ECLI:NL:RBOVE:2021:3339

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
C/08/254349 / HA ZA 20-385
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake opzegging kredietovereenkomst tussen Atlantis Financiers N.V. en Register Holland B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Atlantis Financiers N.V. en Register Holland B.V. over de opzegging van een kredietovereenkomst. De procedure begon met een tussenvonnis op 18 november 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 31 maart 2021. De kredietovereenkomst, gesloten op 14 februari 2019, was voor een periode van 36 maanden en bevatte specifieke voorwaarden waaronder een borgtocht van € 228.000,- door de gedaagden. Atlantis vorderde betaling van een bedrag van € 99.348,33, vermeerderd met rente en kosten, en stelde dat de overeenkomst op 20 april 2020 was opgezegd omdat Register Holland B.V. haar verplichtingen niet nakwam. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Atlantis niet gerechtigd was om de overeenkomst op te zeggen, omdat niet was aangetoond dat Register Holland B.V. tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank heeft de vordering van Atlantis afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op € 4.477,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/254349 / HA ZA 20-385
Vonnis van 21 juli 2021
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ATLANTIS FINANCIERS N.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. R. el Haddad te Zwolle.
Partijen zullen hierna Atlantis en [gedaagde] c.s. (mannelijk enkelvoud) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 november 2020
  • de brief van 1 februari 2021 van de zijde van Atlantis met een bijlage
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 31 maart 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 14 februari 2019 hebben Atlantis en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Register Holland B.V. (hierna: RH) een zogenoemde ‘Kredietovereenkomst Impuls Krediet’ gesloten voor de duur van 36 maanden. Op deze overeenkomst zijn de Algemene voorwaarden Impuls Krediet (hierna de AV) van toepassing.
2.2.
Gedaagde 1 is bestuurder van RH. Gedaagde 2 is de echtgenote van gedaagde 1.
2.3.
In artikel III. van de ‘Specifieke Voorwaarden’ bij de overeenkomst zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] c.s. een borgtocht zal verstrekken van € 228.000,-.
2.4.
Op basis van de overeenkomst diende RH de facturen van haar debiteuren in bij Atlantis, die vervolgens, nadat zij de betrouwbaarheid van de debiteur had beoordeeld, 60% van het factuurbedrag aan RH overmaakte. Na ontvangst van het factuurbedrag door Atlantis werd het restant van de voorgefinancierde factuur aan RH overgeboekt onder inhouding van de commissie voor Atlantis.
2.5.
De commissie van Atlantis bedroeg 1.95% handelingscommissie van de jaaromzet inclusief btw van RH, een eenmalige set-up fee van € 5.000,- en een rentepercentage van 4,5% vermeerderd met 3,5% opslag over debetsaldi in de rekening-courant verhouding.
2.6.
Uit artikel D 1.1. van de AV volgt:
“Teneinde ATLANTIS in staat te stellen de kredietwaardigheid van Afnemer te beoordelen, zal CLIENT door middel van door ATLANTIS aan CLIENT ter beschikking te stellen formulieren de van Afnemer ontvangen orders aan ATLANTIS voorleggen en ATLANTIS verzoeken voor de desbetreffende AFNEMER DE Kredietlimiet(en) vast te stellen.
CLIENT is verplicht bij de aanvraag van (een) Kredietlimiet(en) alle CLIENT bekende feiten en omstandigheden die voor de beoordeling van het Debiteurenrisico van belang kunnen zijn aan ATLANTIS mee te delen, meer in het bijzonder melding te maken van Vorderingen waarvan de Standaardbetalingstermijn met meer dan 30 dagen is verstreken.”
2.7.
Per e-mail van 30 maart 2020 heeft RH aan Atlantis geschreven:
“Zou je de vorige week woensdag ingediende facturen willen verwerken?”
2.8.
