ECLI:NL:RBOVE:2021:3345

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
08/120876-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met een mes, huisvredebreuk en beschadiging van een auto

Op 26 augustus 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 41-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaar en een taakstraf van 150 uur. De man was beschuldigd van het binnen dringen van een woning in Hengelo, waar hij de bewoners met een mes bedreigde. Dit gebeurde op 4 mei 2020, toen de verdachte de woning van [aangever 1] binnenging en hen met de dood bedreigde. Tijdens zijn vlucht beschadigde hij ook het dak van een auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging, huisvredebreuk en beschadiging van andermans eigendom. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank legde een lichtere straf op, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte kreeg ook een schadevergoeding opgelegd aan de benadeelde partij voor de schade aan de auto.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/120876-20 (P)
Datum vonnis: 26 augustus 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. van der Werff en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Tunç, advocaat in Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd;
feit 2:het dak van een auto heeft beschadigd; en
feit: 3: zich schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 4 mei 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
[aangever 1] en/of [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht en/of met zware mishandeling, door de woning van die
[aangever 1] aan de [adres 2] binnen te dringen met een mes en/of
(vervolgens) die in de woning aanwezige [aangever 1] en/of [aangever 2] mondeling
dreigend toe te voegen "ik maak jullie af, ik ga jullie vermoorden, ik steek jullie neer,
ik steek een mes in jullie reet", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of door dat mes te richten en/of houden in de richting van die [aangever 2]
;
2.
hij op of omstreeks 4 mei 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk en
wederrechtelijk vanaf het dak van een schuur op het dak van een personenauto (VW
Up) is gesprongen, en aldus het dak van die personenauto, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever 3] toebehoorde,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 4 mei 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), in de woning
en/of het erf, [adres 2] een ander, te weten bij [aangever 1] en/of
[aangever 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de drie ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de drie ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen zoals die zijn opgenomen in de als bijlage opgenomen lijst van bewijsmiddelen, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan nu verdachte conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit. [1]
Feitelijke toedracht
Verdachte is in de vroege ochtend van 4 mei 2020 vanuit zijn woonplaats [woonplaats] naar de woning van [aangever 1] in Hengelo gereden. Vervolgens is hij met een mes die woning binnengegaan. In die woning was ook [aangever 2] aanwezig. Op de eerste verdieping van de woning heeft verdachte zowel [aangever 1] als [aangever 2] – die beiden wakker waren geworden van het geschreeuw van verdachte – bedreigd met de woorden: “ik maak jullie af, ik ga jullie vermoorden, ik steek jullie neer, ik steek een mes in jullie reet”. Daarnaast heeft verdachte het mes gericht in de richting van [aangever 2] , die daarop dit mes met een stok uit de handen van verdachte heeft geslagen. Hierop is verdachte uit de woning gevlucht. Tijdens zijn vlucht is verdachte vanaf het dak van een schuur op het dak van een Volkswagen Up gesprongen, waardoor dat dak is beschadigd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 mei 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, door de woning van die [aangever 1] aan de [adres 2] binnen te dringen met een mes en (vervolgens) die in de woning aanwezige [aangever 1] en [aangever 2] mondeling dreigend toe te voegen “ik maak jullie af, ik ga jullie vermoorden, ik steek jullie neer, ik steek een mes in jullie reet” en door dat mes te richten in de richting van die [aangever 2] ;
hij op 4 mei 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk en wederrechtelijk vanaf het dak van een schuur op het dak van een personenauto (VW Up) is gesprongen en aldus het dak van die personenauto die aan een ander, te weten aan [aangever 3] toebehoorde, heeft beschadigd;
3.
hij op 4 mei 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), in de woning [adres 2] , bij een ander, te weten [aangever 1] en [aangever 2] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 138, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederechtelijk enig goed dat aan en ander toebehoort beschadigen;
feit 3
het misdrijf: het in de woning en het erf bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de periode dat verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een lagere en grotendeels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden zoals een contact- en een locatieverbod.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in alle vroegte, terwijl de slachtoffers nog lagen te slapen, met een mes en zonder toestemming in de woning van de heer [aangever 1] begeven. In die woning heeft hij [aangever 1] en [aangever 2] , die eveneens in de woning verbleef, mondeling bedreigd en het mes in de richting van [aangever 2] gehouden. Op zijn vlucht heeft verdachte nog een auto beschadigd.
