RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 08/996161-17 (P)
Datum vonnis: 26 augustus 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ruige en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander of met anderen aanvraag- en controleformulieren voor studiefinanciering, een inschrijfbevestiging van een universiteit en verklaringen collegegeld vals heeft opgemaakt of heeft vervalst;
feit 2:samen met een ander of met anderen van de hiervoor genoemde valse geschriften gebruik heeft gemaakt;
feit 3:samen met een ander of anderen geldbedragen tot een totaalbedrag van minimaal € 103.437,00 tot maximaal € 303.455,00 heeft witgewassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2013 tot en met 27 november 2015
te Arnhem en/of Alkmaar, althans in Nederland en/of in Londen, althans het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
A. Aanvraag studiefinanciering
- aanvraag studiefinanciering op naam van [verdachte] voor de opleiding Politics aan de [universiteit 1] , ondertekend op 1 november 2013 (DOC-002/61885); en/of - aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 1] (V-021) geboren op [geboortedatum 2] 1992, voor de opleiding International relations and politics aan de [universiteit 1] , ondertekend op 14 juni 2013 (DOC-002/61667); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 2] (V-03) voor de opleiding 'Buscnes and mangement' aan de [universiteit 1] , ondertekend op 1 maart 2015 (DOC-003/61366); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 3] (V-04) voor de opleiding International Business and management aan de [universiteit 1] in Londen, ondertekend op 17 maart 2015 (DOC-003/61367); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 4] (V-07) voor de opleiding International Business aan de [universiteit 1] , ondertekend op 11 december 2014 (DOC-003/61370); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 5] (V-10) voor de opleiding International Business aan de [universiteit 1] en/of [universiteit 2] , ondertekend op 27 november 2014 (DOC-003/61374); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 6] (V-06) voor de opleiding International Business aan de [universiteit 1] , ondertekend op of omstreeks 1 of 11 maart 2014 (DOC-003/61369); en/of
- aanvraagformulier studiefinanciering op naam van [naam 7] (V-012) voor de opleiding International Bussines Management aan de [universiteit 2] , ondertekend op 20 november 2014 (DOC-003/61376); en/of
- controleformulier 2013-2014 op naam van [verdachte] , ondertekend op 13 februari 2014 (DOC-003/61885); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [verdachte] , ondertekend op 12 november 2014 (DOC-004/61885); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 1] (V-021), geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 14 november 2014 (DOC-006/61667); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 3] (V-04), ondertekend op 3 juli 2015 (DOC-005/61367); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 6] (V-06), ondertekend op 20 mei 2015 (DOC-007/61369); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 2] (V-03), ondertekend op 16 september 2015 en/of 18 september 2015 (DOC-006/61366); en/of
- controleformulier 2015-2016 op naam van [naam 7] (V-012), ondertekend op 23 november 2015 en/of 27 november 2015 (DOC-009/61376); en/of
C. Enrolment confirmation
- de Enrolment confirmation op naam van [verdachte] , afgegeven door de [universiteit 1] op 20 augustus 2015 (DOC-006/61885); en/of
D. Verklaring collegegeld
- verklaring collegegeld op naam van [naam 1] (V-21), geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 25 november 2013 (DOC-003/61667); en/of
- verklaring collegegeld op naam van [naam 1] (V-21), geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 10 juli 2014 (DOC-005/61667);
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande die valsheid hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
A. in strijd met de waarheid op de/het aanvraagformulier(en) heeft of hebben vermeld dat de aanvrager een opleiding volgt of gaat volgen bij de [universiteit 1] in London en/of de [universiteit 2] , althans dat de/het aanvraagformulier(en) geheel in strijd met de waarheid is/zijn opgemaakt; en/of
B. in strijd met de waarheid op de/het controleformulier(en) heeft of hebben vermeld dat de student in het jaar 2013-2014 en/of 2014-2015 en/of 2015-2016 een opleiding volgt aan de [universiteit 1] en/of de [universiteit 2] , althans dat de/het controleformulier(en) geheel in strijd met de waarheid is/zijn opgemaakt; en/of
C.+D. in strijd met de waarheid heeft of hebben vermeld dat de Enrolment confirmation en/of de verklaringen collegegeld is/zijn afgegeven door de [universiteit 1] en/of deze is/zijn voorzien van een gedateerd logo van de universiteit althans dat de/het hiervoor genoemde geschrift(en) geheel in strijd met de waarheid is/zijn opgemaakt;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2013 tot en met 27 november 2015
te Doetinchem en/of Arnhem, althans in Nederland en/of in Londen, althans het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