Per e-mail van 30 maart 2020 heeft Atlantis aan RH geschreven:
“De coronacrisis zorgt ervoor dat vrijwel alle bedrijven maatregelen moeten nemen, zo
ook Atlantis Financiers. Wij hebben de controles op nieuwe facturen aangescherpt,
eveneens de controle op achterstallige facturen.
In dit geval betekent dit voor u het volgende; in de bijlage vindt u een overzicht van
een aantal facturen welke wij graag steekproefsgewijs nader willen checken, daarom
ontvangen wij graag de e-mailadressen/telefoonnummers en eventuele
contactpersonen van de genoemde debiteuren. Zodra deze zijn gecontroleerd, zullen wij overgaan tot de verwerking van de openstaande facturen.”
2.9.
Op dezelfde dag heeft RH de gevraagde informatie aan Atlantis verstrekt.
2.10.
Per e-mail van 8 april 2020 heeft RH aan Atlantis geschreven:
“Ik constateer dat er nog steeds niet is gefinancierd. Ik verneem verder ook niets van jullie.
We zijn nu 2 weken verder en je begrijpt dat jullie handelen onze bedrijfsvoering in gevaar brengt. Ik heb de volgende dringende vragen:
-Gaan jullie nog financieren?
-Op basis van welk artikel in de algemene voorwaarden word er niet gefinancierd?
-De facturen van de afgelopen 2 weken staan klaar. Hoe lang gaat het duren voordat deze gefinancierd gaan worden?
Wij zijn nog volop in bedrijf (wij behoren tot de vitale processen) en ik moet weten waar ik aan toe ben om mogelijk andere acties te kunnen nemen.”
2.11.
Dezelfde dag heeft Atlantis per e-mail aan RH geantwoord:
“In de bijlage vindt u het overzicht met de facturen die geverifieerd moeten worden, we
hebben van 2 debiteuren akkoord ontvangen, van 1 debiteur een ander contactpersoon gekregen die er nu naar aan het kijken is. En van de overige nog geen reactie gehad. We streven ernaar om alle reacties uiterlijk donderdag binnen te hebben, zodat er - mochten er geen bijzonderheden zijn - voor het weekend gefinancierd kan worden.
2.12.
Vervolgens heeft RH per e-mail, eveneens van 8 april 2020, aan Atlantis geschreven:
“Dank voor je bericht.
Graag ook antwoord op de andere vragen die ik gesteld heb?
Bellen jullie de debiteuren ook na? Wat mij bevreemd is dat er pas een week na het indienen van de facturen de vraag inzake de verificatie van een aantal facturen kwam. Deze is gelijk beantwoord en inmiddels zijn we weer een week verder.”
2.13.
Op 13 april 2020 heeft RH per brief aan Atlantis geschreven:
“Ik moet constateren dat Atlantis Financiers N.V. zijn verplichtingen conform de overeenkomst zoals gesloten met Register Holland BV niet nakomt.
Er is inmiddels 3 weken niet gefinancierd. U beroept zich op de huidige corona situatie. Ik heb hierover de volgende opmerkingen:
-Deze mededeling kwam een week na het indienen van onze te financieren facturen en na de vraag van ons waarom financiering uit bleef.
-Vervolgens kwam er een lijstje van een aantal te controleren debiteuren. Deze controle is niet voortvarend door Atlantis Financiers NV. opgepakt en we zijn nu weer 14 dagen verder.
-Wij worden op geen enkele wijze verder geïnformeerd door Atlantis Financiers N.V.
-Ik krijg geen antwoord op vragen zoals door mij gesteld.
-Ik heb eerder geconstateerd dat facturen niet tijdig worden behandeld en de periode waarin geld kan worden opgenomen steeds verder wordt opgerekt (soms tot wel een week).
Ik stel u dan ook in gebreke te aanzien van het niet nakomen van de overeenkomst zoals gesloten per 13 februari 2019.