Volgens verdachte is hij tot zijn daad gekomen omdat [aangever 1] zich – in de visie van verdachte – met kindermisbruik zou bezighouden, terwijl de justitiële autoriteiten daar niets aan doen.
Hiermee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank op een volstrekt onacceptabele wijze het recht in eigen hand genomen.
Dat de huisvredebreuk en de bedreiging tot grote beroering en angst hebben geleid bij de slachtoffers blijkt uit de verklaring die [aangever 1] ter zitting heeft afgelegd. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen gemoedsrust en niet stilgestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers. Dit neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geven als oriëntatiepunt voor een bedreiging door het tonen van een steekwapen een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uur. In de onderhavige zaak gaat het echter niet om het zomaar tonen van een steekwapen, maar om het tonen van een steekwapen in de woning van de aangevers, waar verdachte wederrechtelijk was binnengedrongen. In de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd (en mede rekening houdend met de vernieling van de auto, waarvoor geen oriëntatiepunten voor straftoemeting zijn vastgesteld), ziet de rechtbank echter aanleiding om een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen voor de duur van 150 (honderdvijftig) uur.
Verdachte heeft ter zitting weliswaar verklaard dat hij inziet dat hetgeen hij heeft gedaan zinloos en strafbaar is, maar tegelijkertijd heeft hij verklaard dat hij zich nog steeds bezig houdt met zaken die hij aan de politie zou moeten overlaten. Naar het oordeel van de rechtbank is het noodzakelijk om, ter voorkoming van recidive, naast de onvoorwaardelijke taakstraf een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vier maanden met algemene en bijzondere voorwaarden en met een proeftijd van drie jaar.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het mes verbeurd moet worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde mes vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van dit voorwerp het feit is begaan en zij van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.500,-- (vijfentwintighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde materiële schade bestaat uit € 2.500,-- (vijfentwintighonderd euro) aan herstelkosten van het dak. Kort voor de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting is bij de rechtbank een brief binnengekomen waaruit blijkt dat de verzekeraar van [aangever 3] een bedrag van € 2.566,05 (vijfentwintighonderdzesenzestig euro en vijf eurocent) aan [autobedrijf] heeft uitgekeerd en dat daarin niet het eigen risico van € 350,-- (driehonderdvijftig euro) is berekend.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een schadevergoeding van € 350,-- (driehonderdvijftig euro) nu dit het bedrag is dat de benadeelde partij daadwerkelijk aan vermogensschade heeft geleden, te weten het eigen risico dat zij verschuldigd was, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte bereid is de gevorderde schade tot een bedrag van € 350,-- (driehonderdvijftig euro) te vergoeden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is, voor zover het de € 350,-- (driehonderdvijftig euro) eigen risico betreft, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 350,-- (driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met zeven dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 36b en 36c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan en ander toebehoort beschadigen;
feit 3
het misdrijf: het in de woning en het erf bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in haar geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [aangever 1] en [aangever 2] , geboren respectievelijk op [geboortedatum 2] en [geboortedatum 3] , beiden wonende aan de [adres 2] ;
- gedurende de proeftijd zich niet bevindt in de gemeente Hengelo (O);
- veroordeelt de verdachte daarnaast tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 (zestig) dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen 1 (één) uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 350,-- (driehonderdvijftig euro), bestaande uit materiële schade en wijst het méér of anders gevorderde af;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 2 en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 350,-- (driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2020 ten behoeve van de benadeelde en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 7 (zeven) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer een vleesmes (goednummer 2254747).
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. W.B. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021.
Buiten staat
Mr. W.B. Bruins is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020198560. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 en feit 3
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 augustus 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 4 en 5.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 7 en 8.
Feit 2
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam] , namens [aangever 3] , pagina 10 en 11.
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 augustus 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020198560. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.