A. Aanvraag studiefinanciering
- aanvraag studiefinanciering op naam van [verdachte] voor de opleiding Politics aan de [universiteit 1] , ondertekend op 1 november 2013 (DOC-002/61885); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 1] (V-021) geboren op [geboortedatum 2] 1992, voor de opleiding International relations and politics aan de [universiteit 1] , ondertekend op 14 juni 2013 (DOC-002/61667); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 2] (V-03) voor de opleiding 'Buscnes and mangement' aan de [universiteit 1] , ondertekend op 1 maart 2015 (DOC-003/61366); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 3] (V-04) voor de opleiding International Business and management aan de [universiteit 1] in Londen, ondertekend op 17 maart 2015 (DOC-003/61367); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 4] (V-07) voor de opleiding International Business aan de [universiteit 1] , ondertekend op 11 december 2014 (DOC-003/61370); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 5] (V-10) voor de opleiding International Business aan de [universiteit 1] en/of [universiteit 2] , ondertekend op 27 november 2014 (DOC-003/61374); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 6] (V-06) voor de opleiding International Business aan de [universiteit 1] , ondertekend op of omstreeks 1 of 11 maart 2014 (DOC-003/61369); en/of
- aanvraagformulier studiefinanciering op naam van [naam 7] (V-012) voor de opleiding International Bussines Management aan de [universiteit 2] , ondertekend op 20 november 2014 (DOC-003/61376); en/of
- controleformulier 2013-2014 op naam van [verdachte] , ondertekend op 13 februari 2014 (DOC-003/61885); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [verdachte] , ondertekend op 12 november 2014 (DOC-004/61885); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 1] (V-021), geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 14 november 2014 (DOC-006/61667); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 3] (V-04), ondertekend op 3 juli 2015 (DOC-005/61367); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 6] (V-06), ondertekend op 20 mei 2015 (DOC-007/61369); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 2] (V-03), ondertekend op 16 september 2015 en/of 18 september 2015 (DOC-006/61366); en/of
- controleformulier 2015-2016 op naam van [naam 7] (V-012), ondertekend op 23 november 2015 en/of 27 november 2015 (DOC-009/61376); en/of
C. Enrolment confirmation
- de Enrolment confirmation op naam van [verdachte] , afgegeven door de [universiteit 1] op 20 augustus 2015 (DOC-006/61885); en/of
D. Verklaring collegegeld
- verklaring collegegeld op naam van [naam 1] (V-21), geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 25 november 2013 (DOC-003/61667); en/of
- verklaring collegegeld op naam van [naam 1] (V-21), geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 10 juli 2014 (DOC-005/61667);
als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, - (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig(e) feit(en) te dienen -
bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), de/het hiervoor genoemde geschrift(en) heeft/hebben verzonden en/of doen toekomen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs, en bestaande de valsheid hierin dat
A. in strijd met de waarheid op de/het aanvraagformulier(en) is voorgewend dat de aanvrager een opleiding volgt of gaat volgen bij de [universiteit 1] in London en/of de [universiteit 1] en/of de [universiteit 2] , althans dat de/het aanvraagformulier(en) geheel in strijd met de waarheid is/zijn opgemaakt; en/of
B. in strijd met de waarheid op de/het controleformulier(en) is voorgewend dat de student in het jaar 2013-2014 en/of 2014-2015 en/of 2015-2016 een opleiding volgt aan de [universiteit 1] en/of de [universiteit 2] , althans dat de/het controleformulier(en) geheel in strijd met de waarheid is/zijn opgemaakt; en/of
C.+D. in strijd met de waarheid is voorgewend alsof de Enrolment confirmation en/of de verklaringen collegegeld is/zijn afgegeven door de [universiteit 1] en/of deze is/zijn voorzien van een gedateerd logo van de universiteit althans dat de/het hiervoor genoemde geschrift(en) geheel in strijd met de waarheid is/zijn opgemaakt;
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 1 september 2016 in Arnhem en/of Doetinchem, althans in Nederland en/of in het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
hierin bestaande dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van een of meer voorwerpen, bestaande uit een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van:
o EURO 303.455 (maximumpositie); en/of
o EURO 103.437 (minimumpositie);
(sub a) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad; en/of
(sub b) bovenomschreven voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
heeft overdragen en/of omgezet en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en) - althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden - dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig was/waren uit enig(e) misdrij(f)(ven).
