7.3.Het poolcafé is naast een aantal woningen gelegen en ook boven deze horeca-inrichting wordt gewoond. Gelet op de klachten over (geluids)overlast van het poolcafé en de overtredingen die voor het merendeel hebben geresulteerd in handhavingstrajecten (zie de besluitvorming betreffende de wijziging van de exploitatievergunning), is verweerder van oordeel dat er sinds een aantal jaren sprake is van een ontoelaatbare negatieve druk op het woon- en leefklimaat in de nabijheid van het poolcafé met de (standaard) sluitingstijd van 01:00 uur. Het verruimen van de openingstijd naar een tijdstip na 01:00 uur zal het woon- en leefklimaat van omwonenden verder verslechteren en is daarom niet wenselijk.
8. Eiser stelt dat het bestreden besluit voortbouwt op het besluit van 14 oktober 2020, waarbij het besluit tot wijziging van de exploitatievergunning wat betreft de sluitingstijden is gehandhaafd. Dit besluit kan in rechte niet in stand blijven, zodat het bestreden besluit van 16 maart 2021 reeds hierom ook niet in stand kan blijven.
Verder stelt eiser, samengevat weergegeven, dat verweerder enkel stelt dat er een grotere druk op het woon- en leefklimaat te verwachten is, maar dat hij dit niet heeft onderzocht. Het door verweerder opgevraagde advies van de politie van 1 april 2020 is niet bij de besluitvorming betrokken omdat dit, volgens verweerder ter hoorzitting, een ‘opsomming van meldingen is en niet duidelijk is of men het er nou mee eens is’. Het had op de weg van verweerder gelegen om navraag te doen bij de politie wat zij met dit advies heeft bedoeld: is er nu wel overlast of worden er enkel meldingen gedaan terwijl er helemaal geen overlast is? Indien dat laatste het geval is, is niet aangetoond dat het woon- en leefklimaat onevenredig belast is en kan de weigering om een ontheffing van de sluitingstijd te verlenen niet in stand blijven.
Beoordeling door de rechtbank
9. Het bestreden besluit betreft (het in bezwaar handhaven van) het afwijzen van eisers aanvraag om verruiming van de openingstijden (doordeweeks tot 03:00 uur en in het weekend tot 04:00 uur) van het poolcafé.
De wettelijke grondslag van dit besluit is artikel 2:29, derde lid, van de APV.
10. Op grond van artikel 2:29, derde lid, van de APV is verweerder bevoegd om ontheffing te verlenen van de sluitingstijd van een openbare inrichting, neergelegd in artikel 2:29, eerste lid, van de APV, indien naar het oordeel van verweerder moet worden aangenomen dat de verlening van de ontheffing de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving van de openbare inrichting niet op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloedt.
Gelet op de redactie van artikel 2:29, derde lid, van de APV heeft verweerder beoordelings- en beleidsruimte bij zijn besluit om een ontheffing van de sluitingstijd al dan niet te verlenen. Het is aan verweerder om de situatie te beoordelen en om de betrokken belangen af te wegen. De bestuursrechter toetst of verweerder geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van zijn beoordelings- en beleidsruimte en of het besluit geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor één of meer belanghebbenden.
Inhoudelijk beoordeling van de beroepsgronden
11. Bij uitspraak van heden, zaaknummer ZWO 20/2354, heeft de rechtbank het door eiser ingestelde beroep tegen de (in bezwaar gehandhaafde) wijziging van de exploitatievergunning (waarbij de openingstijden zijn beperkt) ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hierbij geoordeeld dat verweerder, na het verlenen van de exploitatievergunning op 6 februari 2018, tot een veranderd inzicht met betrekking tot de persoon van eiser als exploitant heeft kunnen komen en dat dit veranderde inzicht het noodzakelijk maakt om, vanwege de bescherming van het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving van het poolcafé, de sluitingstijd van het poolcafé te wijzigen in de zin dat op doordeweekse dagen het poolcafé om 23:00 uur gesloten moet zijn.
Dit betekent dat eiser beschikt over een exploitatievergunning waarbij de openingstijden (op de doordeweekse dagen) zijn beperkt op grond van artikel 2:29, vijfde lid, van de APV.
De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat de door eiser gevraagde verruiming van de openingstijden (op grond van artikel 2:29, derde lid, van de APV) zich niet verdraagt met de vergunde beperking van de openingstijden (op grond van artikel 2:29, vijfde lid, van de APV). Het beroep van eiser is in zo verre ongegrond.
12. De rechtbank zal daarom enkel de beroepsgronden bespreken voor zo ver deze zijn gericht tegen de afwijzing van de verruiming van de openingstijden in het weekend. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.