ECLI:NL:RBOVE:2021:3375

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
08.285476.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 31 augustus 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige man die betrokken was bij een verkeersongeval op 22 mei 2020 in Deventer. De verdachte reed met zijn auto harder dan de toegestane maximumsnelheid en negeerde een rood verkeerslicht, waardoor hij een fietser aanreed. De fietser raakte ernstig gewond en liep onder andere meerdere aangezichtsfracturen en een hersenschudding op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden geëist. De rechtbank legde uiteindelijk een geldboete van 1.000 euro op, een voorwaardelijke taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de schuldbewuste houding van de verdachte en de impact van het ongeval op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.285476.20 (P)
Datum vonnis: 31 augustus 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. W.A. Koers, advocaat in Leusden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor iemand zwaar lichamelijk letsel is toegebracht dan wel dat verdachte het verkeer in gevaar heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2020 te Deventer in de gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Nico Bolkensteinlaan en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen de Oerdijk en de N348, daarmede rijdende over de weg, de N348, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, gekomen ter hoogte van voormelde kruising handsfree, middels een mobiele telefoon, een telefoongesprek heeft gevoerd en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (N348) kon overzien en waarover deze vrij was en/of ter hoogte van op die weg (de N348), bij voormelde kruising gesitueerde (fiets)oversteekplaats, terwijl aldaar de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting
gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 9,3 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende:
"Stop", in strijd met het gestelde in artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van voormeld reglement gestelde gebod of verbod, door met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de N348)voor die oversteekplaats aangebrachte stopstreep te stoppen en/of niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken naar de in zijn, verdachtes rijrichting rood uitstralende verkeerslichten en/of op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de N348) en/of het op het zich op die (fiets)oversteekplaats bevindende verkeer en/of zonder te remmen die op of aan die kruising gelegen (fiets)oversteekplaats is op- en over gereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op die oversteekplaats, rijdende, toen ter plaatse voor hem, verdachte dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets, die bij een voor haar groen uitstralend verkeerslicht doende was die weg(de N348)over te steken, niet voor heeft laten
gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die over die (fiets) oversteekplaats rijdende, toen voor hem, verdachte dicht van links dicht genaderd zijnde fiets en/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen, en aldus en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2020 te Deventer in de gemeente Deventer, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Nico Bolkensteinlaan en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen de Oerdijk en de N348, daarmede heeft gereden over de weg, de N348 en in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (N348) kon overzien en waarover deze vrij was en/of ter hoogte van op die weg (deN348), bij voormelde kruising gesitueerde (fiets)oversteekplaats, terwijl aldaar de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 9,3 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop", in strijd met het gestelde in artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van voormeld reglement gestelde gebod of verbod, door met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de N348)voor die oversteekplaats aangebrachte stopstreep te stoppen en/of zonder te remmen die op of aan die kruising gelegen (fiets)oversteekplaats is op- en over gereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op die oversteekplaats, rijdende, toen ter plaatse voor hem, verdachte dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets, die bij een voor haar groen uitstralend verkeerslicht doende was die weg (de N348) over te steken, niet voor heeft laten gaan en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die over die (fiets) oversteekplaats rijdende, toen voor hem, verdachte dicht van links dicht genaderd zijnde fiets en/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hij heeft daartoe betoogd dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat het ongeval is ontstaan, waardoor het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat volgens haar hooguit kan worden bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen [1] wordt het volgende vastgesteld.
Verdachte reed op 22 mei 2016 als bestuurder van een personenauto, te weten een Skoda, type Octavia, met kenteken [kenteken] , over de N348 in Deventer. Hij kwam uit de richting van de Nico Bolkesteinlaan en reed op de N348 in de richting van de Spanjaarddijk.
Op de kruising van de wegen de Oerdijk en de N348 is hij rechtdoor gereden en tegen een over de oversteekplaats rijdende fiets, bestuurd door het slachtoffer [slachtoffer] aangereden. [2] Als gevolg van deze aanrijding heeft zij lichamelijk letsel opgelopen. Zij is met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf zijn werk naar huis reed, dat hij regelmatig over deze weg rijdt en dat hij het rode stoplicht, de overstekende fietsster en het overige wachtende verkeer niet heeft gezien. Uit het niets was er de botsing en lag het slachtoffer op zijn motorkap.
