ECLI:NL:RBOVE:2021:3297

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
08.196822.20 ONT
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

Op 24 augustus 2021 heeft de rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een 55-jarige man die betrokken was bij een hennepkwekerij. De rechtbank oordeelde dat de man een bedrag van € 697.267,64 aan de Staat moest betalen, als gevolg van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit zijn criminele activiteiten. De zaak werd behandeld op een openbare zitting op 13 juli 2021, waar de officier van justitie de vordering tot ontneming van het voordeel indiende. De officier stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat moest worden op € 1.138.650,72, maar wijzigde deze vordering later naar € 697.267,64, gebaseerd op berekeningen van het aantal hennepplanten en de opbrengsten daarvan.

De verdediging voerde aan dat de ontnemingsvordering afgewezen moest worden, onder andere omdat de stroomonderbreking op 16 april 2018 mogelijk de oorzaak was van de onduidelijkheid over het begin van de ontnemingsperiode. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor eerdere oogsten en dat de verklaringen van de verdediging niet geloofwaardig waren. De rechtbank baseerde haar oordeel op het waterverbruik en de aangetroffen materialen in de kwekerij, en concludeerde dat de veroordeelde in de periode van 16 april 2018 tot 28 januari 2020 minstens 6452 hennepplanten had kunnen kweken.

