ECLI:NL:RBOVE:2021:3278

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
ak_21_262
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterechte naheffingsaanslag parkeerbelasting en de vereisten voor tijdige aanmelding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 4 januari 2021 aan eiseres was opgelegd. De naheffingsaanslag, ter hoogte van € 90,30, werd opgelegd omdat de parkeercontroleur geen geldige aangifte van parkeerbelasting had aangetroffen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door verweerder gehandhaafd. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 16 juni 2021 heeft eiseres verklaard dat zij op het moment van de naheffingsaanslag probeerde haar auto aan te melden via de 2Park-app, maar dat dit niet mogelijk was. Eiseres was van mening dat er slechts twee minuten zaten tussen het opleggen van de naheffing en het aanmelden van de bezoekersvergunning. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij onverwijld en onafgebroken uitvoeringshandelingen heeft verricht om de parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de Gemeentewet en de Parkeerbelastingverordening van de gemeente Deventer, waarin is bepaald dat de parkeerbelasting bij aanvang van het parkeren moet worden voldaan.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet tijdig de parkeerbelasting heeft voldaan en dat verweerder terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier, C. Kuiper, en kan binnen zes weken worden aangevochten bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 21/262
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer in de zaak tussen
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] , eiseres,
en
de ambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen van de Regionale Belastingsamenwerking Deventer, Olst-Wijhe en Raalte,verweerder.
Gemachtigde: [naam] .

1.Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft eiseres op 4 januari 2021 een naheffingsaanslag ( [aanslagnummer] ) parkeerbelasting opgelegd. Verweerder heeft de naheffingsaanslag bij uitspraak op bezwaar d.d. 7 januari 2021 (verder: uitspraak op bezwaar) gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2021. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

2.De feiten

Op 4 januari 2021 constateerde een parkeercontroleur van de gemeente Deventer dat een BMW met kenteken [kenteken] , aan de Bergschild te Deventer geparkeerd stond. Bij die controle heeft de parkeercontroleur geen geldige aangifte parkeerbelasting aangetroffen. De parkeercontroleur heeft eiseres vervolgens om 13.41 uur een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 90,30, waarvan € 25,- voor de parkeerbelasting en € 65,30 aan naheffingskosten.

3.Het geschil

a. De rechtsvraag
In geschil is of verweerder terecht en op goede gronden een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd.
b. Standpunten van partijen
Eiseres heeft aangevoerd dat toen zij rond 13.40 uur het kenteken [kenteken] van haar auto met de telefoon wilde aanmelden via de 2Park-app op de bezoekersvergunning van haar zoon, zij een melding kreeg dat dit op dat moment niet mogelijk was. De reden was misschien haar nieuwe telefoon. Eiseres is uit de auto gestapt en de woning van haar zoon binnengegaan (op 10 meter van de parkeerplek) en heeft samen met hem het kenteken aangemeld op 13:43 uur, niet wetende dat er inmiddels een naheffing was uitgeschreven om 13:41 uur. Eiseres voert aan dat er sprake is van slechts twee minuten tussen het opleggen van de naheffing en het aanmelden van de bezoekersvergunning. Eiseres heeft gewezen op de coulanceregeling, die in onder andere Amsterdam geldt.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep, omdat eiseres bij aanvang van het parkeren de parkeeractie niet tijdig dan wel niet binnen een redelijke termijn heeft aangemeld.
c. Juridisch kader
In artikel 225, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet is bepaald dat in het kader van de parkeerregulering een belasting kan worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze. In het onderhavige geval is dit geregeld in de Parkeerbelastingverordening 2020 van de gemeente Deventer (verder: de Verordening).
In artikel 234, tweede lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, is bepaald dat, voor zover thans van belang, de parkeerbelasting bij aanvang van het parkeren moet worden voldaan.
Artikel 2 van de Verordening bepaalt: Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven:
a. Een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
Op grond van artikel 4, eerste lid van de Verordening is de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
d. Beoordeling
De rechtbank overweegt dat op grond van de Gemeentewet en de Verordening op de locatie Bergschild te Deventer bij aanvang van het parkeren belasting is verschuldigd.
Onbetwist is dat de auto van eiseres op 4 januari 2021 om 13.41 uur op die locatie stond geparkeerd en dat de verschuldigde parkeerbelasting op dat moment niet was betaald.
Volgens vaste jurisprudentie is het de verantwoordelijkheid van de parkeerder om de parkeerbelasting tijdig te voldoen dan wel tijdig de parkeervergunning te activeren. Aan een parkeerder mag weliswaar enige tijd worden gegund voor de daarvoor noodzakelijke uitvoeringshandelingen, maar uitgangspunt blijft dat deze handelingen onverwijld en onafgebroken dienen te worden verricht. (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 7 december 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BU9232).
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij na het parkeren van haar auto onverwijld en onafgebroken uitvoeringshandelingen heeft verricht om de parkeerbelasting te voldoen. Verweerder heeft gesteld dat, gelet op de geldende werkinstructies waaronder het maken van de foto’s die in het dossier zitten, een parkeercontroleur enkele minuten nodig heeft om te controleren of voor een geparkeerde auto parkeerbelasting is betaald en eventueel een naheffingsaanslag op te leggen, waardoor de auto van eiseres reeds een aantal minuten vóór 13.41 uur aan de Bergschild te Deventer moet hebben gestaan. Dit komt de rechtbank niet onaannemelijk voor. Verder wijst de rechtbank erop dat de omstandigheid dat eiseres de 2Park-app in de auto niet kon gebruiken vanwege, naar zij zelf vermoedt, haar nieuwe telefoon, voor haar eigen risico komt. Daarbij is ook niet gebleken dat zij niet op een andere manier had kunnen zorgdragen voor een tijdige aanmelding op de bezoekersvergunning van haar zoon, bijvoorbeeld door vanuit de auto telefonisch contact te zoeken met haar zoon voor hulp bij het aanmelden, of op andere wijze de parkeerbelasting had kunnen voldoen. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van onverwijlde en onafgebroken uitvoeringshandelingen. Het beroep op de coulanceregeling kan niet slagen, reeds omdat verweerder een dergelijke regeling niet heeft.
Verweerder mocht daarom de naheffingsaanslag opleggen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de stelling van eiseres ter zitting dat zij goede intenties had en zich heeft willen aanmelden op de bezoekersvergunning van haar zoon, maar dit maakt het voorgaande niet anders, nu het erom gaat of dat in dit geval tijdig is gebeurd, wat, zoals hiervoor overwogen, niet het geval is.
Het beroep is ongegrond.

4.Proceskosten

Bij deze uitkomst bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van C. Kuiper als griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
Griffier Rechter
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.