Op het moment van de botsing voerde hij een handsfree telefoongesprek met een collega over een nieuwe functie die hij mogelijk zou moeten gaan verrichten, waarover hij die ochtend door zijn werkgever was geïnformeerd. [4]
Uit de verkeersongevalsanalyse blijkt dat het ten tijde van het ongeval licht en droog was, dat het wegdek droog was [5] en dat de kruising werd geregeld door middel van een in werking zijnde verkeersregelinstallatie. [6] Er zijn geen aanwijzingen dat deze verkeersregelinstallatie ten tijde van het ongeval niet naar behoren heeft gewerkt. Alle lampen van de verkeerslichten werkten en waren goed zichtbaar. [7] Het verkeerslicht bestemd voor verdachte was op een afstand van circa 100 meter duidelijk zichtbaar. [8]
Uit de analyse van de verkeersregelinstallatie blijkt dat verdachte de stopstreep is gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten al minimaal 9,3 seconden rood licht uitstraalden en het voor het slachtoffer geldende verkeerslicht op dat moment al 4,1 seconden groen licht uitstraalde.
Uit de indicatieve snelheidsberekening blijkt dat verdachte met een snelheid van tussen de 62 en 65 kilometer per uur heeft gereden over de afstand van ruim 104 meter tussen de eerste detectielus en de stopstreep bij het verkeerslicht. Dit is een hogere snelheid dan ter plaatse, vlak voor het kruispunt binnen de bebouwde kom, maximaal is toegestaan, te weten 50 kilometer per uur. [9]
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft verklaard dat zij zag dat haar verkeerslicht groen werd, dat zij vervolgens de grote weg over is gefietst, dat zij toen geen auto heeft gezien en dat het volgende wat zij zich herinneren kan is dat zij op de straat op de grond lag. [10]
Getuige [getuige 1] , een fietser die achter het slachtoffer de weg overstak, heeft verklaard dat hij zag dat het verkeerslicht groen werd, dat de hele kruising vrij was en dat het slachtoffer toen overstak. Vervolgens zag hij dat er vanaf rechts een personenauto aan kwam rijden die zonder te remmen doorreed en het slachtoffer aanreed. [11]
Getuige [getuige 2] , die met zijn auto achter verdachte reed, heeft verklaard dat hij zag dat de auto van verdachte zonder af te remmen het rode verkeerslicht negeerde, de kruising op reed en het overstekende slachtoffer aanreed. [12]
Getuige [getuige 3] , die met zijn auto voor het verkeerslicht aan de tegenovergestelde richting van verdachte stond, heeft verklaard dat hij voor rood licht moest stoppen, dat hij het latere slachtoffer rechts van zich zag wachten op het moment dat haar verkeerslicht op groen zou gaan en, toen dat licht op groen ging, zag oversteken en dat hij op hetzelfde moment zag dat de auto van verdachte vanuit de tegenovergestelde richting het kruispunt opreed en het slachtoffer heeft aangereden. [13]
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft ten gevolge van het ongeval onder meer meerdere aangezichtsfracturen en een hersenschudding opgelopen. [14] [15] De artsen hebben haar verteld dat zij een breuk in haar schedel aan de voorzijde, vanaf haar voorhoofd naar haar kin, een zware hersenschudding, een gekneusde rechter long, een wond op haar achterhoofd met zes hechtingen en meerdere schaafplekken op haar voorhoofd heeft opgelopen. [16]
Beoordeling:
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, als wordt gekeken naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden, aanmerkelijke schuld heeft aan het ongeval.
Hij heeft met een indicatieve snelheid van tussen de 62 en 65 kilometer per uur gereden toen hij de kruising op reed en heeft daarmee harder gereden dan ter plaatse is toegestaan. Hij heeft verder zijn snelheid bij de kruising niet voldoende aangepast aan de omstandigheden, terwijl het verkeerslicht voor zijn richting al 9,3 seconden op rood stond. Gelet hierop, en gelet op de omstandigheid dat het stoplicht daarvóór ook nog enige tijd op oranje moet hebben gestaan, is verdachte gedurende een langere tijd dan enkel een kort moment onoplettend geweest. Temeer daar hij niet alleen het rode stoplicht niet heeft gezien maar ook niet heeft gezien dat het slachtoffer de fietsoversteekplaats over stak, dat achter haar nog fietsers reden en dat het verkeer aan de tegenovergestelde richting al enige tijd voor het stoplicht stil stond.
Verdachte had zijn snelheid aan deze omstandigheden moeten aanpassen en beter op de weg en kruising voor hem moeten letten. Het is zijn verantwoordelijkheid om goed op de verkeerslichten en de weg voor hem te letten. Dit heeft hij niet gedaan. Hij heeft op het moment van de aanrijding handsfree een telefoongesprek gevoerd over een voor hem emotioneel belastende kwestie. Mede hierdoor heeft hij niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en heeft hij onvoldoende aandacht voor het verkeer en de verkeerssituatie te plaatste gehad.
Als gevolg van het ongeval heeft het slachtoffer [slachtoffer] onder meer meerdere aangezichtsfracturen en een hersenschudding opgelopen.
