ECLI:NL:RBOVE:2021:3323

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
9200527 \ CV EXPL 21-1087
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur voor geleverde zand en werkzaamheden aan waterleiding

In deze zaak vorderde [eiseres], een vennootschap onder firma, betaling van een factuur van € 450,28 van [gedaagde] voor geleverde zand en werkzaamheden aan de waterleiding. [gedaagde] had een deel van de factuur, € 108,90, betaald, maar liet het resterende bedrag onbetaald. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet had bewezen dat hij een contante betaling van € 200,00 had gedaan voor het zand, en dat hij gehouden was tot betaling van € 238,53 voor de geleverde zand en vrachtkosten. De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] voor de betaling van de condensator en extra arbeidsuren af, omdat [eiseres] niet voldoende bewijs had geleverd. De wettelijke rente over het toegewezen bedrag werd toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, en de buitengerechtelijke incassokosten werden vastgesteld op € 40,00. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 17 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9200527 \ CV EXPL 21-1087
Vonnis van 17 augustus 2021
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[A] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: J.M. Rozendal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 mei 2021,
- het e-mailbericht van 27 mei 2021 van [gedaagde] ,
- de aanvullende stukken van [gedaagde] binnengekomen op 21 juli 2021,
- de e-mailwisseling van [gedaagde] binnengekomen op 26 juli 2021,
- de aanvullende stukken van [eiseres] binnengekomen op 28 juli 2021,
- de mondelinge behandeling gehouden op 5 augustus 2021 via een Skype-verbinding, waar zijn verschenen [eiseres] , bijgestaan door Rozendal en [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald dat heden bij vervroeging wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft bij [gedaagde] werkzaamheden verricht met betrekking tot het aanpassen van de waterleiding. Ook heeft [eiseres] in 2018 vulzand aan [gedaagde] verkocht en bij hem thuis geleverd.
2.2.
Op 24 november 2020 heeft [eiseres] aan [gedaagde] een factuur gestuurd voor een totaalbedrag van € 450,28 inclusief btw.
2.3.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 108,90 aan [eiseres] betaald. Dit betreft:
1 uur arbeid € 42,50
7 knelfittingen € 35,00
1 Kogelkraan € 12,50
Totaal (Incl. 21% BTW) €108,90
2.4.
[gedaagde] heeft het resterende deel van de factuur onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van
€ 392,59 met rente en kosten rechtens.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] vulzand heeft verkocht en geleverd en werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot het aanpassen van de waterleiding en levering van de benodigde materialen voor deze werkzaamheden. De factuur van 24 november 2020 heeft [gedaagde] deels onbetaald gelaten.
3.3.
[gedaagde] heeft ter zitting voor het eerst het verweer gevoerd dat het zand niet in 2019, maar in 2018 is geleverd. Volgens [gedaagde] heeft hij op 27 december 2018 € 200,00 contant aan [eiseres] betaald voor het zand. [gedaagde] betwist dan ook dat hij nog moet betalen voor het door [eiseres] geleverde zand. [gedaagde] betwist daarnaast dat [eiseres] de condensator bij hem heeft geleverd en geplaatst. Verder stelt [gedaagde] dat [eiseres] om en nabij een uur bij [gedaagde] heeft gewerkt en dat hij daarom één arbeidsuur heeft betaald. [gedaagde] betwist dan ook gehouden te zijn tot betaling van twee arbeidsuren.

