ECLI:NL:RBOVE:2021:3299

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
08/074651-21, 08/098249-21 en 08/099018-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tbs-maatregel opgelegd aan verdachte wegens mishandeling en bedreiging van politieagenten en psychiatrisch verpleegkundigen

Op 24 augustus 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten, waaronder het bedreigen van politieagenten en psychiatrisch verpleegkundigen. De rechtbank legde de man een tbs-maatregel met dwangverpleging op, omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar werd geacht. De verdachte had op 16 maart 2021 in Zwolle een politieagent bedreigd door schietbewegingen te maken en daarbij te roepen dat hij hem zou vermoorden. Tevens had hij een lid van het arrestatieteam gebeten en een hond verwond door met een mes te steken. Daarnaast was hij op 3 november 2020 betrokken bij een incident waarbij hij met messen in de richting van politieagenten stak, wat leidde tot pogingen tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte leed aan schizofrenie en problematisch alcohol- en drugsgebruik, wat zijn gedrag verklaarde. De rechtbank achtte de verdachte niet strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten, maar vond het noodzakelijk om hem ter beschikking te stellen voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/074651-21, 08/098249-21 en 08/099018-21 (P)
Datum vonnis: 24 augustus 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres]
nu verblijvende in de P.I. Vught, afdeling PPC te Vught.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. Veelders en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.J. Jansma,
advocaat in Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08/074651-21
feit 1:[aangever 1] heeft bedreigd;
feit 2:een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld;
feit 3:een hond heeft mishandeld;
08/098249-21
feit 1:heeft geprobeerd [aangever 2] (werkzaam bij Politie Eenheid Oost Nederland) te doden, dan wel heeft geprobeerd zwaar te mishandelen, dan wel heeft bedreigd;
feit 2:heeft geprobeerd [aangever 3] (werkzaam bij Politie Eenheid Oost Nederland) zwaar te mishandelen, dan wel heeft bedreigd;
feit 3:heeft geprobeerd [aangever 4] (werkzaam bij Politie Eenheid Oost Nederland)
zwaar te mishandelen, dan wel heeft bedreigd;
08/099018-21
[aangever 5] en [aangever 6] , beiden psychiatrisch verpleegkundigen, heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
08/074651-21
1
hij op of omstreeks 16 maart 2021 te Zwolle [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn hand een schietbeweging gemaakt in de richting van die [aangever 1] en daarbij schietgeluiden gemaakt en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd “ik maak je dood” en/of "ik ga je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;2
hij op of omstreeks 16 maart 2021 te Zwolle, een ambtenaar, te weten een lid van het arrestatieteam van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten van de Koninklijke Marechaussee, bekend onder nummer Atbsb332 , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal in het (linker)bovenbeen te bijten;3
hij op of omstreeks 16 maart 2021 te Zwolle zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond geheel of ten dele toebehorende aan een lid van de Dienst Speciale Interventies, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/ofpuntig voorwerp, te steken en/of te snijden en/of te prikken, waardoor die hondletsel heeft opgelopen;08/098249-21
1
hij op of omstreeks 3 november 2020 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachtevoorgenomen misdrijf om[aangever 2](werkzaam bij de politie eenheidOost-Nederland en lid van de OndersteuningsGroep IJsselland) opzettelijk van hetleven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal- met (een) (vlees)mes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) inhet kogelwerend schild van die [aangever 2] heeft gestoken en/of geprikt en/ofgehakt en/of- met (een) (vlees)mes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) inde richting van de hals en/of het gezicht en/of het bovenlichaam van die[aangever 2] heeft gezwaaid en/of gehakt en/of gestoken en/of geprikt en/of-(vervolgens) tijdens de fixatie/in bedwang houden van hem, verdachte, met (een)(vlees)mes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) stekende en/ofdraaiende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van die [aangever 2] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 november 2020 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachtevoorgenomen misdrijf om [aangever 2] (werkzaam bij de politie eenheidOost-Nederland en lid van de OndersteuningsGroep IJsselland) opzettelijk zwaarlichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet meermalen, althans eenmaal- met (een) (vlees)mes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) inhet kogelwerend schild van die [aangever 2] heeft gestoken en/of geprikt en/ofgehakt en/of- met (een) (vlees)mes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) inde richting van de hals en/of het gezicht en/of het bovenlichaam van die[aangever 2] heeft gezwaaid en/of gehakt en/of gestoken en/of geprikt en/of-(vervolgens) tijdens de fixatie/in bedwang houden van hem, verdachte, met (een)(vlees)mes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) stekende en/ofdraaiende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van die [aangever 2] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 november 2020 te Zwolle [aangever 2] (werkzaam bij de politie eenheid Oost-Nederland en lid van de OndersteuningsGroep IJsselland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door- met (een) vleesmes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en)meermalen, althans eenmaal zwaaiende en/of hakkende en/of stekende en/ofprikkende beweging(en) te maken in de richting van die [aangever 2] en/of- die [aangever 2] (een) vleesmes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e)voorwerp(en) te tonen en/of voor te houden;2
hij op of omstreeks 3 november 2020 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachtevoorgenomen misdrijf om aan[aangever 3](werkzaam bij de politie eenheid Oost-Nederland en lid van de OndersteuningsGroep IJsselland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet meermalen, althans eenmaal- tijdens de fixatie/in bedwang houden van hem, verdachte, met (een) (vlees)mes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) in de richting van de buik en/of (de) been(en), althans het lichaam van die [aangever 3] heeft gestoken en/of geprikt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 november 2020 te Zwolle [aangever 3] (werkzaam bij depolitie eenheid Oost-Nederland en lid van de OndersteuningsGroep IJsselland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door tijdens het fixeren/in bedwang houden van hem, verdachte,- met (een) vleesmes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) meermalen, althans eenmaal zwaaiende en/of hakkende en/of stekende en/of prikkende beweging(en) te maken in de richting van die [aangever 3] en/of- die [aangever 3] (een) vleesmes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) te tonen en/of voor te houden;3