Hoewel uit het dossier blijkt dat het slachtoffer volledig zal herstellen, is de rechtbank van oordeel dat haar letsel, gelet op de lange herstelperiode en de omstandigheid dat het slachtoffer langdurig beperkt is geweest, [17] [18] voldoende is om dit als zwaar lichamelijk letsel aan te merken.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen, dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat betekent dat verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW 1994.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 mei 2020 te Deventer in de gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Nico Bolkensteinlaan en gaande in de richting van de kruising van de wegen de Oerdijk en de N348, daarmede rijdende over de weg, de N348, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, gekomen ter hoogte van voormelde kruising handsfree, middels een mobiele telefoon, een telefoongesprek heeft gevoerd en in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (N348) kon overzien en waarover deze vrij was en ter hoogte van op die weg (de N348), bij voormelde kruising gesitueerde (fiets)oversteekplaats, terwijl aldaar de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 9,3 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop", in strijd met het gestelde in artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van voormeld reglement gestelde gebod of verbod, door met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de N348)voor die oversteekplaats aangebrachte stopstreep te stoppen en niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en is blijven kijken naar de in zijn, verdachtes rijrichting rood uitstralende verkeerslichten en op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de N348) en het op het zich op die (fiets)oversteekplaats bevindende verkeer en zonder te remmen die op of aan die kruising gelegen (fiets)oversteekplaats is op- en over gereden en in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en een op die oversteekplaats, rijdende, toen ter plaatse voor hem, verdachte dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets, die bij een voor haar groen uitstralend verkeerslicht doende was die weg (de N348) over te steken, niet voor heeft laten gaan en is gebotst tegen die over die (fiets) oversteekplaats rijdende, toen voor hem, verdachte van links dicht genaderd zijnde fiets en de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Primair:
Het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het primair bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen heeft geacht gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd:
- een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis;
- een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van twaalf maanden, met een proeftijd van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte zijn belangstelling heeft getoond voor het slachtoffer, dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor het uitvoeren van zijn werk en gezinstaken, en het vooral al bijna anderhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden en verdachte al die tijd zonder problemen heeft gereden.
Volgens de raadsvrouw zou bij een bewezenverklaring en voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden meer passend zijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan de bestuurster van de door hem aangereden fiets, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de schuldbewuste houding van verdachte ter zitting. Hij heeft er blijk van gegeven dat hij zeer geraakt is door het ongeval en de ernstige gevolgen hiervan voor het slachtoffer. Verdachte heeft op een respectvolle manier zijn medeleven in de richting van het slachtoffer proberen te tonen. Hij heeft meerdere keren digitaal contact met haar gehad.
Het ongeval heeft een enorme impact op hem gehad. Hij heeft er nachtenlang van wakker gelegen en het houdt hem nog steeds bezig. Ook hij heeft het verkeersongeval niet gewild.
In dit geval betreft de schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 de binnen de kaders van de geschonden norm minst zware vorm van schuld. Dat komt tot uitdrukking in de strafmaat,
waarbij de rechtbank in afwijking van de door het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) geformuleerde oriëntatiepunten een geldboete van € 1000,00 en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal opleggen. Hierbij neemt de rechtbank verder in aanmerking dat er al anderhalf jaar is verstreken sinds het ongeval en niet is gebleken dat er zich in die periode verkeersincidenten hebben voorgedaan.
De rijontzegging zal voorwaardelijk zijn, mede omdat verdachte een nieuwe baan heeft en voor zijn inkomen en het uitoefenen van zijn gezinstaken afhankelijk is van zijn rijbewijs.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met het feit dat uit het uittreksel justitiële documentatie van 1 juli 2021 niet blijkt dat verdachte zich vaker schuldig heeft gemaakt aan risicovol verkeersgedrag.
Alles afwegend zal de rechtbank verdachte als straf opleggen een geldboete van € 1.000,00 een taakstraf van 120 uur, geheel voorwaardelijk, en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1000.00 (zegge: duizend
euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur
van 60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
-bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen in
zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, die behoren tot het opsporingsonderzoek van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJssselland-Zuid, registratienummer PL0600-2020231047-1.
2.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, dossierpagina 13
3.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, pagina 70.
4.De door de verdachte ter terechtzitting van 17 augustus 2021 afgelegde verklaring.
5.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 18
6.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 13
7.Verkort proces-verbaal analyse VRI data, pagina 35
8.Proces-verbaal PD onderzoek VRI, pagina 43
9.Verkort proces-verbaal analyse VRI data, pagina 35
10.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, pagina 70
11.Proces-verbaal van getuige, pagina 80
12.Proces-verbaal van getuige, pagina 83
13.Proces-verbaal van getuige, pagina 85
14.Geneeskundige verklaring,, opgesteld door F. van Hout, arts, dossierpagina 76.
15.Een brief van 24 juni 2020 van N. van der Sluis, arts chirurgie, namens E. Flikweert, traumachirurg aan de huisarts, inhoudende: “
16.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, pagina 70
17.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 21 september 2020, dossierpagina 72: “
18.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 24 maart 2021: “