(…)
U zult begrijpen dat ook voor ons bedrijf op dit moment voldoende liquiditeiten van belang zijn. In het belang van ons bedrijf zal ik dan ook maatregelen moeten nemen. Het risico om de debiteuren verder onder te brengen bij Atlantis Financiers N.V. is te groot.
Ik stel voor, in het belang van beide partijen de overeenkomst met onmiddellijke ingang te
ontbinden o.a. zonder toepassing van artikel 2.1 AV en verdere aansprakelijkstelling van onze kant.
Graag ontvang ik van Atlantis Financiers N.V het volgende:
-Bevestiging van beëindiging van de overeenkomst.
-Overzicht van het totaal aan verstrekte voorschotten welke volgens artikel 3 AV door
Register Holland BV aan Atlantis Financiers N.V. zal worden voldaan.
Verder zullen de facturen ingediend op 25 maart 2020, en welke tot op heden niet in behandeling zijn genomen, niet meer door Atlantis Financiers worden gefinancierd.”
2.14.
Per e-mail van 14 april 2020 heeft Atlantis gereageerd op de brief van RH:
“Ik heb je schrijven gelezen en maak daaruit op dat je met onmiddellijke ingang de
kredietovereenkomst wenst te beëindigen. (…)Indien jij de beëindiging/opzegging door wenst te zetten, zullen we moeten overleggen hoe dit praktisch af te handelen.
(…)
Kort en goed bericht ik dat dat wij niet instemmen met beëindiging van de overeenkomst zonder het toepassen van de algemene voorwaarden. Ook bericht ik je dat onder welke voorwaarden dan ook de overeenkomst zou eindigen, het onmogelijk is artikel B 2.1. te negeren en debiteuren rechtstreeks aan jou/RH te laten betalen terwijl aan onze zijde nog een vordering op RH c.s. bestaat.
Ook bericht ik je dat het niet onder brengen van gefactureerde (toekomstige) omzet van RH aan Atlantis Financiers een inbreuk is op de gemaakte afspraken in de onderliggende overeenkomst. Zou je me dit punt nog willen bevestigen dat je met dagtekening 13 april jl. geen omzet meer aan ons zal verpanden/cederen, een en ander met inachtneming van de artikelen B 2.1 en C 1.1. welke dat uitdrukkelijk verbieden? Die bevestiging ontvang ik graag binnen 5 dagen na heden waarna ik anders zelf een conclusie zal trekken a.d.h.v het ontvangen schrijven.
Indien jij voornoemde beëindigen/opzegging alsnog wenst voor te zetten, dan verneem ik dat graag. Ik zal het proces daarvoor dan in gang zetten. Mocht jij het prettiger vinden even te bellen, laat me dat dan ook gerust weten. (…)”
2.15.
Per e-mail van 15 april 2020 heeft Atlantis aan RH verzocht om binnen 5 dagen, dus uiterlijk 20 april 2020, een debiteurenoverzicht aan te vullen met e-mailadressen en contactgegevens.
2.16.
Per brief van 17 april 2020 heeft de belastingadviseur van RH aan Atlantis geschreven:
“Namens onze cliënte Register Holland B.V. komen wij terug op de correspondentie, laatstelijk de brief van cliënte van 13 april 2020 alsook uw mail van 14 april 2020, gericht aan [gedaagde sub 1] .
(…)
Gezien de thans ontstane situatie, komt ons voor, dat het in goed onderling overleg beëindigen van de bestaande kredietovereenkomst de voorkeur heeft boven het betrekken van juridische posities, wellicht leidend tot een slepende juridische procedure. Namens cliënte stellen wij dan ook voor pragmatische afspraken te maken over de afwikkeling van
de kredietovereenkomst, waarbij uiteraard niet aan de orde kan zijn afwikkeling als door u aangegeven in uw mail van 14 april 2020.
Graag zien wij een realistisch voorstel om te komen tot afwikkeling op korte termijn tegemoet.
2.17.