hij op of omstreeks 3 november 2020 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachtevoorgenomen misdrijf om aan[aangever 4](werkzaam bij politie eenheid Oost-Nederland en lid van de OndersteuningsGroep IJsselland) opzettelijk zwaarlichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet meermalen, althans eenmaal- tijdens de fixatie/in bedwang houden van hem, verdachte, met (een) (vlees)mes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) in de richting van de buik en/of (de) be(e)n(en), althans het lichaam van die [aangever 4] heeft gestoken en/of geprikt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 november 2020 te Zwolle [aangever 4] (werkzaam bij politie eenheid Oost-Nederland en lid van de OndersteuningsGroep IJsselland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door tijdens het fixeren/in bedwang houden van hem, verdachte- met (een) vleesmes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) meermalen, althans eenmaal zwaaiende en/of hakkende en/of stekende en/of prikkende beweging(en) te maken in de richting van die [aangever 4] en/of- [aangever 4] (een) vleesmes(sen), in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) te tonen en/of voor te houden;08/099018-21
hij op of omstreeks 12 november 2020 te Zwolle, [aangever 5] (psychiatrischverpleegkundige bij DimenceGroep) en/of [aangever 6] (psychiatrischverpleegkundige bij DimenceGroep) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen hetleven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangever 5] en/of [aangever 6]dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord jullie hoeren, jullie kankerwijvenzal ik aan het mes rijgen als ik vrij kom" en/of “kankerwijf, bitch, rijg je aan het mes,steek je dood, vies vuil kanker varken, vies vuil kanker wijf, ik sla je helemaal dood,ik vermoord je, vieze hoeren hoeren, ik zal mijn voet in jullie kut stoppen doortrappen tot het je de strot uit komt”, althans woorden van gelijke dreigende aard ofstrekking;

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 08/074651-21 ten laste gelegde, het onder 1 primair van parketnummer 08/098249-21 ten laste gelegde en het feit onder parketnummer 08/099018-21 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft zich wat betreft de feiten 2 en 3 van parketnummer 08/098249-21 op het standpunt gesteld dat er geen aanmerkelijke kans aanwezig is geweest dat beide aangevers zwaar lichamelijk letsel hebben kunnen oplopen, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde onder 2 en 3 van parketnummer 08/098249-21 wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 08/074651-21
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wat betreft het onder 1 van parketnummer 08/074651-21 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken van het onderdeel het toevoegen van de dreigende woorden
‘ik maak je dood’en/of
‘ik ga je vermoorden’. Aangever heeft die woorden niet verstaan – omdat hij geen Nederlands spreekt – zodat hij zich ook niet bedreigd heeft kunnen voelen door de woorden, aldus de raadsman. Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde van parketnummer 08/074651-21 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft het onder 3 van parketnummer 08/074651-21 dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat uit het dossier niet blijkt hoe het letsel van de hond is ontstaan. De kras op de neus van de hond kan ook ontstaan zijn door het schild van de verbalisant die de hond onder controle probeerde te houden. Omdat er redelijke twijfel is over het ontstaan van de kras moet verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 08/098249-21
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangevers en verdachte in de zaken met parketnummer 08/098249-21 conform de ’Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten’ auditief geregistreerd hadden moeten worden. Nu dat niet is gebeurd is sprake van een onherstelbaar vormverzuim, aldus de raadsman. De raadsman heeft bepleit dat de verklaringen, waaronder de aangiftes van de verbalisanten, voor zover relevant voor het bewijs, daarom op grond van artikel 359a Sv moeten worden uitgesloten van het bewijs, zodat geen bewijsmiddel resteert en vrijspraak moet volgen voor verdachte van de drie feiten onder parketnummer 08/098249-21.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat verdachte van het onder primair en subsidiair onder feit 1 van parketnummer 08/098249-21 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, vanwege het gebruik van een gepantserd schild en een steekwerend vest door de aangever, waardoor het feit niet is te kwalificeren als een poging doodslag of een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman stelt zich op het standpunt dat, in het geval de rechtbank zijn primaire verweer niet volgt, slechts de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich, eveneens subsidiair en gelijk aan het standpunt van de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat er geen aanmerkelijke kans aanwezig is geweest dat beide aangevers zwaar lichamelijk letsel hebben kunnen oplopen, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman acht het subsidiair ten laste gelegde onder 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 08/099018-21
Ten slotte heeft de raadsman zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, ten aanzien van het feit met parketnummer 08/099018-21 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08/074651-21
4.3.1.1 Inleiding
Op 16 maart 2021 werd verdachte na meerdere meldingen, waaronder de melding van een bedreiging door [aangever 1] (hierna: [aangever 1] ), aangehouden in zijn woning aan de [adres] . De aanhouding is verricht door een arrestatieteam en daarbij is geweld gebruikt. Verdachte is in zijn been geraakt door een politiekogel. Een lid van het arrestatieteam is tijdens de aanhoudingsprocedure gewond geraakt aan zijn bovenbeen en een diensthond is gewond geraakt aan zijn neus.
4.3.1.2 Ten aanzien van feit 1
De rechtbank overweegt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen als volgt.
[aangever 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 16 maart 2021 bezig was met werkzaamheden aan de brug op de Van Nispensingel te Zwolle, toen hij hoorde dat een man op een balkon van een appartement dat uitkijkt op de brug, begon te schreeuwen. [aangever 1] hoorde dat de man schreeuwde dat hij [aangever 1] ging vermoorden. De man maakte daarbij schietgeluiden en schietbewegingen met zijn hand in de richting van [aangever 1] . [aangever 1] heeft verklaard dat hij zich bedreigd en angstig voelde door het gedrag van de man. Getuige [getuige] heeft bevestigd dat verdachte naar [aangever 1] riep dat hij hem wilde vermoorden, terwijl hij daarbij schietgeluiden en schietbewegingen maakte.