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte maakte daarbij steeds gebruik van een vaste werkwijze. Ook is sprake geweest van medeplegen met een ander, veelal de aanvrager van de studiefinanciering. Daarnaast moet zijn samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), bijvoorbeeld ten aanzien van de valselijke aanvraag op naam van [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1992 (hierna: [naam 1] ). Voor het medeplegen is het niet relevant wie precies de formulieren heeft ingevuld of ondertekend. Verdachte heeft de aanvragen geïnitieerd, de aanvragers actief benaderd en een cruciale rol gespeeld bij de valselijke aanvragen en het vervalsen van de overige formulieren.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met de aanvragers een bedrag van € 204.285,60 voorhanden heeft gehad of gebruikt terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat deze geldbedragen afkomstig waren uit misdrijf (b-variant). Daartoe heeft zij gewezen op de omstandigheid dat de aanvragers dit geld hebben opgenomen en aan verdachte hebben overgemaakt of afgegeven.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde, voor zover dit ziet op de aanvraag- en controleformulieren en de verklaringen collegegeld op naam van [naam 1] , omdat alleen het ophalen van geld bij [naam 1] niet maakt dat verdachte betrokken is geweest bij het vervalsen van de aanvraag- en controleformulieren.
Ook heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde, voor zover dit ziet op het aanvraagformulier op naam van [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Daartoe heeft de raadsman gesteld dat zij zelf heeft verklaard dat zij het aanvraagformulier zelf heeft ingevuld, dat verdachte daar niet bij was en dat zij het formulier aan haar broer [naam 7] heeft gegeven.
Voor het overige kan dit feit, gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting, wettig en overtuigend worden bewezen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte daarbij – behalve ten aanzien van de formulieren op naam van [naam 1] – wel als medepleger kan worden aangemerkt vanwege zijn rol bij het doorgeleiden van de formulieren. Indien de rechtbank komt tot bewezenverklaring van feit 1 en feit 2, heeft de raadsman gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde een voortgezette handeling is van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de kwalificatie uitsluitingsgrond van toepassing is, omdat evident sprake is van de situatie dat de gelden onmiddellijk zijn verkregen uit eigen misdrijf en dat geen sprake is van het verhullen of verbergen van de criminele herkomst. Het contant laten uitkeren is enkel een handeling geweest om de opbrengst te verkrijgen.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van verdachte maximaal een bedrag van € 52.195,00 kan worden bewezen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger bij de bedragen die anderen hebben ontvangen en dat de verklaringen van de verschillende betrokkenen – waarop het overzicht van de FIOD is gebaseerd – niet overeenkomen met de mutatieoverzichten van hun bankrekeningen.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat op grond van een aanvraagformulier studiefinanciering een studiefinanciering kan worden toegekend en dat deze toekenning periodiek wordt gecontroleerd door middel van controleformulieren, het opvragen van bewijzen van inschrijving en van verklaringen collegegeld. De rechtbank is derhalve van oordeel dat dit geschriften zijn waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met uitzondering van het valselijk opmaken van de documenten op naam van [naam 1] .