Bij brief van 20 april 2020 heeft de advocaat van Atlantis aan RH onder meer geschreven:
“(…)
Cliënte hecht eraan te vermelden dat u verder uw verplichtingen voortvloeiende uit de
overeenkomst niet nakomt, omdat u cliënte niet voorziet van relevante informatie die cliënte
nodig heeft om de door u verstuurde facturen te kunnen controleren en deze facturen te
kunnen verpanden. Cliënte zal nu handmatig werkzaamheden moeten uitvoeren om de
facturen toch te kunnen verpanden. Cliënte heeft verder gegronde vrees dat u uw debiteuren ertoe zal bewegen om rechtstreeks aan u te betalen, terwijl uw facturen aan cliënte zijn verpand. Uw debiteuren zullen dan niet bevrijdend betalen.
Cliënte is op grond van het voormelde en derhalve op grond van artikel G 2.2 lid 4
gerechtigd de overeenkomst zelf met onmiddellijke ingang op te zeggen. Namens cliënte
zeg ik de overeenkomst hierbij op. Op grond van artikel 2.1 van de algemene voorwaarden
is de ‘overstand’ van € 78.354,52 direct en ineens opeisbaar.
Op grond van artikel 2.1 van de algemene voorwaarden bent u eveneens schadeplichtig
jegens cliënte welke schade gelijk wordt gesteld aan de gemiddelde maandomzet gedurende de 3 maanden voorafgaand aan de beëindiging vermenigvuldigd met het aantal maanden dat het contract bij regelmatige opzegging zou hebben voortgeduurd, vermeerderd met 25% over het aldus berekende bedrag. De schadevergoeding groot € 93.455,79 is eveneens direct en ineens opeisbaar. (…)
Namens cliënte sommeer ik u binnen vijf dagen na heden een bedrag op onze derdengeldrekening bij te schrijven van € 202.993,88 als volgt gespecificeerd:
1. Opeisbare vordering € 78.354,52
2. Opeisbare contractuele boete € 93.455,79
3. Incassokosten € 31.183,57
4. Wettelijke handelsrente P.M.
6. Totaal € 202.993,88
(…)
2.18.
Op 20 april 2020 heeft de advocaat van Atlantis aan [gedaagde] c.s. onder meer geschreven:
“(…)
Op 14 februari 2019 zijn cliënte en Register Holland B.V. en [gedaagde] Expertise Groep B.V. een ‘kredietovereenkomst impulskrediet’ overeengekomen.
Op 14 februari 2019 heeft u beiden een borgtocht afgegeven van ieder € 228.000.00 voor
de financiering ten behoeve van Register Holland B.V. en [gedaagde] Expertise Groep B.V.
In de bijgevoegde brief heb ik namens cliënte de overeenkomst met Register Holland B.V.
en [gedaagde] Expertise Groep B.V. opgezegd. Op grond van de overeenkomst is de
‘overstand’ te vermeerderen met de contractuele boete direct en ineens opeisbaar. U bent
als borg beiden hoofdelijk aansprakelijk voor het thans openstaande bedrag van
€ 202.993,88, zoals nader omschreven in de brief d.d. 20 april 2020.
Namens cliënte sommeer ik u binnen vijf dagen na heden een bedrag op onze
derdengeldrekening bij te schrijven van € 202. 993.88. (…)”
2.19.
In reactie daarop heeft RH zich op het standpunt gesteld dat de opzegging grondslag mist zodat deze geen stand kan houden. Vervolgens hebben de advocaten van partijen met elkaar gecorrespondeerd.
2.20.
Bij brief van 12 juni 2020 heeft RH de overeenkomst met Atlantis ontbonden en Atlantis gesommeerd om over te gaan tot afdracht van alle betalingen die debiteuren van RH aan Atlantis hebben verricht die nog niet aan RH zijn overgeboekt.
2.21.
Op 30 juli 2020 heeft Atlantis tot zekerheid van verhaal van haar vordering
op [gedaagde] c.s. conservatoir derdenbeslag laten leggen.

3.Het geschil

3.1.