De verdediging heeft betoogd dat aangever geen Nederlands spreekt, zodat aangever de geuite bewoordingen niet kan hebben verstaan en de bedreiging dan ook niet bij hem kan zijn aangekomen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor bewezenverklaring van bedreiging vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. De rechtbank overweegt dat gelet op de agressieve manier waarop verdachte de bewoordingen heeft geuit in combinatie met de schietgeluiden en de schietbewegingen die verdachte met zijn hand maakte in de richting van aangever, het voor aangever duidelijk was wat verdachte bedoelde, zodat bij hem bedoelde vrees kon ontstaan. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.3.1.2 Ten aanzien van feit 2
Aangever Atbsb332 was werkzaam als ‘medic’ bij het arrestatieteam van de Koninklijke Marechaussee bij de aanhouding van verdachte op 16 maart 2021. Verdachte was tijdens de aanhouding door een lid van het arrestatieteam in zijn been geschoten en had medische verzorging nodig. Aangever zat daarom na de aanhouding geknield naast verdachte, ter hoogte van zijn hoofd. Aangever heeft verklaard dat hij opeens een sterke pijn in zijn linkerbovenbeen voelde en vervolgens zag dat verdachte hem beet door zijn broek heen. Naderhand op het politiebureau keek aangever naar de plek waar hij was gebeten, die nog steeds pijn deed, en zag daar een open wond met daaromheen een blauwe verkleuring. Aangever heeft bij zijn aangifte een foto van de beet gevoegd. Atbsb 336 heeft in zijn verklaring ten overstaan van de Rijksrecherche verklaard dat, ondanks dat verdachte geboeid en onder controle was, hij bleef schreeuwen en tegenstribbelen.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting van 10 augustus 2021 ontkend dat hij aangever heeft gebeten.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de in de aangifte opgenomen verklaring van aangever, de foto en de verklaring van zijn collega dat verdachte nog bleef tegenwerken nadat hij geboeid was en daarbij de aangever heeft gebeten. Een andere verklaring kan niet worden gegeven voor de verwonding die aangever in zijn bovenbeen heeft opgelopen. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de ontkennende verklaring van de verdachte en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.3.1.3 Ten aanzien van feit 3
Aangever B248 heeft in zijn aangifte verklaard dat de hond tijdens de aanhouding verdachte in zijn been beet, waarna verdachte stekende bewegingen maakte met een mes in de richting van de hond. Toen de hond door de hondenbegeleider van het been van verdachte werd afgehaald, bleek dat de hond een verwonding op zijn snuit had van ongeveer vijf á zes centimeter. Ook de verbalisanten BSB 338 en BSB 336 hebben afzonderlijk van elkaar verklaard dat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de hond. De dierenarts heeft verklaard dat de hond tijdens een actie meerdere malen is gestoken, waarvan nog een schamp is te zien op de neusrug van de hond. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat toen hij de hond wilde tegenhouden het mes zich bij de bek van de hond bevond.
De door de raadsman gesuggereerde mogelijkheid dat de verwonding van de hond zou kunnen zijn ontstaan door het schild van een verbalisant vindt geen ondersteuning in de processtukken of verklaringen en is ook overigens niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt het verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.2
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08/098249-21
4.3.2.1 Inleiding
Op 3 november 2020 te Zwolle werd door een speciaal team van de politie, de Ondersteuningsgroep IJsselland, de aanhouding van verdachte verricht. Tijdens de aanhouding was verdachte in het bezit van vleesmessen. Drie leden van de ondersteuningsgroep hebben er aangifte van gedaan dat verdachte met deze messen in de richting van aangevers heeft gestoken.
4.3.2.2 Het ontbreken van auditieve registratie verhoren aangevers en verhoor verdachte
De raadsman heeft gesteld dat ten onrechte de aangiftes van de verbalisanten en de verklaring van verdachte niet conform de ‘Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten’ auditief zijn geregistreerd. Nu dat niet is gebeurd, is geen controle van het verhoor mogelijk voor de verdediging. Naar het oordeel van de raadsman is sprake van een onherstelbaar vormverzuim en moeten de aangiftes en de verklaring van verdachte worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is van een vormverzuim als bedoeld in art. 256 Sv. Dat is het geval indien strafprocesrechtelijke geschreven en ongeschreven vormvoorschriften niet zijn nageleefd. Eerst als het antwoord op die vraag bevestigend is, zal de rechtbank achtereenvolgens beoordelen wat het belang is dat het geschonden voorschrift dient, vervolgens wat de ernst is van het verzuim, en ten slotte welk nadeel daardoor voor de verdachte wordt veroorzaakt. Eerst daarna kan bepaald worden of, en zo ja, welke consequenties als bedoeld in art. 359a lid 1 Sv aan het vormverzuim dienen te worden verbonden.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In de ten tijde van het voorbereidend onderzoek geldende Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten [1] (hierna: de Aanwijzing) is de verplichting opgenomen om alle verhoren van verdachten, en de geplande verhoren van aangevers en getuigen, auditief te registreren, indien sprake is van een misdrijf waarbij de strafbedreiging twaalf jaren gevangenisstraf of meer is. Een gepland verhoor is een verhoor dat is voorzien en plaatsvindt in een politiebureau of door omstandigheden elders (ziekenhuis, penitentiaire inrichting, thuis) [2] .
Drie leden van het aanhoudingsteam van politie hebben na terugkeer op het politiebureau, los van elkaar, aangifte gedaan van een ‘poging moord/doodslag’.
De rechtbank stelt vast dat de verhoren van de drie aangevers vrijwel gelijktijdig zijn afgenomen, elk ten overstaan van een andere verbalisant, en binnen vier uur na de aanhouding van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet gesproken kan worden van een gepland verhoor als bedoeld in de Aanwijzing, zodat auditieve registratie van deze aangiftes niet verplicht was. De rechtbank is van oordeel dat wat betreft de verklaringen van aangevers geen sprake is van een vormverzuim en verwerpt het verweer van de raadsman ten aanzien van de verklaringen van aangevers.
Dat ligt anders bij het verhoor van verdachte, waar, naar het oordeel van de rechtbank, wél sprake is van een gepland verhoor. Hij is immers pas op 22 december 2020 gehoord in de kliniek van Dimence. Daartoe is vooraf door de verhorende opsporingsambtenaar een afspraak gemaakt.
Gezien de omstandigheden waaronder en de redenen waarvoor verdachte op 7 november 2020 moest worden aangehouden en vervoerd naar Dimence, voldoet verdachte aan de criteria van “kwetsbare persoon” als bedoeld in bijlage 2 bij de Aanwijzing zodat zowel auditieve als audiovisuele registratie verplicht gesteld is. [3] De Aanwijzing is ter zake het verhoor van verdachte dan ook niet nageleefd en dat brengt mee dat sprake is van een vormverzuim. Dat verzuim is onherstelbaar. Van enig nadeel door het vormverzuim aangaande de verklaring van verdachte van 22 december 2020 is niet gebleken.