De aanvraag- en controleformulieren van verdachte, [naam 3] (hierna: [naam 3] ), [naam 6] (hierna: [naam 6] ), [naam 2] , en [naam 4] (hierna: [naam 4] ) vermelden dat de desbetreffende personen een studie volgen aan de [universiteit 1] . Uit informatie van deze universiteit volgt echter dat zij hier nooit ingeschreven hebben gestaan. Bovendien is bij de ‘enrollment confirmation’ van verdachte gebruik gemaakt van een logo van deze universiteit dat sinds 17 juni 2015 niet meer in gebruik is.
Het aanvraagformulier van [naam 7] (hierna: [naam 7] ) vermeldt dat hij een studie zou volgen aan de [universiteit 2] . Uit informatie van deze universiteit volgt echter dat hij hier nooit ingeschreven heeft gestaan.
Het aanvraagformulier van [naam 5] (hierna: [naam 5] ) vermeldt dat hij een studie volgt aan de [universiteit 1] , op de faculteit of vestiging ‘ [universiteit 2] ’. Uit informatie van de [universiteit 2] blijkt dat ook hij hier nooit ingeschreven heeft gestaan en uit zijn verklaring blijkt dat hij ook niet aan een andere universiteit in Londen heeft gestudeerd.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat deze geschriften in strijd met de waarheid, en daarmee valselijk zijn opgemaakt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op de formulieren die op zijn naam staan zijn persoonlijke gegevens heeft ingevuld en de formulieren vervolgens heeft doorgezet naar twee andere personen die de formulieren verder invulden. Vervolgens ontving verdachte de formulieren weer terug en heeft hij deze op de post gedaan. Verder heeft verdachte verklaard dat hij op dezelfde manier handelde bij de andere aanvragers, met uitzondering van [naam 2] en [naam 1] . Hij vulde samen met de aanvrager de persoonlijke gegevens in en geleidde het formulier vervolgens door naar twee andere personen. Nadat verdachte de formulieren had teruggekregen, gaf hij ze weer aan de betreffende aanvrager.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij het controleformulier op naam van [naam 2] voor het invullen van gegevens heeft doorgezet naar de andere twee personen. Op grond van de verklaring van [naam 2] – die net als verdachte verklaart dat de contacten met verdachte via [naam 7] verliepen – acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een rol van zodanige betekenis bij het invullen en doorgeleiden van het aanvraagformulier op naam van [naam 2] heeft gespeeld dat hij bij het opmaken van de hier aan de orde zijnde formulieren in belangrijke mate met de andere daarbij betrokken personen heeft samengewerkt.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, de aanvrager en de personen naar wie hij de formulieren doorgeleidde, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij met de aanvragers had afgesproken dat zij hem 500 euro per maand zouden betalen. Op grond hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte het oogmerk had de valse geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
[naam 1] heeft weliswaar verklaard dat hij geld heeft afgestaan aan verdachte, maar uit zijn verklaring blijkt dat hij is benaderd door [medeverdachte] en aan [medeverdachte] zijn gegevens heeft afgestaan. Gelet hierop is de rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, voor zover het gaat om het invullen van de formulieren op naam van [naam 1] .
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op grond van de aangiften, de bankgegevens en de verklaring van verdachte ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de ten laste gelegde geschriften bij de DUO zijn ingediend, dat op basis daarvan studiefinanciering is uitgekeerd en dat de aanvragers daarvan steeds een deel aan verdachte hebben betaald. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met de aanvragers, gebruik heeft gemaakt van deze formulieren als ware deze echt en onvervalst. Voor de formulieren op naam van verdachte zelf, komt de rechtbank niet tot het oordeel dat sprake was van medeplegen.