Atlantis vordert, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] c.s. hoofdelijk, te veroordelen om aan Atlantis te betalen een bedrag van € 99.348,33 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, kosten en nakosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Atlantis vordert betaling van het restant van de financiering, een schadevergoeding, buitengerechtelijke kosten en rente. Atlantis heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij de overeenkomst met RH op grond van artikel G 2.2. van de AV heeft opgezegd omdat RH haar verplichtingen uit de overeenkomst niet nakwam. [gedaagde] c.s. is hoofdelijk aansprakelijk voor de vordering die Atlantis op RH heeft, omdat hij zich borg heeft gesteld. [gedaagde] c.s. heeft geen verweer gevoerd tegen het feit dat Atlantis [gedaagde] c.s. als borg heeft aangesproken en niet RH als hoofdschuldenaar.
4.2.
Uit de opzeggingsbrief van 20 april 2020 (zie rechtsoverweging 2.17.) en de dagvaarding maakt de rechtbank op dat Atlantis zich bij de opzegging heeft beroepen op sub a en sub d van artikel G 2.2. van de AV. Beoordeeld dient te worden of Atlantis de overeenkomst op die gronden mocht opzeggen. De rechtbank zal eerst ingaan op de opzeggingsgrond van artikel G 2.2. sub a van de AV.
4.3.
In artikel G 2.2. sub a van de AV staat:
“Atlantis is te allen tijde gerechtigd, onverminderd de overige haar krachtens de Overeenkomst en de wet toekomende rechten, zonder rechterlijke tussenkomst en zonder schadeplichtigheid jegens client de overeenkomst door schriftelijke opzegging met onmiddellijke ingang te beëindigen indien:
a. CLIENT niet in staat is te voldoen aan zijn opeisbare (betalings)verplichtingen jegens ATLANTIS of insolvent wordt, aan zijn schuldeisers een onderhands akkoord aanbiedt of tijdens een vergadering van aandeelhouders het besluit neemt of laat nemen om zijn onderneming te ontbinden of te liquideren.”
4.4.
Atlantis heeft niet aangevoerd dat een van de in het artikel genoemde gronden zich heeft voorgedaan. Atlantis heeft daarom onvoldoende gesteld ter onderbouwing van haar stelling dat zij de overeenkomst op grond van dit artikel mocht opzeggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Atlantis de overeenkomst niet op grond van artikel G 2.2. sub a van de AV mocht opzeggen.
4.5.
In artikel G 2.2. sub d van de AV staat:
“Atlantis is te allen tijde gerechtigd, onverminderd de overige haar krachtens de Overeenkomst en de wet toekomende rechten, zonder rechterlijke tussenkomst en zonder schadeplichtigheid jegens client de overeenkomst door schriftelijke opzegging met onmiddellijke ingang te beëindigen indien:
(…)
d: ATLANTIS anderszins verneemt – al dan niet via derden – dat CLIENT toerekenbaar tekort gaat schieten en Atlantis hierdoor schade zou gaan lijden.
4.6.
Uit de stellingen van Atlantis maakt de rechtbank op dat zij de overeenkomst heeft opgezegd omdat RH de gevraagde gegevens niet wilde verstrekken en omdat Atlantis gegronde vrees had dat RH haar debiteuren ertoe zou bewegen om rechtstreeks aan RH te betalen, terwijl facturen van RH aan Atlantis zijn verpand. De rechtbank zal eerst ingaan op de stelling van Atlantis dat RH de gevraagde gegevens niet wilde verstrekken.
Gevraagde gegevens niet verstrekt
4.7.
Atlantis heeft aangevoerd dat zij vanwege het uitbreken van de Coronacrisis de debiteuren van haar cliënten extra is gaan controleren. Om die reden én omdat bleek dat de debiteuren van RH al lang openstonden, is Atlantis in maart 2020 een onderzoek naar de debiteuren van RH gestart. Gedurende het onderzoek heeft Atlantis de financiering aan RH opgeschort en RH om aanvullende informatie verzocht. Atlantis stelt dat RH haar verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen omdat zij Atlantis niet heeft voorzien van de relevante informatie die Atlantis nodig had om de door RH verstuurde facturen te kunnen controleren en deze facturen te kunnen verpanden.