De rechtbank volstaat dan ook met de enkele constatering van het vormverzuim ten aanzien van de verklaring van verdachte van 22 december 2020. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
4.3.2.3 Ten aanzien van feit 1
De rechtbank overweegt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen als volgt.
Aangever [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ) heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 3 november 2020, als voorste in ‘het treintje’ de woning van verdachte aan de [adres] binnenging. [aangever 2] heeft verklaard dat hij een zwart schild droeg en een zwaar steek- en kogelwerend vest droeg over de kleding die hij normaal draagt bij een aanhouding. [aangever 2] heeft verklaard dat verdachte met zijn rechtervuist met daarin een mes op het schild instak. Op het moment dat [aangever 2] het schild weglegde om verdachte vast te kunnen pakken, zag [aangever 2] de vuist met daarin het mes meerdere keren met kracht op zich afkomen en kon [aangever 2] het mes afweren door zijn arm voor zijn gezicht te houden. [aangever 2] heeft verklaard dat hij vervolgens de rechterarm van verdachte heeft gefixeerd, maar dat verdachte bleef kracht zetten en stekende bewegingen met zijn hand bleef maken. Aangever [aangever 4] (hierna: [aangever 4] ) die achter [aangever 2] aanliep, heeft verklaard dat hij zag dat verdachte met een mes in zijn linkerhand in de richting van [aangever 2] stekende bewegingen maakte.
Verdachte heeft verklaard ter terechtzitting van 10 augustus 2021 dat hij in de war was en niet wist dat de politie binnenkwam. Op het moment dat er een schild binnenkwam is hij gaan steken, omdat hij dacht dat er inbrekers binnen kwamen.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft begaan.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe de handelingen van verdachte te duiden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte meerdere keren met messen richting [aangever 2] heeft gestoken. In eerste instantie was het steken tegen het schild van [aangever 2] , maar later stak verdachte in de richting van het gezicht, de hals en het bovenlichaam van [aangever 2] , die de steken kon afweren door zijn arm voor zijn gezicht te houden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en bovenlichaam essentiële en kwetsbare onderdelen van het lichaam zijn, waarin zich vitale organen bevinden. Het meermalen steken met messen in de richting van het hoofd en bovenlichaam is dermate gevaarzettend dat de aanmerkelijke kans (in de zin van een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid) bestaat dat de voor het leven van het slachtoffer vitale organen beschadigd worden en de dood zal intreden.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van de handeling maakt dat verdachte de keuze heeft gemaakt tegen het leven van [aangever 2] en aldus de aanmerkelijke kans op de dood heeft aanvaard.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3.2.3. Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Aangever [aangever 3] heeft in zijn aangifte verklaard dat, toen hij besefte dat verdachte een mes in zijn rechterhand had, hij opeens zag dat verdachte nog een tweede mes in zijn linkerhand had. [aangever 3] heeft verklaard dat op het moment dat hij verdachte probeerde te fixeren, hij zag dat verdachte met het mes in zijn linkerhand begon te steken in de richting van zijn buik en benen. [aangever 3] heeft verklaard dat de messen, die verdachte in zijn handen had, keukenmessen waren van ongeveer 15/20 centimeter en rond de 25 centimeter.
[aangever 4] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij zag dat verdachte in zijn andere hand (zijn linkerhand) nog een mes had, waarmee verdachte stekende bewegingen in de richting van het onder- en bovenlichaam van [aangever 4] maakte. [aangever 4] heeft verklaard dat doordat hij de stekende bewegingen ontweek, de bewegingen naar het lichaam van zijn collega [aangever 3] werden gericht.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde handelingen onder 2 en 3 heeft begaan.
De rechtbank ziet zich vervolgens bij beide feiten voor de vraag gesteld of sprake is van een poging zware mishandeling (primair) dan wel een bedreiging (subsidiair). Om te komen tot een bewezenverklaring van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, moet allereerst worden beoordeeld of de handeling van verdachte naar zijn aard een kans op zwaar lichamelijk letsel kan opleveren. Die vraag dient naar het oordeel van de rechtbank bevestigend te worden beantwoord. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [aangever 3] met kracht probeerde te steken in zijn buik en benen en dat verdachte [aangever 4] met kracht probeerde te steken in zijn bovenlichaam/buik of onderlichaam/benen. Dat maakt de kans naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk dat beide aangevers bij die aanval ernstig gewond zouden raken. Het dragen van een kogel- en steekwerend vest door beide aangevers verandert daar niets aan, aangezien het onderlichaam daardoor niet beschermd wordt en bij een opwaartse steekbeweging onder het vest in het bovenlichaam kan worden gestoken.
De geweldshandelingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op een bepaald gevolg gericht te zijn geweest, in dit geval het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het behoudens aanwijzingen voor het tegendeel niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Gelet op alle feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat zowel bij feit 2 als bij feit 3 het primair ten laste gelegde, te weten een poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend is bewezen.
4.3.3
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08/099018-21
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 08/099018-21 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [4] .
