RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 08/993004-20 (P)
Datum vonnis: 26 augustus 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 januari 2021, 17 mei 2021 en 12 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ruige en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander of met anderen aanvraag- en controleformulieren voor studiefinanciering, inschrijfbevestigingen van een universiteit en verklaringen collegegeld vals heeft opgemaakt of heeft vervalst;
feit 2:samen met een ander of met anderen van de hiervoor genoemde valse geschriften gebruik heeft gemaakt;
feit 3:samen met een ander of anderen geldbedragen tot een totaalbedrag van minimaal € 93.652,00 tot maximaal € 293.670,00 heeft witgewassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 19 september 2012 tot en met 2 februari 2016 te Arnhem en/of Alkmaar, althans in Nederland en/of in Londen, althans het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
A. Aanvraag studiefinanciering
- aanvraag studiefinanciering op naam van [verdachte] (V-002), geboren [geboortedatum 1] 1989, voor de opleiding Construction management aan de [universiteit 1] , ondertekend op 2 februari 2016 (DOC-024/61885); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 3] (V-021) geboren op [geboortedatum 2] 1992, voor de opleiding International relations and politics aan de [universiteit 2] , ondertekend op 14 juni 2013 (DOC-002/61667); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 1] (V-020) voor de opleiding International Busin99300420ess aan de [universiteit 2] , ondertekend op 5 maart 2015 (DOC-002/61363); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 2] (V-014) voor de opleiding International Business aan de [universiteit 3] , ondertekend op 20 september 2015 (DOC-003/61378); en/of
- controleformulier 2012-2013 op naam van [verdachte] (V-002), geboren op [geboortedatum 1] 1989, voor de opleiding Politics aan de [universiteit 2] , ondertekend op 19 september 2012 (DOC-018/61885); en/of
- controleformulier 2013-2014 op naam van [verdachte] (V-002), geboren op [geboortedatum 1] 1989, ondertekend op 12 december 2013 (DOC-019/61885); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [verdachte] (V-002), geboren op [geboortedatum 1] 1989, ondertekend op 8 november 2014 (DOC-022/61885); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 3] (V-021), geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 14 november 2014 (DOC-006/61667); en/of
- controleformulier 2015-2016 op naam van [naam 1] (V-020), ondertekend op 18 januari 2016 (DOC-/61363); en/of
C. Enrolment confirmation
- de Enrolment confirmation op naam van [verdachte] (V-002), met stempel [universiteit 2] op 10 februari 2014 (DOC-020/61885); en/of
- de Enrolment confirmation op naam van [verdachte] (V-002), met stempel [universiteit 2] op 19 september 2014 (DOC-021/61885); en/of
D. Verklaring collegegeld
- verklaring collegegeld op naam van [naam 3] (V-021), geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 25 november 2013 (DOC-003/61667); en/of
- verklaring collegegeld op naam van [naam 3] (V-021), geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 10 juli 2014 (DOC-005/61667); en/of
- verklaring collegegeld op naam van [naam 1] (V-020), geboren op [geboortedatum 3] 1992, ondertekend op 9 september 2015 (DOC-004/61363);
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande die valsheid hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
A. in strijd met de waarheid op de/het aanvraagformulier(en) heeft of hebben vermeld dat de aanvrager een opleiding volgt of gaat volgen aan de [universiteit 2] in London en/of de [universiteit 1] en/of [universiteit 3] , althans dat de/het aanvraagformulier(en) geheel in strijd met de waarheid is/zijn opgemaakt; en/of
B. in strijd met de waarheid op de/het controleformulier(en) heeft of hebben vermeld dat de student in het jaar 2012-2013 en/of 2013-2014 en/of 2014-2015 en/of 2015-2016 een opleiding volgt aan de [universiteit 2] en/of de [universiteit 1] , althans dat de/het controleformulier(en) geheel in strijd met de waarheid is/zijn opgemaakt; en/of
C.+D. in strijd met de waarheid heeft of hebben vermeld dat de Enrolment confirmation en/of de verklaringen collegegeld is/zijn afgegeven door de [universiteit 2] en/of deze is/zijn voorzien van een gedateerd logo van de universiteit althans dat de/het hiervoor genoemde geschrift(en) geheel in strijd met de waarheid is/zijn opgemaakt;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 19 september 2012 tot en met 2 februari 2016 te Arnhem en/of Groningen, althans in Nederland en/of in Londen, althans het Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