4.8.
[gedaagde] c.s. heeft betwist dat RH Atlantis niet heeft voorzien van de relevante informatie. Hij stelt dat RH aan alle verzoeken om informatie van Atlantis heeft voldaan.
4.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat RH op grond van artikel D 1.1. van de AV verplicht was de door Atlantis gevraagde informatie te verstrekken. Partijen verschillen van mening over de vraag of RH de gevraagde informatie heeft verstrekt. Uit de door partijen overgelegde correspondentie maakt de rechtbank het volgende op.
Op 30 maart 2020 vraagt RH aan Atlantis per e-mail of ze de facturen die de woensdag daarvoor waren ingediend wilde verwerken. Als antwoord op die e-mail schrijft Atlantis dezelfde dag aan RH dat zij vanwege de coronacrisis de controles op nieuwe en achterstallige facturen heeft aangescherpt en dat zij steekproefsgewijs een aantal facturen nader wil controleren. Om dat te kunnen doen wil zij de e-mailadressen, telefoonnummers en eventuele contactpersonen van de in de steekproef betrokken debiteuren ontvangen. RH verstrekt dezelfde dag de door Atlantis verzochte informatie. Vervolgens ontvangt [gedaagde] c.s. op 15 april 2020 een aanvullend of tweede verzoek van Atlantis om binnen vijf dagen, derhalve uiterlijk 20 april 2020, een debiteurenoverzicht aan te vullen met e-mailadressen en contactgegevens. Op 20 april 2020, voordat de termijn van vijf dagen is verstreken, zegt Atlantis de overeenkomst op.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet vast is komen te staan dat RH Atlantis niet heeft voorzien van de verzochte relevante informatie. Atlantis heeft ook niet toegelicht welke relevante informatie zij nodig had, welke relevante informatie zij bij RH heeft opgevraagd en welke relevante informatie RH niet heeft verstrekt.
Daar komt bij dat uit artikel D 1.2 volgt dat een gevolg van het niet verstrekken van gevraagde informatie is dat het debiteurenrisico niet wordt overgenomen. Uit de kredietovereenkomst, de specifieke voorwaarden bij de kredietovereenkomst of de AV volgt niet dat het niet verstrekken van de in D 1.1. van de AV genoemde informatie reden is voor opzegging van de kredietovereenkomst.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] c.s. is de rechtbank van oordeel dat Atlantis onvoldoende heeft onderbouwd dat RH haar verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen omdat zij Atlantis niet heeft voorzien van de relevante informatie die Atlantis nodig had om de door RH verstuurde facturen te kunnen controleren en deze facturen te kunnen verpanden.
Gegronde vrees dat RH zijn debiteuren ertoe zou bewegen om rechtstreeks aan RH te betalen
4.10.
Atlantis heeft aangevoerd dat zij gegronde vrees had dat RH haar debiteuren ertoe zou bewegen om rechtstreeks aan RH te betalen, terwijl de facturen aan Atlantis waren verpand. In de dagvaarding stelt zij enkel dat haar vrees later gegrond bleek omdat RH haar vorderingen opnieuw verpand had aan Alfa Commercial Finance B.V. (hierna: Alfa). Ter onderbouwing van haar stelling heeft Atlantis als productie 7 bij de dagvaarding een e-mail van 10 juni 2020 overgelegd van RH aan een van haar debiteuren.
[gedaagde] c.s. heeft betwist dat RH de debiteuren van RH die aan Atlantis waren verpand opnieuw heeft verpand aan Alfa.