Ook ten aanzien van de aanvraag- en controleformulieren en de verklaringen collegegeld op naam van [naam 1] komt de rechtbank tot het oordeel dat deze in strijd met de waarheid, en daarmee valselijk zijn opgemaakt, nu uit informatie van de UK Central Authority volgt dat [naam 1] niet bekend is bij de [universiteit 1] .
De rechtbank stelt vast dat deze formulieren bij de DUO zijn ingediend en dat [naam 1] geld van de DUO heeft ontvangen. [naam 1] heeft verklaard dat hij zijn BSN en bankrekeningnummer aan [medeverdachte] heeft gegeven. [medeverdachte] heeft vervolgens met [naam 1] de afspraak gemaakt dat hij de helft van het geld dat binnen zou komen aan [medeverdachte] moest overmaken en de andere helft moest afgeven aan verdachte. Deze verklaring wordt ondersteund door de bankgegevens, waaruit blijkt dat door [naam 1] inderdaad geld is overgemaakt naar [medeverdachte] en dat er contante opnames zijn rond de datum dat de studiefinanciering wordt overgemaakt. De betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte] wordt verder ondersteund door het gebruik van de adressen [adres 2] in Londen en [adres 3] in Londen. Van deze adressen hebben ook verdachte en/of [medeverdachte] gebruik gemaakt.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte] en aanvrager [naam 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en aanvrager [naam 1] , gebruik heeft gemaakt van deze formulieren als ware deze echt en onvervalst.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verdachte de documenten valselijk heeft opgemaakt met het oog op het op een later moment verkrijgen van geld van de DUO, niet betekent dat de beide feiten voortkomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit. De onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten staan ook niet in zodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Sr. De rechtbank verwerpt het verweer.
Feit 3
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank interpreteert de tenlastelegging aldus, dat de verdenking van witwassen ziet op de geldbedragen ten aanzien waarvan ná het uitbetalen van studiefinanciering op de rekeningen van de aanvragers op basis van valselijk opgemaakte documenten - al dan niet in de vorm van medeplegen - gedragingen hebben plaatsgevonden die ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp.
Hiervan kan naar het oordeel van de rechtbank sprake zijn als het geld is opgenomen van de bankrekening en vervolgens contant is overgedragen aan verdachte. De rechtbank heeft echter onvoldoende bewijsmiddelen in dossier aangetroffen om vast te stellen dat dit bedrag gelijk is aan of hoger is dan de door het Openbaar Ministerie zelf ten laste gelegde ondergrens van € 103.437,00, zodat vrijspraak moet volgen.
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij in de periode van 14 juni 2013 tot en met 27 november 2015 in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
A. Aanvraag studiefinanciering
- aanvraag studiefinanciering op naam van [verdachte] voor de opleiding Politics aan de [universiteit 1] , ondertekend op 1 november 2013; en
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 2] voor de opleiding 'Buscnes and mangement' aan de [universiteit 1] , ondertekend op 1 maart 2015; en
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 3] voor de opleiding International Business and management aan de [universiteit 1] in Londen, ondertekend op 17 maart 2015; en
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 4] voor de opleiding International Business aan de [universiteit 1] , ondertekend op 11 december 2014; en
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 5] voor de opleiding International Business aan de [universiteit 1] en/of [universiteit 2] , ondertekend op 27 november 2014; en
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 6] voor de opleiding International Business aan de [universiteit 1] , ondertekend op 1 maart 2014; en
- aanvraagformulier studiefinanciering op naam van [naam 7] voor de opleiding International Bussines Management aan de [universiteit 2] , ondertekend op 20 november 2014; en
- controleformulier 2013-2014 op naam van [verdachte] , ondertekend op 13 februari 2014; en
- controleformulier 2014-2015 op naam van [verdachte] , ondertekend op 12 november 2014; en
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 3] , ondertekend op 3 juli 2015; en
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 6] , ondertekend op 20 mei 2015; en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 2] , ondertekend op 16 september 2015 en 18 september 2015; en
- controleformulier 2015-2016 op naam van [naam 7] , ondertekend op 23 november 2015 en 27 november 2015; en
C. Enrolment confirmation