De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, en bepaalde dat de gijzeling maximaal 1080 dagen kan duren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.196822.20 ONT
Datum vonnis: 24 augustus 2021
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 1.138.650,72.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 13 juli 2021. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.N. de Bruijn, advocaat in Almere, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 13 juli 2021 heeft de officier van justitie mr. P. Pereira de vordering gewijzigd in die zin, dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op € 697.267,64. Hij heeft deze vordering toegelicht conform het schriftelijk requisitoir.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen. De stroomonderbreking op 16 april 2018 kan vanwege stroomuitval zijn geweest. Het startpunt kan dus niet vastgesteld worden. Het waterverbruik klopt niet met de berekening van 1300 planten per oogst bij vier oogsten per jaar. Bovendien werden ook waterverbruikende apparaten gebruikt zoals een spuitcabine, machines, een koffiezetapparaat, een (doorlopend) toilet en er werden schoonmaakwerkzaamheden verricht. Er zijn verklaringen van de eigenaar van het pand en een voormalig werkneemster van veroordeelde, waaruit blijkt dat er in december 2018 en februari 2019 nog geen hennepkwekerij in het pand was. Veroordeelde heeft lang gedaan over de opbouw en veel materialen gekregen of overgenomen van ontmantelde kwekerijen. Dit verklaart de hennepresten en stof en schimmel in de kweekruimtes. Veroordeelde heeft bijna
€ 164.700 aan schuld. Als hij zoveel winst had gehad van de hennepkwekerij als de officier van justitie stelt, had hij die schulden wel afbetaald.
3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 18 november 2020 veroordeeld, voor zover van belang, voor het strafbare feit:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd in de periode 1 juli 2019 tot 28 januari 2020.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
In het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij is te lezen dat de politie op 28 januari 2020 op de bovenverdieping van het pand aan de [adres 2] een hennepkwekerij heeft aangetroffen. Er was sprake van vier kweekruimten met in totaal 1317 hennepplanten.
In een vijfde ruimte werd ongeveer 4,5 kilo hennepresten aangetroffen. Verder waren er voedingscomputers, waterbassins met dompelpompen en een irrigatiesysteem, en 64 jerrycans met groeimiddel. Veertien van deze jerrycans waren leeg. [1]
De politie heeft vervolgens een berekening gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel en een inschatting gemaakt van het aantal oogsten dat moet hebben plaatsgevonden.
In alle kweekruimten was sprake van indicaties voor eerdere oogsten zoals kalkafzetting op potten en zeil, knipscharen met hennepresten, vervuilde koolstoffilters en harsafzetting op een stoel in de vijfde ruimte. Ook zijn gipsplaten met data 11 januari 2016 en 4 februari 2016 aangetroffen, evenals een afvoerbuis met productiedatum 7 februari 2016. Ook het waterverbruik is in 2018 en 2019 significant toegenomen. [2]
Dat er eerdere oogsten zijn geweest is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk. Dat verdachte, volgens zijn eigen verklaring, in oktober 2019 is begonnen met het opbouwen van de kwekerij en slechts één (mislukte) oogst heeft gehad, vindt de rechtbank niet geloofwaardig op grond van het bovenstaande. De rechtbank schuift de door veroordeelde overgelegde verklaringen van de eigenaar van het pand en een voormalig werkneemster van veroordeelde terzijde. Ter zitting heeft veroordeelde aangegeven dat hij de verklaring van de eigenaar van het pand zelf heeft opgesteld. De rechtbank stelt vast dat de verklaring ondertekend door de werkneemster veel gelijkenissen vertoont met de verklaring ondertekend door de eigenaar van het pand. De rechtbank plaatst voorts haar vraagtekens bij de overeenkomst van de handtekening op het huurcontract van de eigenaar van het pand en de betreffende verklaring van de eigenaar van het pand. Wat er ook van de verklaringen zij, de rechtbank acht op basis van de powerdown van 16 april 2018 in combinatie met de verklaring van verdachte dat hij de hoofschakelaar heeft uitgezet bij de opbouw van de kwekerij [3] aannemelijk dat de ontnemingsperiode een aanvang heeft genomen op 16 april 2018.
Om te bepalen hoeveel oogsten hebben plaatsgevonden is gekeken naar de aangetroffen jerrycans met groeimiddel. Met de 64 aangetroffen jerrycans zou negen keer geoogst kunnen worden. Echter, slechts veertien jerrycans waren helemaal leeg, de overige jerrycans bevatten nog restjes/resten groeimiddel. Dat sprake is geweest van schaalvergroting, en verdachte dus niet negen oogsten van 1300 planten heeft gehad, is naar het oordeel van de rechtbank wel aannemelijk. Berekend moet worden om hoeveel planten het in totaal is gegaan.
Veertien jerrycans staat gelijk aan twee oogsten en dus 2634 planten, maar aannemelijk is dat er meer oogsten zijn geweest, gelet op de 50 gebruikte jerrycans. Hoeveel meer oogsten er zijn geweest is niet vast te stellen op basis van het aangetroffen groeimiddel.
In het overzicht van Enexis is het waterverbruik vastgesteld [4] :
2013: 17 kuub
2014: 26 kuub
2015: 39 kuub
2016: 49 kuub
2017: 49 kuub
2018: 62 kuub
2019: 56 kuub
Op basis van het waterverbruik in 2018 en 2019 kan vastgesteld worden dat acht oogsten hebben plaatsgevonden. In die periode werd gemiddeld 1,13 kuub water per week verbruikt. Op basis van deze informatie, in combinatie met de powerdown op 16 april 2018 wordt uitgegaan van een ontnemingsperiode van 93 weken tussen 16 april 2018 en het aantreffen van de kwekerij op 28 januari 2020. Het gemiddelde waterverbruik in die weken komt dan afgerond op 105,5 kuub dus 105.500 liter. Een hennepplant heeft gemiddeld 16,35 liter water per cyclus nodig. [5] Met het totale verbruik aan water zouden dan in die periode 6452 hennepplanten (105.500/16,35) bewaterd kunnen worden.
Verdachte heeft niet aannemelijk kunnen maken dat er andere dusdanig waterverbruikende apparatuur in het pand was dat de grote stijging van het waterverbruik in 2018 en 2019 zou kunnen verklaren. Zijn verklaring dat in 2018 een toilet doorliep is niet onderbouwd en evenmin is bekend om hoeveel waterverlies het zou gaan. Er was geen vaatwasser, condensdroger of wasmachine in het pand aanwezig en onbekend is of de douche, die volgens de verklaring van verdachte pas in 2019 was geplaatst, werd gebruikt. Ook is niet bekend of sprake was van bedrijfsactiviteiten in het pand waar watergebruik mee gepaard ging.
De rechtbank acht het om die reden aannemelijk dat al het verbruikte water in de jaren 2018 en 2019 bestemd was voor de hennepkwekerij.
Op basis van 1317 geoogste planten en negen oogsten heeft de politie een berekening gemaakt van een winst van € 142.331,34. Dat komt neer op € 108,07 per plant. Omdat aannemelijk is dat verdachte zeker 6452 planten heeft geoogst in de periode van
16 april 2018 tot 28 januari 2020, is sprake van een wederrechtelijk verkregen voordeel van (6452 x 108,07 =) € 697.267,64.
Verdachte heeft tijdens het verhoor bij de politie verklaard dat sprake was van een schuld van € 550.000,-. [6] Dat die schuld, volgens de raadsvrouw, nu € 164.700 bedraagt, biedt juist ruimte voor het scenario dat verdachte met de winst van de kwekerij juist wel schulden heeft afbetaald.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 697.267,64.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 697.267,64;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 697.267,64 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, , mr. C.A. Peterzon en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2021.

Voetnoten

1.Proces verbaal aantreffen hennepkwekerij van 1 september 2020, p. 29-34 van dossier PL0600-2019519621.
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , p. 97-107 van dossier PL0600-2019519621.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 28 januari 2020, p. 162 van dossier PL0600-2019519621.
4.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekken historische gegevens van 31 januari 2020, inclusief bijlage, p. 74-75 van dossier PL0600-2019519621.
5.Een geschrift te weten een bijlage bij het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr, p. 110 van dossier PL0600-2019519621.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 28 januari 2020, p. 159 van dossier PL0600-2019519621.