Geoordeeld wordt dat Atlantis haar stelling, dat RH haar debiteuren ertoe zou bewegen om rechtstreeks aan RH te betalen voordat de overeenkomst op 20 april 2020 door Atlantis is opgezegd, onvoldoende heeft onderbouwd. Dat RH haar debiteuren op 10 juni 2020 heeft bericht dat RH een nieuwe samenwerking is aangegaan met Alfa en dat toekomstige facturen aan Alfa zijn verpand maakt dat niet anders. Deze e-mail is immers gedateerd ruim nadat Atlantis de overeenkomst had opgezegd, zodat de gestelde gegronde vrees daaruit niet kan worden afgeleid.
4.11.
Atlantis heeft verder aangevoerd dat Alfa en RH al op 8 april 2020 met elkaar in contact waren omdat op die datum een hypotheek is gevestigd op de onroerende zaak van [gedaagde] c.s.
Daargelaten dat het enkele feit dat RH of [gedaagde] c.s. contact had met Alfa onvoldoende is om gegronde vrees bij Atlantis te kunnen aannemen, volgt uit de door [gedaagde] c.s. bij brief van 1 februari 2021 overgelegde akte van 8 april 2020 niet dat de debiteuren van RH opnieuw zijn verpand aan Alfa. Uit deze akte volgt enkel dat Alfa een krediet van in totaal € 280.000,- aan [gedaagde] c.s. heeft verstrekt en dat [gedaagde] c.s. ter zekerheid een tweede hypotheek op hun woning en een pandrecht op roerende zaken aan Alfa heeft verstrekt. De door Atlantis gestelde gegronde vrees kan hier niet uit worden afgeleid.
4.12.
Daarnaast heeft Atlantis nog aangevoerd dat RH in de periode vlak voordat Atlantis de overeenkomst heeft opgezegd geen nieuwe facturen heeft ingediend, waardoor haar gevoel dat RH haar debiteuren ertoe wilde bewegen om niet aan Atlantis te betalen werd verstrekt. [gedaagde] c.s. heeft ter zitting aangevoerd dat hij geen nieuwe facturen heeft ingediend omdat hij verwachtte dat Atlantis deze toch niet ging voorfinancieren.
4.13.
Het enkele feit dat RH korte tijd geen nieuwe facturen heeft ingediend is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat RH haar debiteuren ertoe zou bewegen om rechtstreeks aan RH te betalen. Ook deze stelling kan Atlantis daarom niet baten.
4.14.
Ten slotte heeft Atlantis nog aangevoerd dat [gedaagde] c.s. de overeenkomst op 13 april 2020 reeds had opgezegd. De rechtbank zal Atlantis ook in deze stelling niet volgen. Atlantis heeft het voorstel van RH om tot beëindiging van de overeenkomst te komen niet geaccepteerd, zodat de overeenkomst niet door RH is beëindigd. Pas op 23 juni 2020 heeft RH de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Dat Atlantis er zelf evenmin van uitging dat RH de overeenkomst had opgezegd blijkt wel uit het feit dat zij op 15 april 2020 RH om aanvullende informatie heeft verzocht en op 20 april 2020 zelf de overeenkomst heeft opgezegd.
4.15.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet vast is komen te staan dat RH tekort zou schieten in de nakoming van de overeenkomst, zodat Atlantis ook op grond van artikel G 2.2. sub d niet gerechtigd was de overeenkomst met RH op te zeggen.
Conclusie
4.16.
Nu Atlantis niet gerechtigd was om de overeenkomst op grond van artikel G2.2. sub a en sub d van de AV op te zeggen, is de overeenkomst tussen RH en Atlantis niet op 20 april 2020 geëindigd door opzegging door Atlantis. Daarmee is de grondslag voor de vordering komen te vervallen. De rechtbank zal de vordering van Atlantis dan ook afwijzen.
4.17.
Atlantis zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 937,00
- salaris advocaat
3.540,00(2,0 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 4.477,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Atlantis in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] c.s. tot op heden begroot op € 4.477,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Weistra en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021.