A. Aanvraag studiefinanciering
- aanvraag studiefinanciering op naam van [verdachte] (V-002), geboren [geboortedatum 1] 1989, voor de opleiding Construction management aan de [universiteit 1] , ondertekend op 2 februari 2016 (DOC-024/61885); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 3] (V-021) geboren op [geboortedatum 2] 1992, voor de opleiding International relations and politics aan de [universiteit 2] , ondertekend op 14 juni 2013 (DOC-002/61667); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 1] (V-020) voor de opleiding International Business aan de [universiteit 2] , ondertekend op 5 maart 2015 (DOC-002/61363); en/of
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 2] (V-014) voor de opleiding International Business aan de [universiteit 3] , ondertekend op 20 september 2015 (DOC-003/61378); en/of
- controleformulier 2012-2013 op naam van [verdachte] (V-002), geboren op [geboortedatum 1] 1989, voor de opleiding Politics aan de [universiteit 2] , ondertekend op 19 september 2012 (DOC-018/61885); en/of
- controleformulier 2013-2014 op naam van [verdachte] (V-002), geboren op [geboortedatum 1] 1989, ondertekend op 12 december 2013 (DOC-019/61885); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [verdachte] (V-002), geboren op [geboortedatum 1] 1989, ondertekend op 8 november 2014 (DOC-022/61885); en/of
- controleformulier 2014-2015 op naam van [naam 3] (V-021), geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 14 november 2014 (DOC-006/61667); en/of
- controleformulier 2015-2016 op naam van [naam 1] (V-020), ondertekend op 18 januari 2016 (DOC-/61363); en/of
C. Enrolment confirmation
- de Enrolment confirmation op naam van [verdachte] (V-002), met stempel [universiteit 2] op 10 februari 2014 (DOC-020/61885); en/of
- de Enrolment confirmation op naam van [verdachte] (V-002), met stempel [universiteit 2] op 19 september 2014 (DOC-021/61885); en/of
D. Verklaring collegegeld
- verklaring collegegeld op naam van [naam 3] (V-021), geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 25 november 2013 (DOC-003/61667); en/of
- verklaring collegegeld op naam van [naam 3] (V-021), geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 10 juli 2014 (DOC-005/61667); en/of
- verklaring collegegeld op naam van [naam 1] (V-020), geboren op [geboortedatum 3] 1992, ondertekend op 9 september 2015 (DOC-004/61363);
als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, - (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig(e) feit(en) te dienen - bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), de/het hiervoor genoemde geschrift(en) heeft/hebben verzonden en/of doen toekomen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs,
en bestaande de valsheid hierin dat
A. in strijd met de waarheid op de/het aanvraagformulier(en) is voorgewend dat de aanvrager een opleiding volgt of gaat volgen aan de [universiteit 2] in London en/of de [universiteit 1] en/of de [universiteit 3] , althans dat de/het aanvraagformulier(en) geheel in strijd met de waarheid is/zijn opgemaakt; en/of
B. in strijd met de waarheid op de/het controleformulier(en) is voorgewend dat de student in het jaar 2012-2013 en/of 2013-2014 en/of 2014-2015 en/of 2015-2016 een opleiding volgt aan de [universiteit 2] en/of de [universiteit 1] , althans dat de/het controleformulier(en) geheel in strijd met de waarheid is/zijn opgemaakt; en/of
C.+D. in strijd met de waarheid is voorgewend dat de Enrolment confirmation en/of de verklaringen collegegeld is/zijn afgegeven door de [universiteit 2] en/of deze is/zijn voorzien van een gedateerd logo van de universiteit althans dat de/het hiervoor genoemde geschrift(en) geheel in strijd met de waarheid is/zijn opgemaakt;
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 1 september 2016
in Arnhem en/of Doetinchem, althans in Nederland en/of in het Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, hierin bestaande dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van een of meer voorwerpen, bestaande uit een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van:
o EURO 293.670 (maximumpositie); en/of
o EURO 93.652 (minimumpositie);
(sub a) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad; en/of
(sub b) bovenomschreven voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
heeft overdragen en/of omgezet en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en) - althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden - dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig was/waren uit enig(e) misdrij(f)(ven).