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 augustus 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 7 december 2020 (pag. 5 en 6);
Het proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 6] van 7 december 2020 ( pag. 7 en 8);
Het proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 5] van 7 december 2020 ( pag. 9 en 10).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08/074651-21
1
hij op 16 maart 2021 te Zwolle [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn hand een schietbeweging gemaakt in de richting van die [aangever 1] en daarbij schietgeluiden gemaakt en daarbij dreigend de woorden toegevoegd “ik maak je dood” en "ik ga je vermoorden”;
2
hij op 16 maart 2021 te Zwolle, een ambtenaar, te weten een lid van het arrestatieteam van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten van de Koninklijke Marechaussee, bekend onder nummer Atbsb332 , gedurende en ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door in het (linker)bovenbeen te bijten;3
hij op 16 maart 2021 te Zwolle met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een hond toebehorende aan een lid van de Dienst Speciale Interventies, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond met een mes, te steken en/of te snijden en/of te prikken, waardoor die hondletsel heeft opgelopen;08/098249-21
1
hij op 3 november 2020 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om[aangever 2](werkzaam bij de politie eenheid Oost-Nederland en lid van de Ondersteuningsgroep IJsselland) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen
- met (vlees)messen in het kogelwerend schild van die [aangever 2] heeft gestoken en gehakt en- met (vlees)messen in de richting van de hals en het gezicht en het bovenlichaam van die[aangever 2] heeft gezwaaid en gehakt en gestoken en- vervolgens tijdens het in bedwang houden van verdachte, met (vlees)messen, stekende en draaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [aangever 2] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;2
hij op 3 november 2020 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan[aangever 3](werkzaam bij de politie eenheid Oost-Nederland en lid van de Ondersteuningsgroep IJsselland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet meermalen met (vlees)messen, in de richting van de buik en de benen, van die [aangever 3] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;3
hij op 3 november 2020 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan[aangever 4](werkzaam bij politie eenheid Oost-Nederland en lid van de Ondersteuningsgroep IJsselland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet meermalen met (vlees)messen, in de richting van de buik en de benen, van die [aangever 4] heeft gestoken,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;08/099018-21
hij op 12 november 2020 te Zwolle, [aangever 5] (psychiatrisch verpleegkundige bij DimenceGroep) en/of [aangever 6] (psychiatrisch verpleegkundige bij DimenceGroep) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [aangever 5] en [aangever 6] dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord jullie hoeren, jullie kankerwijven zal ik aan het mes rijgen als ik vrij kom" en “kankerwijf, bitch, rijg je aan het mes, steek je dood, vies vuil kanker varken, vies vuil kanker wijf, ik sla je helemaal dood,ik vermoord je, vieze hoeren, ik zal mijn voet in jullie kut stoppen door trappen tot het je de strot uit komt”.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 285, 287, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 2.1 van de Wet dieren. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08/074651-21
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2
het misdrijf:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt begaan tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 3
het misdrijf:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren;
08/098249-21
feit 1 primair
het misdrijf:
poging tot doodslag
feit 2 primair en feit 3 primair
telkens het misdrijf:
poging tot zware mishandeling
08/099018-21
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op basis van de bevindingen van de deskundigen op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich geconformeerd aan het standpunt van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van verdachte acht geslagen op het Pro Justitia-rapport van 6 juli 2021 waarin over verdachte is gerapporteerd door dr. H.A. de Haan, psychiater, en drs. Y.R.M Ohlsen- Schuurbiers, psychiater in opleiding en door dr. D.J. Burck, GZ-psycholoog.
De psychiaters hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van schizofrenie, een stoornis in alcoholgebruik en cannabisgebruik. Ten tijde van het ten laste gelegde was zo goed als zeker sprake van een ernstig psychotisch ziektebeeld, waardoor het denken en handelen van verdachte volledig werden bepaald. De psychiaters hebben op grond van het vorenstaande geconcludeerd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde te beschouwen is als volledig ontoerekeningsvatbaar.
De deskundige Burck heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een chronische psychotische stoornis, die optreedt in het kader van een schizofrene ontwikkeling en die te classificeren valt als schizofrenie van het paranoïde type. In het verlengde van de schizofrene ontwikkeling heeft zich bij verdachte een stoornis in het gebruik van alcohol ontwikkeld. Burck heeft op grond van het vorenstaande geadviseerd verdachte alle ten laste gelegde feiten – met uitzondering van het tweede feit van parketnummer 08/074651-21, omdat verdachte zich dat feit niet herinnert – in het geheel niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt de, deugdelijk onderbouwde, conclusies en adviezen uit het hierboven weergegeven rapport over en maakt deze tot de hare. Dit betekent dat voor de rechtbank vaststaat dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, ten gevolge waarvan die feiten hem niet kunnen worden toegerekend. Daarmee is de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde niet strafbaar en dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Gelet op hetgeen hiervoor onder 6.3 is overwogen omtrent de strafbaarheid van verdachte is voor het opleggen van straf geen plaats. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet toerekeningsvatbaar gehouden dient te worden ter zake de hem ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten.
Bij het oordeel over oplegging van een maatregel houdt de rechtbank rekening met de volgende factoren.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zonder enige reële aanleiding geprobeerd verbalisant [aangever 2] te doden en de verbalisanten [aangever 3] en [aangever 4] zwaar te mishandelen. Daarnaast heeft hij de lichamelijke integriteit van een ‘medic’ van het arrestatieteam geschonden door hem te bijten. Ondanks het feit dat de verbalisanten en de ‘medic’ door hun beroep wellicht meer gewend zijn aan het gebruik van geweld dan een ‘normale burger’ heeft het buitensporig gewelddadig handelen van verdachte grote impact gehad op hun leven en op het uitoefenen van hun beroep. Verdachte heeft twee psychiatrisch verpleegkundigen in de kliniek waar hij verbleef bedreigd op een zeer agressieve manier, waardoor zij zich zeer onveilig voelden. Ten slotte heeft verdachte een voorbijganger bedreigd met de dood en hij heeft bij zijn aanhouding een politiehond verwond. Het zijn ernstige feiten die gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweegbrengen.
Adviezen deskundigen
Uit de rapportage van 6 juli 2021 van dr. H.A. de Haan, psychiater tevens supervisor en drs. Y.R.M. Ohlsen-Schuurbiers, psychiater in opleiding en supervisant, volgt dat er bij verdachte sprake is van schizofrenie, een stoornis in alcohol- en cannabisgebruik, beide kort in remissie, een stoornis in het gebruik van tabak en dat er bij verdachte een aantal psychosociale stressoren aan de orde zijn. Van voornoemde stoornissen was ook sprake ten tijde van het plegen van de delicten.
In het rapport staat voorts dat de kans dat verdachte zonder adequate behandeling en beveiliging op kortere en op langere termijn zal recidiveren in soortgelijke geweldsdelicten, hoog is. De belangrijkste risicofactoren zijn het middelengebruik bij een verslavingsgeschiedenis, een beperkte justitiële voorgeschiedenis met meerdere soorten delicten, geringe positieve netwerkinvloed, een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis met vrijwillige en dwangopnames, werkloosheid, een problematisch en enigszins discontinu woonverleden en het antisociaal gedrag voortkomend uit persoonlijkheidsproblematiek. Daarnaast spelen klinische risicofactoren een rol: gebrek aan probleeminzicht, beperkte zelfredzaamheid, beperking in arbeid-, sociale en coping-vaardigheden en beperkte ondersteuning vanuit zijn netwerk. De psychiaters nemen daarbij in ogenschouw de weinig aanwezige beschermende factoren: er is sprake van gemiddelde intellectuele capaciteiten, een beperkt empathisch vermogen en slechts enige coping vaardigheden. Verdachte lijkt niet echt gemotiveerd om voor zijn problemen een behandeling te ondergaan. Hij erkent dat hij schizofrenie heeft, maar hij heeft veel kritiek op de tot nu aangeboden hulp.