4.De beoordeling

Geleverde zand
4.1.
De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiseres] in 2018 zand heeft geleverd bij [gedaagde] . [gedaagde] heeft ter zitting voor het eerst naar voren gebracht dat hij op 27 december 2018 € 200,00 contant aan [eiseres] heeft betaald voor het door [eiseres] geleverde zand. [eiseres] betwist dat [gedaagde] € 200,00 contant aan hem heeft betaald.
Het verweer van [gedaagde] dat hij € 200,00 contant aan [eiseres] heeft betaald voor het zand dient als een bevrijdend verweer te worden aangemerkt, zodat op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) op [gedaagde] de bewijslast rust van zijn stelling. [eiseres] heeft betwist dat [gedaagde] € 200,00 contant aan hem heeft betaald, waardoor [gedaagde] zijn stelling dient te bewijzen. [gedaagde] heeft daartoe naar voren gebracht dat hij kan aantonen dat hij op 27 december 2018 een bedrag van € 200,00 heeft gepind. [gedaagde] heeft verder naar voren gebracht dat zijn partner bij de contante betaling aanwezig was.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat uit een eventueel door [gedaagde] over te leggen bewijs dat hij € 200,00 heeft gepind nog niet kan worden afgeleid dat [gedaagde] het geld daadwerkelijk contant aan [eiseres] heeft betaald. De verklaring van [gedaagde] zelf is volgens de kantonrechter ook niet voldoende om zijn stelling te bewijzen dat hij het bedrag aan [eiseres] heeft betaald. Tegenover die verklaring van [gedaagde] als partij staat immers de even uitdrukkelijke ontkenning van [eiseres] van de ontvangst van het bedrag. De kantonrechter komt dan tot de conclusie dat [gedaagde] niet heeft bewezen dat hij € 200,00 heeft betaald voor het zand. [gedaagde] heeft niet betwist dat de hoeveelheid zand zoals aangegeven op de factuur en de vrachtkosten correct zijn. [gedaagde] is dan ook gehouden tot betaling van de levering vulzand en de vrachtkosten zoals op de factuur vermeld, wat neerkomt op een bedrag van
€ 238,53 inclusief btw. Het horen van getuigen zal geen nader licht op de zaak werpen, aangezien [gedaagde] heeft laten weten dat alleen hijzelf en zijn vrouw bij de contante betaling aanwezig waren. Tegenover hun verklaringen staat de ontkenning van [eiseres] .
Condensator en arbeidsuren
4.3.
Volgens [eiseres] heeft hij bij [gedaagde] een condensator geleverd en geplaatst en [eiseres] heeft hiervoor een bedrag van € 42,50 gefactureerd. Daarnaast heeft [eiseres] twee arbeidsuren gefactureerd (€ 85,00) met betrekking tot het aanpassen van de waterleiding in de meterkast en in de kruipruimte. [eiseres] heeft over de arbeidsuren ter zitting naar voren gebracht dat een onafhankelijke derde zou kunnen beamen dat de werkzaamheden die [eiseres] bij [gedaagde] heeft verricht niet binnen twee uur kunnen worden gedaan. [gedaagde] betwist dat hij bij [eiseres] een condensator heeft besteld en geleverd heeft gekregen en hij heeft de condensator daarom onbetaald gelaten. [gedaagde] betwist daarnaast dat [eiseres] twee uren bij hem heeft gewerkt. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] één uur bij hem gewerkt en daarom heeft hij ook voor één uur betaald.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] - in het licht van de betwisting door [gedaagde] - onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat [eiseres] een condensator aan [gedaagde] heeft geleverd en dat [eiseres] twee uren werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de waterleiding. De kantonrechter overweegt in dat verband dat de door [eiseres] overgelegde factuur daartoe onvoldoende is. Nu [eiseres] niet op de haar rustende stelplicht heeft voldaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Daarbij wenst de kantonrechter op te merken dat met betrekking tot de arbeidsuren slechts één uur in geschil is, zodat men zich ook moet afvragen of bewijslevering in dit geval loont. Voor zover de vordering van [eiseres] ziet op betaling van de factuur voor het leveren en plaatsen van de condensator en betaling van nog één arbeidsuur zal de kantonrechter deze afwijzen.
Wettelijke rente
4.5.
De gevorderde rente over de hoofdsom kan worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding, omdat niet gesteld is vanaf welke datum [gedaagde] in verzuim is gekomen. [gedaagde] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de wettelijke rente en de kantonrechter oordeelt dan ook dat [gedaagde] gehouden is tot betaling van de wettelijke rente over de hoofdsom van € 238,53 vanaf 28 april 2021, de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
[eiseres] maakt aanspraak op een bedrag van € 51,21 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De kantonrechter zal de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom, wat neerkomt op een bedrag van € 40,00.
Proceskosten
4.7.
Nu partijen over en weer in het gelijk en het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskoten te compenseren, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten betaalt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 238,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2021.