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte maakte daarbij steeds gebruik van een vaste werkwijze. Hierbij is sprake geweest van medeplegen met een ander, veelal de aanvrager van de studiefinanciering. Ook moet zijn samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), bijvoorbeeld ten aanzien van de valselijke aanvraag op naam van [naam 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1992 (hierna: [naam 3] ). Voor het medeplegen is het niet relevant wie precies de formulieren heeft ingevuld of ondertekend. Verdachte heeft de aanvragen geïnitieerd, de aanvragers actief benaderd en een cruciale rol gespeeld bij de valse aanvragen en het vervalsen van de overige formulieren.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met de aanvragers een bedrag van € 122.928,91 voorhanden heeft gehad of gebruikt terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat deze geldbedragen afkomstig waren uit misdrijf (b-variant). Daartoe heeft zij gewezen op de omstandigheid dat de aanvragers dit geld hebben opgenomen en aan verdachte hebben overgemaakt of afgegeven.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, voor zover dit ziet op de valsheid in geschrifte van de formulieren op naam van verdachte zelf en op naam van [naam 3] , gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, voor zover dit ziet op de valsheid in geschrifte van de formulieren op naam van [naam 2] en [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Het enkele feit dat verdachte begunstigde zou zijn geweest van betalingen per bank, is onvoldoende voor het vereiste (voorwaardelijk) opzet op het plegen van valsheid in geschrift. Voor de contante betalingen van [naam 1] bevat het dossier onvoldoende ondersteunend bewijs. Van medeplegen met de aanvrager kan bij [naam 2] (hierna: [naam 2] ) geen sprake zijn. Voor medeplegen met medeverdachte [medeverdachte] ontbreekt eveneens bewijs. Het enkele feit dat sprake zou zijn van gelijktijdigheid, betekent nog niet dat sprake is geweest van gezamenlijk handelen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde, voor zover dit ziet op de gelden die op de bankrekening van verdachte en [naam 3] zijn bijgeschreven, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte de gelden onder zich heeft gehad.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat op grond van een aanvraagformulier studiefinanciering een studiefinanciering kan worden toegekend en dat deze toekenning periodiek wordt gecontroleerd door middel van controleformulieren, het opvragen van bewijzen van inschrijving en van verklaringen collegegeld. De rechtbank is derhalve van oordeel dat dit geschriften zijn waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, voor zover het gaat om het valselijk opmaken van de aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 1] . De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De FIOD heeft van de DUO een aanvraagformulier studiefinanciering op naam van [naam 1] voor de studie International business aan de [universiteit 2] ontvangen. Bij het onderdeel ondertekening is de datum 5 maart 2015 ingevuld. Uit informatie van de UK Central Authority volgt dat [naam 1] niet bekend is bij de [universiteit 2] . De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat het aanvraagformulier in strijd met de waarheid vermeld dat [naam 1] een opleiding gaat volgen aan de [universiteit 2] in London en daarom valselijk is opgemaakt.
[naam 1] heeft verklaard dat verdachte pagina 1 van het aanvraagformulier heeft ingevuld, dat hij zelf een handtekening heeft gezet op pagina 4 van het formulier en dat verdachte het formulier heeft meegenomen. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en aanvrager [naam 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Onderdeel van de afspraak was dat [naam 1] de helft van het geld aan verdachte moest geven. Op grond hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte het oogmerk had het aanvraagformulier als echt en onvervalst te gebruiken.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de overige ten laste gelegde geschriften niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die daadwerkelijk betrokken is geweest bij het opmaken van de geschriften. De rechtbank zal verdachte in zoverre vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met uitzondering van het controleformulier 2012-2013 op naam van verdachte.