De psychiaters adviseren, gelet op de combinatie van regelmatige psychotische decompensaties bij schizofrenie en de stoornis in alcohol-, tabak- en cannabisgebruik, waarbij verdachte een gevaar voor de omgeving kan vormen, een langdurig klinisch traject. Een klinische forensische behandeling lijkt hiervoor het meest aangewezen, omdat meerdere opnames – zelfs met civielrechtelijk gedwongen kaders – onvoldoende succes hebben gehad. De nadruk van de behandeling zal moeten liggen op het optimaliseren van de medicamenteuze behandeling voor de schizofrenie en de daaruit voortkomende psychotische decompensaties, het maximaliseren van de therapietrouw, het vergroten van het ziekte-inzicht en daarmee ook abstinentie van alcohol, cannabis en liefst tabak en het verbeteren van de coping-vaardigheden met daarnaast aandacht voor de psychosociale problemen die verdachte ondervindt.
Vervolgens is een voldoende veilig langdurig resocialisatietraject nodig om toe te werken naar een situatie van beschermd wonen, voldoende sociale contacten, goed geregeld financieel beheer en dagbesteding. De conditie waarop dit kan plaatsvinden is gezien de ernst van de ten laste gelegde feiten en de kans op recidivering zonder behandeling, een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, aldus de psychiaters.
De GZ-psycholoog, dr. D.J. Burck, schrijft in het rapport van 6 juli 2021 dat er sprake is van schizofrenie van het paranoïde type bij verdachte, en een stoornis in het gebruik van alcohol welke ook aan de orde waren ten tijde van het plegen van de delicten. Het risico op soortgelijk gewelddadig gedrag wordt ingeschat als matig. De psychotische stoornis en het middelengebruik vormen met de psychotische kenmerken de voornaamste factoren die de kans op recidive verhogen. Verdachte kan zijn eigen situatie, het belang van de behandeling en de situatie om zich heen niet meer goed beoordelen als het psychotisch toestandsbeeld op de voorgrond staat en zijn realiteitstoetsing verstoord is. Hij is dan extreem kwetsbaar voor stress en zal zich onttrekken aan behandeling en kan in het uiterste geval alleen onder dwang weer goed in zorg gebracht worden. De psycholoog schat de gevaarzetting in als hoog tot zeer hoog, hetgeen wil zeggen dat als verdachte ontregeld is, hij zich zodanig bedreigd voelt dat hij een gevaar vormt voor zichzelf en anderen.
Verdachte zou gebaat zijn bij medicatieve behandeling van de psychose gevolgd door een resocialisatieproces waarbij verdachte een duidelijke structuur geboden wordt en waarbij het middelengebruik onder controle gehouden wordt, met toeleiding naar een passende woonvorm en dagbesteding. De psycholoog adviseert de behandeling vorm te geven in het kader van een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Tenslotte heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 27 juli 2021 en hetgeen M. Siapour, reclasseringswerker, ter terechtzitting van 10 augustus 2021 heeft verklaard. De reclassering sluit zich aan bij de bevindingen van de deskundigen voornoemd en schat het risico op recidive in als hoog, als verdachte niet adequaat behandeld en beveiligd wordt. De reclassering heeft haar advies aan de hand van de RISC gebaseerd op de specifieke karakteristieken van verdachte, de pro Justitia onderzoeken, gesprekken met referenten en de indruk die de reclassering heeft van verdachte. De reclassering conformeert zich aan het advies van de pro Justitia rapporteurs en ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden het risico op recidive te verminderen.
Oplegging maatregel
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de deskundigen allen concluderen dat verdachte de bewezen verklaarde feiten onder invloed van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens heeft gepleegd. Op basis van voornoemde rapporten stelt de rechtbank vast dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Er is gevaar voor herhaling van het plegen van strafbare feiten. Gezien de ernst van de stoornis en het hoge recidivegevaar en gevaar voor anderen indien verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeert, acht de rechtbank het opleggen van de terbeschikkingstellings-maatregel noodzakelijk, nu de veiligheid van de samenleving zulks vereist. Daarbij is de voorgestelde langdurige, intensieve en medicatieve (klinische) behandeling van verdachte noodzakelijk, gevolgd door een resocialisatieproces, waarbij door een duidelijke structuur het middelengebruik van verdachte onder controle blijft, om zo te kunnen doorgroeien naar een passende woonvorm en dagbesteding.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen. Aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan. Er zijn adviezen van gedragsdeskundigen van twee verschillende disciplines die niet ouder zijn dan een jaar. Op een deel van de door verdachte begane feiten staat naar de wettelijke omschrijving een straf van meer dan vier jaar. Ten tijde van het plegen van deze feiten bestond bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege.
De rechtbank overweegt dat de maatregel tot terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake meerdere misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 359, zevende lid, Wetboek van Strafvordering (Sv). De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam] , casemanager GTPA van de Politie Landelijke Eenheid heeft zich namens ‘Aangifte Onder Nummer Atbsb332 ’ als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces inzake feit 2 van parketnummer 08/074651-21.
De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het gevorderde bedrag bestaat uit immateriële schade.
Mr. U.C.B. de Vaan heeft zich namens [aangever 2] als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces inzake feit 1 van parketnummer 08/098249-21.