- de Enrolment confirmation op naam van [verdachte] , afgegeven door de [universiteit 1] op 20 augustus 2015;
valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande die valsheid hierin dat hij, verdachte, en zijn mededaders,
A. in strijd met de waarheid op de aanvraagformulieren hebben vermeld dat de aanvrager een opleiding volgt of gaat volgen bij de [universiteit 1] in London of de [universiteit 2] ; en
B. in strijd met de waarheid op de controleformulieren hebben vermeld dat de student in het jaar 2013-2014 en/of 2014-2015 en/of 2015-2016 een opleiding volgt aan de [universiteit 1] of de [universiteit 2] ; en
C. in strijd met de waarheid hebben vermeld dat de Enrolment confirmation is afgegeven door de [universiteit 1] en deze is voorzien van een gedateerd logo van de universiteit;
Feit 2
hij in de periode van 14 juni 2013 tot en met 27 november 2015 in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
A. Aanvraag studiefinanciering
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 1] geboren op [geboortedatum 2] 1992, voor de opleiding International relations and politics aan de [universiteit 1] , ondertekend op 14 juni 2013; en
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 2] voor de opleiding 'Buscnes and mangement' aan de [universiteit 1] , ondertekend op 1 maart 2015; en
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 3] voor de opleiding International Business and management aan de [universiteit 1] in Londen, ondertekend op 17 maart 2015; en
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 4] voor de opleiding International Business aan de [universiteit 1] , ondertekend op 11 december 2014; en
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 5] voor de opleiding International Business aan de [universiteit 1] en/of [universiteit 2] , ondertekend op 27 november 2014; en
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 6] voor de opleiding International Business aan de [universiteit 1] , ondertekend op 1 maart 2014; en
- aanvraagformulier studiefinanciering op naam van [naam 7] voor de opleiding International Bussines Management aan de [universiteit 2] , ondertekend op 20 november 2014; en
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 14 november 2014; en
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 3] , ondertekend op 3 juli 2015; en
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 6] , ondertekend op 20 mei 2015; en
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 2] , ondertekend op 16 september 2015 en 18 september 2015; en
- controleformulier 2015-2016 op naam van [naam 7] , ondertekend op 23 november 2015 en 27 november 2015; en
D. Verklaring collegegeld
- verklaring collegegeld op naam van [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 25 november 2013; en
- verklaring collegegeld op naam van [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 10 juli 2014;
alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
A. Aanvraag studiefinanciering
- aanvraag studiefinanciering op naam van [verdachte] voor de opleiding Politics aan de [universiteit 1] , ondertekend op 1 november 2013 (DOC-002/61885); en
- controleformulier 2013-2014 op naam van [verdachte] , ondertekend op 13 februari 2014; en
- controleformulier 2014-2015 op naam van [verdachte] , ondertekend op 12 november 2014; en
C. Enrolment confirmation
- de Enrolment confirmation op naam van [verdachte] , afgegeven door de [universiteit 1] op 20 augustus 2015;
als ware die geschriften echt en onvervalst, - elk zijnde een geschriften dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen -
bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders, de hiervoor genoemde geschriften heeft/hebben doen toekomen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs, en bestaande de valsheid hierin dat
A. in strijd met de waarheid op de aanvraagformulieren is voorgewend dat de aanvrager een opleiding volgt of gaat volgen bij de [universiteit 1] in London of de [universiteit 1] of de [universiteit 2] ; en
B. in strijd met de waarheid op de controleformulieren is voorgewend dat de student in het jaar 2013-2014 en/of 2014-2015 en/of 2015-2016 een opleiding volgt aan de [universiteit 1] of de [universiteit 2] ; en
C.+D. in strijd met de waarheid is voorgewend alsof de Enrolment confirmation en de verklaringen collegegeld zijn afgegeven door de [universiteit 1] en de Enrolment confirmation is voorzien van een gedateerd logo van de universiteit;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en dat aan verdachte daarnaast een geldboete wordt opgelegd ter hoogte van € 40.510,00 ter afroming van het door verdachte behaalde voordeel, bij niet betalen te vervangen door 235 dagen hechtenis.