Door de DUO is aangifte gedaan van grootschalige fraude waarbij door 26 aanvragers formulieren en verklaringen zijn ingediend waarbij werd voorgewend dat zij studeerden aan een universiteit in Londen. Deze documenten werden ingediend met het oog op het verkrijgen van studiefinanciering. Het gebruik maken van de documenten bestaat in deze situatie uit het indienen van de documenten en/of het ontvangen van de studiefinanciering, die op grond van de valse documenten is verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte – al dan niet in de vorm van medeplegen – degene is geweest die van de hierna genoemde documenten gebruik heeft gemaakt.
Geschriften op naam van verdachte
Een medewerker van de [universiteit 1] heeft medegedeeld dat verdachte daar niet bekend is. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat het aanvraagformulier in strijd met de waarheid vermeldt dat verdachte een opleiding gaat volgen aan de [universiteit 1] en dus vals is.
Ook de controleformulieren zijn naar het oordeel van de rechtbank vals. Deze formulieren zijn ondertekend door een persoon die, anders dan het formulier vermeldt, niet werkzaam is geweest als stafmedewerker bij de [universiteit 2] . Bovendien volgt uit informatie van de UK Central Authority dat verdachte na 11 september 2013 niet meer bij de [universiteit 2] stond ingeschreven. De rechtbank stelt op grond hiervan vast de controleformulieren in strijd met de waarheid vermelden dat verdachte een opleiding volgt aan de [universiteit 2] in London en dat de ‘enrolment confirmation’ verklaringen in strijd met de waarheid vermelden dat deze zijn afgegeven door de [universiteit 2] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze geschriften heeft gebruikt als ware deze echt en onvervalst. Op grond van de aangifte stelt de rechtbank vast dat verdachte de documenten bij de DUO heeft ingediend. Daarnaast heeft verdachte ook ná zijn uitschrijving bij de [universiteit 2] tot 1 augustus 2015 studiefinanciering van DUO ontvangen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten aanzien van deze geschriften tezamen en in vereniging met een ander heeft gehandeld.
Geschriften op naam van [naam 3]
Uit informatie van de UK Central Authority volgt dat ook [naam 3] niet bekend is bij de [universiteit 2] . De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de aanvraag- en controleformulieren in strijd met de waarheid vermelden dat [naam 3] een opleiding gaat volgen of volgt aan de [universiteit 2] in London en dat de verklaringen collegegeld in strijd met de waarheid vermelden dat deze zijn afgegeven door de [universiteit 2] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en aanvrager [naam 3] , gebruik heeft gemaakt van deze formulieren als ware deze echt en onvervalst.
De rechtbank stelt vast dat deze formulieren bij de DUO zijn ingediend en dat [naam 3] geld van de DUO heeft ontvangen. [naam 3] heeft verklaard dat hij op verzoek van verdachte zijn BSN en bankrekeningnummer heeft gegeven. Verdachte heeft vervolgens met hem de afspraak gemaakt dat hij de helft van het geld dat binnen zou komen aan verdachte moest overmaken en de andere helft moest afgeven aan [medeverdachte] . Deze verklaring wordt ondersteund door de bankgegevens, waaruit blijkt dat door [naam 3] inderdaad geld is overgemaakt naar verdachte en dat er contante opnames zijn geweest rond de datum dat de studiefinanciering is overgemaakt. Net als bij de controleformulieren op naam van verdachte zelf, is het controleformulier ondertekend door een persoon die, anders dan het formulier vermeldt, niet werkzaam is geweest als stafmedewerker bij de [universiteit 2] . De betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte] wordt verder ondersteund door het gebruik van de adressen [adres 2] in Londen en [adres 3] in Londen. Van deze adressen hebben ook verdachte en/of [medeverdachte] gebruik gemaakt. Verder acht de rechtbank nog van belang dat op het aanvraagformulier het rekeningnummer van verdachte én het e-mailadres van verdachte staan vermeld.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte] en aanvrager [naam 3] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Geschriften op naam van [naam 1]
Uit informatie van de UK Central Authority volgt dat ook [naam 1] niet bekend is bij de [universiteit 2] . Bovendien is bij de “verklaring collegegeld” gebruik gemaakt van een logo van deze universiteit dat sinds 17 juni 2015 niet meer in gebruik is. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de aanvraag- en controleformulieren in strijd met de waarheid vermelden dat [naam 1] een opleiding gaat volgen of volgt aan de [universiteit 2] in London en dat de “verklaring collegegeld” in strijd met de waarheid vermeldt dat deze is afgegeven door de [universiteit 2] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met aanvrager [naam 1] , gebruik heeft gemaakt van deze formulieren als ware deze echt en onvervalst.
