In deze zaak vorderde [eiseres], een vennootschap onder firma, betaling van een factuur van € 450,28 van [gedaagde] voor geleverde zand en werkzaamheden aan de waterleiding. [gedaagde] had een deel van de factuur, € 108,90, betaald, maar liet het resterende bedrag onbetaald. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet had bewezen dat hij een contante betaling van € 200,00 had gedaan voor het zand, en dat hij gehouden was tot betaling van € 238,53 voor de geleverde zand en vrachtkosten. De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] voor de betaling van de condensator en extra arbeidsuren af, omdat [eiseres] niet voldoende bewijs had geleverd. De wettelijke rente over het toegewezen bedrag werd toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, en de buitengerechtelijke incassokosten werden vastgesteld op € 40,00. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 17 augustus 2021.