De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 600,00 (zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het gevorderde bedrag bestaat uit immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen in zijn geheel worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft wat betreft de vordering van ‘Aangifte Onder Nummer Atbsb332 ’ bepleit dat de vordering moet worden gematigd tot een bedrag van € 400,00. Het letsel bij benadeelde was aanmerkelijk beperkter dan het letsel in de zaak die is overlegd ter onderbouwing. De vordering van benadeelde partij [aangever 2] kan bij een bewezenverklaring worden toegewezen, aldus de raadsman.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
8.4.1
Ten aanzien van de benadeelde partij ‘Aangifte Onder Nummer Atbsb332 ’
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit onder 2 primair van parketnummer 08/074651-21 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal, gelet op vergelijkbare zaken, het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 600,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 16 maart 2021.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.4.2
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit onder feit 1 van parketnummer 08/098249-21 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 600,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 3 november 2020.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij ‘Aangifte Onder Nummer Atbsb332 ’ en [aangever 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die respectievelijk door het feit onder 2 van parketnummer 08/074651-21 en het feit onder 1 primair van parketnummer 08/098249-21 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 08/074651-21, het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair van parketnummer 08/098249-21 en het onder parketnummer 08/099018-21 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08/074651-21
feit 1
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2
het misdrijf:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt begaan tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 3
het misdrijf: :
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren;
08/098249-21
feit 1 primair
het misdrijf:
poging tot doodslag
feit 2 primair en feit 3 primair
telkens het misdrijf:
poging tot zware mishandeling
08/099018-21
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 08/074651-21, het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair van parketnummer 08/098249-21 en het onder parketnummer 08/099018-21 bewezen verklaarde en ontslaat verdachte op die onderdelen van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
‘Aangifte Onder Nummer Atbsb332 ’(feit 2 van parketnummer 08/074651-21) van een bedrag van
€ 600,00 (zeshonderd euro)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2021. Voornoemd bedrag bestaat uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 600,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 12 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- verklaartde vordering van de benadeelde partij
‘Aangifte Onder Nummer Atbsb332 ’voor het overige niet ontvankelijk
.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 2](feit 2 onder primair van parketnummer 08/098249-21) van een bedrag van
€ 600,00 (zeshonderd euro)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2020. Voornoemd bedrag bestaat uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 600,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 12 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M. van Berlo en mr. J.T. Pouw rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2021.
Buiten staat
Mr. Van Berlo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Zwolle met dossiernummer ON1R021023/ EIDEREEND (parketnummer 08/074651-21) en dossiernummer PL0600-2020521492 (parketnummer 08/098249-21). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Parketnummer 08/074651-21
Feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 16 maart 2021 (pag. 36 tot en met 38), inhoudende, voor zover van belang:
(…) Vandaag, 16 maart 2021, omstreeks 10.00 uur, was ik bezig met werkzaamheden aan de brug op de Van Nispensingel te Zwolle. (…) Op het balkon
van de appartementen, welke zicht hebben op mijn werkbus, stond een man.(…) Ik hoorde dat de man hard schreeuwde dat hij mij ging vermoorden en ik zag dat hij
schietbewegingen maakte met zijn hand. Ik zag dat hij zijn duim omhoog stak en zijn wijsvinger naar voren stak. De vorm leek op een pistool. Hij riep daarbij de geluiden “boem boem boem”. (…) Ik kom uit Syrië uit een oorlogsgebied en voelde mij bedreigd en angstig door deze man. (…) Ik ben erg geschrokken van de bedreiging (…)
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 16 maart 2021 (pag. 54 en 55), inhoudende, voor zover van belang:
(…) dinsdag 16 maart 2021 omstreeks 10:30 uur (…) Ik zag dat er een man op het balkon stond. (…) Ik hoorde dat de man op het balkon begon te schreeuwen tegen [naam] . (…) Vervolgens hoorde ik de man roepen: "Ik maak je dood!" Ik zag dat de man met zijn hand een pistoolbeweging maakte. Ik hoorde dat hij hierbij schietgeluiden maakte. (…)
Feit 2
3. Het proces-verbaal van aangifte van Atbsb332 van 17 maart 2021 (pag. 47 tot en met 49), inhoudende, voor zover van belang:
(…) Ik ben in de rang van Wachtmeester le klasse werkzaam bij het Arrestatieteam (BSB) van de Koninklijke Marechaussee. (…)Gisteren maakte ik als zodanig deel uit van het Rapid Response Team (…) Omstreeks 13.00 uur kregen wij
de opdracht te gaan naar de [adres] (…) Op een gegeven moment zat ik geknield naast de man, ter hoogte van zijn hoofd. Ik voelde toen opeens een sterke pijn in mijn linkerbovenbeen. Ik keek om en zag dat de man mij beet op deze plek. De man beet mij door de broek heen. (…) ik zag dat ik daar, op mijn linkerbovenbeen, een open wond had met daaromheen een blauwe verkleuring. (…)
[afbeelding]
(…)
Feit 3
4. Het proces-verbaal van aangifte van B248 van 23 maart 2021 (pag. 50 tot en met 52), inhoudende, voor zover van belang:
(…) Op dinsdag 16 maart 2021 omstreeks 13.53 uur was werd het arrestatieteam voor het aanhouden van een verdachte, gestuurd naar de [adres] . (…) Toen pakte de verdachte de hond met beide handen bij de kop vast. (…) Op de camerabeelden was te zien dat de verdachte een mes in zijn handen had. (…) De verdachte bleef maar stekende bewegingen maken in de richting van de collega's en de hond. Toen de hond van het been werd afgehaald door de hondenbegeleider, bleek dat de hond gewond was aan zijn kop. De hond had verwonding op zijn snuit van ongeveer vijf a zes centimeter. (…)
[afbeelding]
(…)
5. Een geschrift zijnde een verklaring van dierenarts N.A. Dijkshoorn, (pag. 53) inhoudende, voor zover van belang:
(…) De hond is tijdens een actie meerdere malen gestoken, waarvan nog een schamp te zien is op de neusrug van de hond. (…)
6. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 17 maart 2021, documentnummer 2103171130. BSB338 van de Rijksrecherche (pag. ongenummerd), inhoudende, voor zover van belang:
(…) De hond beet de verdachte in zijn rechteronderbeen. De verdachte maakte toen stekende bewegingen naar mijn hond. (…)
V: Wat was de reactie van de verdachte op de hondenbeet?
A: De verdachte begon stekende bewegingen te maken, vier a vijf keer, met het mes richting mijn hond. Zijn arm ging helemaal naar achteren en met kracht instak op de hond. (…)
7. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 18 maart 2021, documentnummer 2103181031. BSB336 van de Rijksrecherche (pag. ongenummerd), inhoudende, voor zover van belang:
(…) Ik zie dat de verdachte stekende bewegingen maakt richting de hond (…) De man blijft in de richting van de hond steken. (…)
8. Het proces verbaal van verhoor verdachte van 19 april 2021, nr. 2021117462, inhoudende, voor zover van belang:
(…)Niet schieten politie (…)
V: Je hield het tegen de hond begreep ik.