De formulieren zijn blijkens de aangifte bij de DUO ingediend en op basis daarvan is studiefinanciering uitbetaald aan [naam 1] . [naam 1] heeft verklaard dat hij is benaderd om studiefinanciering te regelen door een persoon die hij herkent op een aan hem getoonde schermafdruk van een foto van verdachte (DOC-016). Uit zijn verklaring volgt verder dat verdachte met [naam 1] de afspraak heeft gemaakt dat hij de helft van het geld dat binnenkwam van [naam 1] zou krijgen. Gedurende twee maanden is het geld van de studiefinanciering niet op de Nederlandse rekening van [naam 1] gestort, maar op een Engelse bankrekening, en vervolgens geheel doorgestort naar een rekening van verdachte. Ook bij [naam 1] is gebruik gemaakt van het adres [adres 3] in Londen, dat eveneens door verdachte is gebruikt, hetgeen de betrokkenheid van verdachte bij dit feit verder ondersteunt.
Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en aanvrager [naam 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Geschrift op naam van [naam 2]
Het aanvraagformulier studiefinanciering op naam van [naam 2] voor de opleiding International Business aan de [universiteit 3] is blijkens de aangifte bij de DUO ingediend en op basis daarvan is studiefinanciering uitbetaald. Uit informatie van de UK Central Authority volgt echter dat ook [naam 2] niet bekend is bij de [universiteit 3] . De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat het aanvraagformulier in strijd met de waarheid vermeldt dat [naam 2] een opleiding gaat volgen aan [universiteit 3] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook dit valse aanvraagformulier heeft gebruikt als ware deze echt en onvervalst.
Het aanvraagformulier is door DUO ontvangen en het geld is overgemaakt op een rekeningnummer dat op naam van verdachte staat. De rechtbank stelt vast dat verdachte degene is die de studiefinanciering heeft ontvangen. Dit rekeningnummer stond vermeld op het aanvraagformulier en [naam 2] heeft verklaard dat zij dit rekeningnummer niet kent, het aanvraagformulier niet heeft ingediend en niet in Londen heeft gestudeerd.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die het aanvraagformulier heeft gebruikt als ware het echt en onvervalst. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten aanzien van dit aanvraagformulier tezamen en in vereniging met een ander heeft gehandeld.
Partiële vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, voor zover het gaat om het opzettelijk gebruik maken van het controleformulier 2012-2013 op naam van verdachte en ondertekend op 19 september 2012.
De rechtbank overweegt daartoe dat dit document weliswaar onjuistheden bevat, maar dat verdachte blijkens informatie van de UK Central Authority bij de [universiteit 2] wel ingeschreven heeft gestaan voor de studie International Relations and Politics van 19 september 2011 tot 11 september 2013. De valsheid zoals ten laste gelegd, kan naar het oordeel van de rechtbank daarom niet bewezen worden. De rechtbank zal verdachte in zoverre vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Feit 3
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank interpreteert de tenlastelegging aldus, dat de verdenking van witwassen ziet op de geldbedragen ten aanzien waarvan ná het uitbetalen van studiefinanciering op de rekeningen van de aanvragers op basis van valselijk opgemaakte documenten - al dan niet in de vorm van medeplegen - gedragingen hebben plaatsgevonden die ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp.
Hiervan kan naar het oordeel van de rechtbank sprake zijn als het geld is opgenomen van de bankrekening en vervolgens contant is overgedragen aan verdachte. De rechtbank heeft echter onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier aangetroffen om te komen tot de vaststelling dat dit bedrag gelijk is aan of hoger is dan de door het Openbaar Ministerie zelf ten laste gelegde ondergrens van € 93.652,00, zodat vrijspraak moet volgen.
