Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
1. De economische kamers van de rechtbank, bedoeld in artikel 52 van de Wet op de rechterlijke organisatie, behandelen en beslissen ook zaken betreffende strafbare feiten die geen economische delicten zijn, indien de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van die strafbare feiten en die strafbare feiten zijn begaan in samenhang met een of meer economische delicten, en die strafbare feiten ten laste zijn gelegd samen met een of meer van die economische delicten.
4.De bewijsoverwegingen
de directie was vertegenwoordigd in de vorm van de heer [medeverdachte 1] . Als hij er niet was had hij het werk overgedragen aan iemand anders van [verdacht bedrijf] . De heer [medeverdachte 1] was op dat moment niet aanwezig. Mijn contact persoon was de heer [naam]’ (pagina 1269). Dat er een ander gemandateerd en geïnformeerd contactpersoon van [verdacht bedrijf] was als [medeverdachte 1] niet aanwezig was, wordt bevestigd door het Whatsapp-bericht dat [medeverdachte 1] op 8 september 2017 om 00:44 uur naar [verdachte] heeft verzonden: ‘
Morgenochtend kan ik er niet bij zijn [medeverdachte 3] en [naam] Hubens de schipper zijn er bij we alles samen besproken dus alles wat ik weet weten hun ook’ (pagina 476).
omdat er grind in de noordboog lag, onvoorzien, hebben wij gevraagd aan de schipper of het mogelijk was om onderwater te kijken of er grind lag in de zuidboog. Dat was een algemene vraag. Wij hebben deze vraag samen met de site manager gesteld omdat wij nieuwsgierig waren of er in de zuidboog grind lag (..) ik weet niet wie de opdracht heeft gegeven. (..) Wij hebben geen ervaring met duikwerkzaamheden. Juist daarom hebben wij getracht een gespecialiseerd dijkbedrijf te contracteren (..) Wij hebben nooit [verdacht bedrijf] een verplichting opgelegd hoe zij hun werkzaamheden uit moeten voeren. Zij zijn de specialisten. Als [verdacht bedrijf] het niet mogelijk achtte, dan werd het niet gedaan. Wij stelden vragen of iets mogelijk was, de opdrachten werden gegeven door het duikbedrijf zelf’(pagina 1269). Vast staat dat [verdacht bedrijf] de duikwerkzaamheden ter plaatse als onderaannemer van [bedrijf] uitvoerde. Ook uit de verklaring [naam] bij de rechter-commissaris blijkt dat [verdacht bedrijf] door [bedrijf] is ingeschakeld omdat [verdacht bedrijf] over specifieke kennis en kunde beschikte. Zo deed [verdacht bedrijf] zich in haar VGM-instructieboek bovendien ook voorkomen (pagina 153). [verdacht bedrijf] besliste over dergelijke verzoeken, zo verklaren onder meer [naam] en [verdachte] . [verdacht bedrijf] moet als specialistisch duikbedrijf worden aangemerkt, als enige op de arbeidsplaats. Verdachte kan niet als werkgever worden aangemerkt en de duikwerkzaamheden werden niet onder zijn gezag verricht, terwijl de eindbeslissing of de omstandigheden op dat moment toelieten dat – op verzoek – op verantwoorde wijze wordt gedoken niet bij verdachte ligt. Voor verdachte was (dus) geen sprake van een verhoogde zorgplicht en daaraan gekoppelde aansprakelijkheid, ook wel ‘Garantenstellung’ genoemd.
(..) toen zaten [naam] en ik hier met zijn beiden in de toren en wij zeiden van nou gisteravond zouden wij ook even kijken op de zuidzijde of daar ook grind lag maar dat is niet gelukt waarschijnlijk. Wij vragen even aan [naam] [de rechtbank begrijpt: [naam] ], van is het mogelijk, omdat jullie toch op de zuidzijde liggen, dat jullie even een inspectieduik maken om te kijken hoeveel grind er op de bodem ligt. Nou goed, die vraag is gestel aan [naam] en [naam] heeft aangegeven 'nou uiteraard, dat kunnen wij wel even doen' (..)’ (pagina 38). Verder heeft ook [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte en [naam] hiervoor toestemming hebben gegeven (pagina 44). Uit het dossier blijkt verder niet dat een werkvergunning was vereist voor de duikinspectie naar de aanwezigheid van grind.
Enige stagnatie door constatering van een kleine ‘lekkage’ van de vizierschuif zuid’) en de verklaring van [naam] bij de rechter-commissaris, zou dat onvoldoende zijn om aan te merken als een in of meer grove of aanmerkelijke schuld, zoals is vereist voor een bewezenverklaring van schuld als delictbestandsdeel. Verdachte heeft tijdens de zitting bovendien verklaard dat hij niet wist van de lekkage omdat hij het betreffende verslag bij de e-mail niet gelezen heeft en op de vraag wat hij gedaan zou hebben als hij het verslag wel had gelezen ‘
ik heb geen ervaring met duiken, dus ik had geen idee wat dat zou betekenen’. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat verdachte bij gebrek aan kennis van duikwerkzaamheden de betekenis van een
‘kleine ‘lekkage”niet heeft kunnen inschatten.