gewerkt aan verbetering van de verstandhouding met haar vader. Gedurende de maand dat daar de hulpverlening bij aanwezig is geweest, is gezien dat [de minderjarige] steeds meer toenadering zocht, zowel fysiek als emotioneel. Tevens is gezien dat vader goed aansloot bij wat [de minderjarige] nodig had. [de minderjarige] en vader mogen trots zijn op hoe zij dit hebben opgepakt.
In overleg met de kinderpsycholoog van [de minderjarige] is de zorg- en contactregeling met moeder zo spoedig mogelijk gebracht tot het einddoel, zoals geformuleerd in de beschikking. Dit omdat duidelijkheid en structuur de meeste houvast geeft aan [de minderjarige] om haar leven vorm te geven. Moeder heeft er voor gekozen deze duidelijkheid en structuur bij [de minderjarige] weg te nemen door haar eigen wens tot verhuizing naar Den Haag met [de minderjarige] te bespreken, wetende dat [de minderjarige] ook graag naar Den Haag zou willen verhuizen. Hierin heeft moeder zelfs de kinderpsycholoog van [de minderjarige] betrokken, die vervolgens moeder heeft laten weten [de minderjarige] hier niet mee te belasten. Daarmee heeft moeder de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] , die net daarvoor was gewijzigd, weer ter discussie gesteld en heeft zij een beroep gedaan op de sterke loyaliteit van [de minderjarige] . In die context, gedurende een verblijf bij moeder, heeft [de minderjarige] er voor gekozen een melding te doen bij de AKJ. Een melding die, voor zover deze bekend is bij de kinderrechter, zo ruim geformuleerd is, dat de daadwerkelijke onveiligheid van [de minderjarige] lastig is in te schatten. Bovendien is van enige andere informatie de kinderrechter niet gebleken.
De kinderrechter acht het van het grootste belang dat [de minderjarige] een taxatiegesprek heeft met een gedragswetenschapper over haar melding. Anderzijds hebben [de minderjarige] en vader in het hulpverleningstraject met de kinderpsycholoog en Curess ook afspraken gemaakt over wat zij van elkaar verwachten in gedrag en communicatie. Tijdens de eindevaluatie op 19 juli 2021 is naar voren gekomen dat gedurende het traject er geen onveiligheid is waargenomen in de directe fysieke omgeving van [de minderjarige] en binnen de thuissituatie van vader geen signalen van fysieke of verbale onveiligheid zijn waargenomen. Hierbij heeft [de minderjarige] aangegeven het fijn te vinden dat vader haar grenzen respecteert. Niet valt op dit moment in te zien waarom [de minderjarige] en vader niet kunnen terugvallen op deze afspraken. De kinderrechter acht het niet in het belang van [de minderjarige] om op grond van de melding van [de minderjarige] , gedaan in de geschetste context, terwijl er nog op geen enkele wijze verder is bekeken waar de melding zijn oorzaak vindt, haar met spoed uit huis te plaatsen.
De kinderrechter erkent het probleem waar de GI zich voor ziet gesteld. De vrees lijkt terecht dat [de minderjarige] niet vrijuit een taxatiegesprek kan gaan voeren als zij vanuit het contact met moeder dat gesprek aangaat of als zij vanuit haar verblijf bij vader dat gesprek aangaat. Toch voert het in de ogen van de kinderrechter te ver om daarvoor een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter vertrouwt op de deskundigheid van de gedragswetenschapper om de verklaringen van [de minderjarige] zo zuiver mogelijk te duiden, alsmede op de verantwoordelijkheid van ouders dat zij beiden [de minderjarige] vrij laten in wat zij wenst te bespreken.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI daarom eerst bespreken tijdens een mondelinge behandeling en wel op
27 augustus 2021 om 11.30 uur, tegelijk met het aangehouden verzoek tot vaststelling van een definitieve zorg- en –contactregeling met moeder (zaaknummer 260111) en de informele rechtsingang van [de minderjarige] tot benoeming van een bijzondere curator (zaaknummer 269142).

De beslissing

De kinderrechter:
houdt iedere beslissing aan tot de mondelinge behandeling van
27 augustus 2021 om 11.30 uur, welke mondelinge behandeling wordt gehouden in het gerechtsgebouw te Almelo, tot het bijwonen van welke mondelinge behandeling de belanghebbenden die een afschrift van deze beschikking ontvangen hierdoor worden opgeroepen.
Deze beslissing is mondeling gegeven door mr. A. Flos, kinderrechter, op 21 juli 2021 om 13.05 uur en vastgelegd in deze beschikking die door de kinderrechter en de griffier op 23 juli 2021 is ondertekend.
[…]
[…]