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij in de periode van 19 september 2012 tot en met 2 februari 2016 in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander,
een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 1] voor de opleiding International Business aan de [universiteit 2] , op 5 maart 2015
valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken,,
bestaande die valsheid hierin dat hij, verdachte, en zijn mededader, in strijd met de waarheid op het aanvraagformulier hebben vermeld dat de aanvrager een opleiding volgt of gaat volgen aan de [universiteit 2] in London.
Feit 2
hij in de periode van 19 september 2012 tot en met 2 februari 2016 in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
A. Aanvraag studiefinanciering
- aanvraag studiefinanciering op naam van [verdachte] geboren op [geboortedatum 2] 1992, voor de opleiding International relations and politics aan de [universiteit 2] , ondertekend op 14 juni 2013; en
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 1] voor de opleiding International Business aan de [universiteit 2] , op 5 maart 2015; en
- aanvraag studiefinanciering op naam van [naam 2] voor de opleiding International Business aan de [universiteit 3] , ondertekend op 20 september 2015; en
B. Controleformulier
- controleformulier 2014-2015 op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 14 november 2014; en
- controleformulier 2015-2016 op naam van [naam 1] , ondertekend op 18 januari 2016; en
D. Verklaring collegegeld
- verklaring collegegeld op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 25 november 2013; en
- verklaring collegegeld op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1992, ondertekend op 10 juli 2014; en
- verklaring collegegeld op naam van [naam 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1992, ondertekend op 9 september 2015;
en alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
A. Aanvraag studiefinanciering
- aanvraag studiefinanciering op naam van [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 1989, voor de opleiding Construction management aan de [universiteit 1] , ondertekend op 2 februari 2016; en
B. Controleformulier
- controleformulier 2013-2014 op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1989, ondertekend op 12 december 2013; en
- controleformulier 2014-2015 op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1989, ondertekend op 8 november 2014; en
C. Enrolment confirmation
- de Enrolment confirmation op naam van [verdachte] , met stempel [universiteit 2] op 10 februari 2014; en
- de Enrolment confirmation op naam van [verdachte] , met stempel [universiteit 2] op 19 september 2014;
als waren die geschrift(en) echt en onvervalst, - elk zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen - bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders, de hiervoor genoemde geschriften heeft/hebben doen toekomen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs, en bestaande de valsheid hierin dat
A. in strijd met de waarheid op de aanvraagformulieren is voorgewend dat de aanvrager een opleiding volgt of gaat volgen aan de [universiteit 2] in London of de [universiteit 1] of de [universiteit 3] ; en
B. in strijd met de waarheid op de controleformulieren is voorgewend dat de student in het jaar 2013-2014 en/of 2014-2015 en/of 2015-2016 een opleiding volgt aan de [universiteit 2] , en
C.+D. in strijd met de waarheid is voorgewend dat de Enrolment confirmation en de verklaringen collegegeld zijn afgegeven door de [universiteit 2] en/of deze is voorzien van een gedateerd logo van de universiteit.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van valsheid in geschrift
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en dat aan verdachte daarnaast een geldboete wordt opgelegd ter hoogte van € 26.688,00, bij niet betalen te vervangen door 178 dagen hechtenis.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat met de vermeende fraude slechts een bedrag van € 42.192,00 gemoeid is en dat sprake is van eendaadse samenloop van de drie ten laste gelegde feiten. Daarbij rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de LOVS-richtlijnen en straffen in vergelijkbare zaken, heeft de raadsman bepleit dat een eventueel restant van een straf geheel voorwaardelijk zal worden opgelegd.
De raadsman heeft verzocht geheel van de gevorderde boete af te zien, omdat de bedragen waarop deze zou worden gebaseerd onvoldoende zijn onderbouwd.