A: Ja omdat hij mij anders had vermoord. (…)
Parketnummer 08/098249-21
Feiten 1,2 en 3
9. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 3 november 2020 (pag. 4 tot en met 8), inhoudende, voor zover van belang:
(…) Ik ben werkzaam bij Politie Oost-Nederland. (…) Een van mijn taken is dat ik lid ben van de OndersteuningsGroep/ Arrestatie Eenheid (…) Vandaag, dinsdag 3 november 2020 (…) de [adres] (…) Ik zag de rechterarm van [verdachte] langs de deur heen komen en ik zag dat hij met die vuist op het schild sloeg. (…)Toen ik het schild wegdeed (…) Ik zag toen dat er een mes in de vuist van [verdachte] zat en dat hij wild om zich heen aan het steken was. Het was gewoon hakken wat hij deed. Hij had het mes in zijn vuist, met het lemmet naar beneden en maakte keer op keer stekende bewegingen om zich heen. Ik zag dat het met name gericht was op mij. (…) zag de vuist met het mes meerdere malen met kracht op mij afkomen en ik kon het mes twee keer afweren zodat hij mij niet kon raken. Ik weerde de arm en de vuist met het mes af door mijn arm voor mijn gezicht te houden in een afwerend gebaar. (…) Het mes zou mij met kracht in mijn bovenlichaam, hals of gezicht geraakt hebben. Daar draag ik geen bescherming en ben dus erg kwetsbaar. (…) kon ik de arm van [verdachte] fixeren tegen de muur achter [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] het mes stevig in zijn vuist hield en weigerde deze los te laten. Ik voelde dat [verdachte] kracht bleef zetten en los probeerde te komen. Ik kon duidelijk voelen dat hij bleef proberen stekende bewegingen te maken. (…)
10. Het proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2020 (pag. 34 en 35), inhoudende, voor zover van belang:
(…) Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat het wapen een groot keukenmes betrof. Ik zag dat het mes een zwartkleurig handvat heeft. Ik zag dat het mes één snijkant had. Ik zag dat het mes een lengte heeft van ongeveer 24 centimeter. Ik zag dat het lemmet ongeveer 12 centimeter lang was. (…)
11. Het proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2020 (pag. 36 en 37), inhoudende, voor zover van belang:
(…) Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat het wapen een keukenmes betrof. Ik zag dat het mes een zwartkleurig handvat heeft. Ik zag dat het mes één snijkant had. Ik zag dat het mes een lengte heeft van ongeveer 20 centimeter. Ik zag dat het lemmet ongeveer 8 centimeter lang was. (…)
12. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] van 3 november 2020 (pag. 12 tot en met 15), inhoudende, voor zover van belang:
(…) Ik ben werkzaam bij Politie Oost-Nederland. Eén van mijn neventaken is dat ik
werkzaam ben bij de Ondersteuningsgroep (OG) IJsselland. (…) Vandaag, dinsdag 3 november 2020 (…) Mijn collega [aangever 2] liep voorop met een ballistisch schild. Het schild is gemaakt van kogelwerend materiaal. Ik liep achter [aangever 2] . (…) Ik zag een mes boven het schild uit komen. Ik zag dat het een mes met een scherpe punt was. Ik zag dat het lemmet van het mes zilver van kleur was. Ik zag duidelijk dat het een mes was waarmee ernstig lichamelijk letsel toegebracht kan worden. (…) Ik zag dat de hand met het mes erin wilde stekende bewegingen maakte
in de richting van [aangever 2] . Het waren soort van hakkende bewegingen. (…)
Ik zag dat er een andere arm van [verdachte] vrij kwam. Ik zag dat hij hierin ook een mes vast hield. Ik zag dat dit mes iets kleiner was dan het eerder genoemde mes. Ik zag dat het tweede mes ook een scherpe punt had en een zilverkleurig lemmet. (…)
Ik zag dat hij hier stekende bewegingen naar achteren mee maakte. Ik zag dat dit met
kracht en snelheid gedaan werd. Ik zag dat [verdachte] meerdere stekende bewegingen maakte met het mes, in de richting van de plek waar ik op dat moment stond. Ik kon de meerdere messteken net ontwijken. Ik zag het mespunt op enkele centimeters afstand van mijn onderlichaam en bovenlichaam komen. Ik moest de stekende bewegingen ontwijken door met mijn gehele lijf kort naar achteren te bewegen. Hierdoor kwamen de zwaaiende steekbewegingen ook naar het lichaam van mijn OG collega [aangever 3] . (…) Het mes zou met kracht in mijn onderlichaam, bovenbeen of bovenlichaam, buik gekomen zijn. Op mijn onderlichaam draag ik geen bescherming en ben dus erg kwetsbaar. (…)
13. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] van 3 november 2020 (pag. 16 tot en met 18), inhoudende, voor zover van belang:
(…) Tussen dinsdag 3 november 2020 om 10:45 uur en dinsdag 3 november 2020 om 11:15 uur (…) [adres] (…) "Ik, aangever [aangever 3] , ben werkzaam bij de Politie IJsseland te Zwolle. Ik maak deel uit van de ondersteuningsgroep IJsselland. (…) Op dat moment besefte ik mij dat [verdachte] een mes in zijn handen had en zag ik dat ook. Toen ik [verdachte] in mijn
zichtbeeld kwam zag ik dat hij nog een tweede mes in zijn andere hand had. (…) Ik zie dat [verdachte] met beide messen stekende bewegingen maakte naar mij en mijn collega's. Hij stak om de voordeur heen tegen het schild van mijn collega's aan. (…)
Op het moment dat ik [verdachte] bij zijn nek had gegrepen zag ik dat hij meerdere malen met veel kracht met zijn linkerhand op mij begon in te steken in de richting van mijn buik en benen. Ik voelde mij op dat moment zeer angstig. (…)
Later zag ik de beide messen welke [verdachte] in zijn handen had gehouden. Dit
betroffen keukenmessen. Het ene mes was ongeveer tussen de 15 en 20 centimeter betrof en het andere mes was rond de 25 centimeter. (…)

Voetnoten

1.College van Procureurs-Generaal, 2018A008, 1-11-2018, Staatscourant 2018, 60346.
2.Idem, Bijlage 1, onder 1.a) Definities algemeen.
3.Art. b.1. en bijlage 2 van de Aanwijzing.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Zwolle met nummer PL0600-2020579208 (parketnummer 08/099018-21). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.