7.2 Het standpunt van de verdediging
Voor de oriëntatiepunten heeft de raadsman een benadelingsbedrag van € 155.402,00 als uitgangspunt genomen. Verder heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat de feiten erg oud zijn en dat de redelijke termijn is geschonden. Daarbij rekening houdend met de persoonlijk omstandigheden van verdachte, heeft de raadsman bepleit dat zal worden volstaan met oplegging van de maximale taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.
Ten aanzien van de gevorderde geldboete heeft de raadsman primair verzocht daarvan geheel af te zien en subsidiair een geldboete van maximaal € 7.000,-- op te leggen.
7.3 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee en een half jaar schuldig gemaakt aan omvangrijke fraude met valse aanvraag- en controleformulieren en heeft daarmee overheidsgeld ontvangen dat door de DUO ten behoeve van scholing en onderwijs werd uitgekeerd. Gedurende deze periode heeft verdachte steeds opnieuw gekozen voor frauduleuze handelingen door voor verschillende personen periodiek valse documenten op te maken en te gebruiken om de uitbetaling van de studiefinanciering door te laten lopen. Er zijn concrete aanwijzingen dat dit handelen van verdachte niet op zichzelf staat, maar onderdeel uitmaakt van een organisatie die op deze wijze de DUO geld afhandig heeft gemaakt of willen maken.
Door aldus te handelen heeft verdachte zich aanzienlijke geldbedragen toegeëigend en heeft hij daarmee niet alleen de DUO, maar ook de aanvragers van deze studiefinanciering benadeeld door misbruik te maken van hun zwakke positie en hen op te zadelen met een behoorlijke schuld. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van anderen, die aan verdachte persoonlijke gegevens en gegevens van hun bankrekeningen toevertrouwden.
Verdachte heeft met het plegen van deze feiten tevens het vertrouwen dat in het economisch verkeer en in de juistheid van geschriften moet kunnen worden gesteld schade toegebracht. Verdachte heeft zich bij dit alles kennelijk slechts laten leiden door eigen financieel gewin en geen oog gehad voor de gevolgen voor de samenleving en de andere betrokkenen.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft kennis genomen van het feit dat verdachte geen relevante justitiële documentatie (strafblad) heeft.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf eveneens acht geslagen op de oriëntatiepunten voor fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij het benadelingsbedrag in grote mate bepalend is. De rechtbank gaat, in het licht van het dossier, uit van een benadelingsbedrag van ongeveer € 219.000,--, waarvoor verdachte mede verantwoordelijk is. Voor een dergelijk benadelingsbedrag hanteert het LOVS als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden onvoorwaardelijk.
De rechtbank is van oordeel dat rekening dient te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM. De behandeling ter terechtzitting is niet binnen de redelijke termijn van twee jaren, maar ruim drie en een half jaar later afgerond met een eindvonnis en deze vertraging is niet toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande in beginsel een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden, maar zal vanwege de overschrijding van de redelijke termijn volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, en de maximale taakstraf van 240 uur. Daarbij is dan tevens rekening gehouden met het ontbreken van relevante justitiële documentatie (ook na de pleegperiode van onderhavige feiten), zijn verantwoordelijkheid als ouder voor jonge kinderen en het bieden van een reële mogelijkheid aan verdachte verder een toekomst buiten de criminaliteit en zonder verslavingsproblematiek voor zichzelf op te bouwen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 Sr.
9. De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
feit 2, het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
en
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het pdf-bestand 61885_DUO-RB bevattende het dossier van Belastingdienst/FIOD kantoor Zwolle met nummer 61885 en de daarbij behorende bijlagen. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.