7.3 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De rechtbank overweegt dat één van de voorwaarden om van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 Sr te kunnen spreken, is dat er sprake moet zijn van één feitelijke gedraging die tot vervulling van meerdere delictsomschrijvingen leidt. Naar het oordeel van de rechtbank ligt aan het vervalsen van het aanvraagformulier van [naam 1] en het gebruik van dit formulier (het fysiek ophalen van het door [naam 1] gepinde geldbedrag) meerdere gedragingen ten grondslag zodat van eendaadse samenloop geen sprake is. De rechtbank verwerpt het verweer dan ook.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna vier jaar schuldig gemaakt aan fraude met valse aanvraag- en controleformulieren en heeft daarmee overheidsgeld ontvangen dat door de DUO ten behoeve van scholing en onderwijs werd uitgekeerd. Gedurende deze periode heeft verdachte steeds opnieuw gekozen voor frauduleuze handelingen door voor verschillende personen periodiek valse documenten te gebruiken om de uitbetaling van de studiefinanciering door te laten lopen. Er zijn concrete aanwijzingen dat dit handelen van verdachte niet op zichzelf staat, maar onderdeel uitmaakt van een organisatie die op deze wijze de DUO geld afhandig heeft gemaakt of willen maken.
Door aldus te handelen heeft verdachte zich aanzienlijke geldbedragen toegeëigend en heeft hij daarmee niet alleen de DUO, maar ook de aanvragers van deze studiefinanciering benadeeld door misbruik te maken van hun zwakke positie of zonder medeweten van de betrokkene gebruik te maken van iemands persoonsgegevens en hen op te zadelen met een behoorlijke schuld. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van anderen, die aan verdachte persoonlijke gegevens en gegevens van hun bankrekeningen toevertrouwden.
Verdachte heeft met het plegen van deze feiten tevens het vertrouwen dat in het economisch verkeer en in de juistheid van geschriften moet kunnen worden gesteld schade toegebracht. Verdachte heeft zich bij dit alles kennelijk slechts laten leiden door eigen financieel gewin en geen oog gehad voor de gevolgen voor de samenleving en de andere betrokkenen.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf eveneens acht geslagen op de oriëntatiepunten voor fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij het benadelingsbedrag in grote mate bepalend is. De rechtbank gaat, in het licht van het dossier, uit van een benadelingsbedrag van ongeveer € 122.000,--, waarvoor verdachte mede verantwoordelijk is. Voor een dergelijk benadelingsbedrag hanteert het LOVS als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 5 tot 9 maanden onvoorwaardelijk of een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft kennis genomen van het feit dat verdachte geen justitiële documentatie (strafblad) heeft.
De rechtbank stelt vast dat geen vordering tot ontneming zal volgen. De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte een boete op te leggen, welke mede dient ter afroming van het door verdachte behaalde voordeel, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat er conservatoir beslag is gelegd met het oog op een op te leggen boete. De rechtbank stelt de hoogte van deze boete vast op grond van de door de betrokkenen [naam 3]en [naam 1]aan verdachte per bank overgemaakte geldbedragen en de bedragen die verdachte op zijn rekening heeft ontvangen naar aanleiding van de valse aanvraag op naam van [naam 2]. De rechtbank komt daarmee tot het opleggen van een geldboete ter hoogte van € 22.869,48.
Gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat met het opleggen van voornoemde geldboete het ten onrechte door verdachte genoten voordeel deels ongedaan wordt gedaan, ziet de rechtbank reden om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest te boven gaat.
De rechtbank acht, al het vorenstaande afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, oplegging van de maximale taakstraf van 240 uur en voornoemde geldboete passend en geboden.
7.4 De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de onder verdachte in beslag genomen creditcards, die niet op naam van verdachte staan, terug zullen worden gegeven aan de rechthebbende.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de onder verdachte in beslag genomen:
- VISA debitcard Santander op naam van [naam 4] , nr. [rekeningnummer 1] ; en
- VISA debitcard Lloyds Bank op naam van [naam 5] , nr. [rekeningnummer 2]
aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt.
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c en 57 Sr.
9. De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van valsheid in geschrift
feit 2, het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
en
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en onder 2 bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
69 (negenenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 22.869,48 (zegge: tweeëntwintigduizend achthonderdnegenenzestig euro en 48 cent);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
149 (honderdnegenenveertig) dagen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de in AMB-014/61885 vermelde voorwerpen, te weten een VISA debitcard Santander op naam van [naam 4] , nr. [rekeningnummer 1] en een VISA debitcard Lloyds Bank op naam van [naam 5] , nr. [rekeningnummer 2] aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het pdf-bestand 61885_DUO-RB bevattende het dossier van Belastingdienst/FIOD kantoor Zwolle met nummer 61885 en de daarbij behorende bijlagen. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.