ECLI:NL:RBOVE:2021:3275

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
84-072005-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige jongen voor het bezit van professioneel vuurwerk zonder vergunning

Op 19 augustus 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 19-jarige jongen veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De jongen was beschuldigd van het bezit van 24 kilo professioneel vuurwerk, dat hij zonder de vereiste vergunning en gespecialiseerde kennis op zijn slaapkamer had opgeslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zittingen op 2 en 5 augustus 2021 heeft de officier van justitie, mr. P. van der Vliet, gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd en heeft het feit bekend. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de politie, in overweging genomen en heeft geoordeeld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.

De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van het bewezenverklaarde feit vastgesteld, dat in strijd is met het Vuurwerkbesluit en de Wet Milieubeheer. De verdachte is als strafbaar verklaard, waarbij rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een verstandelijke beperking en het syndroom van Gilles de la Tourette. De rechtbank heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de kwetsbaarheid van de verdachte en de noodzaak voor begeleiding. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een werkstraf op te leggen afgewezen en in plaats daarvan gekozen voor een voorwaardelijke jeugddetentie, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-072005-21 (P)
Datum vonnis: 19 augustus 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2001 in [geboortedatum 2] ,
wonende aan het [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 augustus 2021 en 5 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. van der Vliet en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 10 november 2020 te Vroomshoop, in de gemeente Twenterand, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 10 stuks (zie p. 22 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Gold Thunder), en/of
- 2 stuks (zie p. 26 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Cobra 6), en/of
- 4 stuks (zie p. 29 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (FUSE CRACKER), en/of
- 1120 stuks (zie p. 33 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Fp3), en/of
- 380 stuks (zie p. 37 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Tp2),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
subsidiair
hij op of omstreeks 10 november 2020 te Vroomshoop, in de gemeente Twenterand, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 10 stuks (zie p. 22 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Gold Thunder), en/of
- 2 stuks (zie p. 26 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Cobra 6), en/of
- 4 stuks (zie p. 29 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (FUSE CRACKER), en/of
- 1120 stuks (zie p. 33 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Fp3), en/of
- 380 stuks (zie p. 37 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Tp2),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten: [1]
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 augustus 2021, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , van 10 november 2020, pagina 6.
3. Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, opgesteld door verbalisant [verbalisant] , van 7 januari 2021, pagina’s 17 en 22 t/m 40.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 november 2020 te Vroomshoop, in de gemeente Twenterand, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 10 stuks bangers (Gold Thunder), en
- 2 stuks bangers (Cobra 6), en
- 4 stuks bangers (FUSE CRACKER), en
- 1120 stuks bangers (Fp3), en
- 380 stuks bangers (Tp2),
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 1.2.2 lid 3 van het Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, juncto artikel 1.2.2 lid 3 van het Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van dertig uren, te vervangen door vijftien dagen jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De feiten en omstandigheden
Op 10 november 2020 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opslaan en voorhanden hebben van circa vierentwintig kilogram professioneel vuurwerk. Het vuurwerk werd door verdachte in zijn slaapkamer bewaard, zijnde een ruimte die daar niet voor was ingericht en daarvoor ongeschikt was. Daarnaast beschikte verdachte evenmin over de vereiste vergunning en gespecialiseerde kennis.
Het is algemeen bekend dat vuurwerk gevaar kan opleveren en ook dat dit gevaar nog groter is bij professioneel vuurwerk, dat een substantieel zwaardere of explosievere lading bevat dan het vuurwerk waarvan het is toegestaan dat dit aan consumenten wordt verkocht. Een eventuele ontploffing van het professionele vuurwerk had dan ook enorme gevolgen kunnen hebben voor de omgeving. Daarbij valt te denken aan (mogelijk blijvende) gehoorbeschadiging, oogletsel, verminking van de ledematen of zelfs overlijden.
De rechtbank overweegt dat in het onderhavige geval het vuurwerk was opgeslagen in de slaapkamer van verdachte in een woning die in een woonwijk is gelegen. Dat brengt met zich dat verdachte niet alleen zichzelf, maar ook zijn gezinsleden, de omwonenden en de opstallen in de directe omgeving in gevaar heeft gebracht.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 maart 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland, opgesteld door L.B.J. van der Kolk, van 29 juni 2021.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat bij verdachte sprake zou zijn van het syndroom van Gilles de la Tourette en een verstandelijke beperking. Het sociaal-emotioneel functioneren van verdachte is beperkt en hij lijkt gevoelig voor prikkels/roekeloos gedrag. Daarnaast is mogelijk sprake van onderliggende psychische problematiek en van een instabiele gezinsachtergrond, waarbinnen verdachte vermoedelijk negatieve jeugdervaringen heeft opgedaan. De reclassering acht het wenselijk om laagdrempelig te starten met begeleiding, opdat al doende beter zicht kan worden verkregen op zijn behoeften. Het is volgens de reclassering geïndiceerd om dit toezicht en de afdoening van onderhavige zaak te laten plaatsvinden binnen het jeugdstrafrecht vanwege de leeftijd van verdachte, zijn kwetsbaarheid en zijn lage cognitieve niveau. Een belangrijke doelstelling is dat verdachte door middel van een pedagogische aanpak wordt begeleid en dat zijn directe omgeving daarbij wordt betrokken. De reclassering adviseert voorts aan verdachte, indien mogelijk, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zal meewerken aan het reclasseringstoezicht, huisbezoeken inbegrepen, en zich derhalve gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de William Schrikker Stichting, afdeling jeugdreclassering.
Ter terechtzitting heeft de heer Blankestijn, jeugdreclasseerder bij de William Schrikker Stichting, de bevindingen en adviezen – zoals vervat in bovengenoemd reclasseringsrapport – onderschreven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het sanctierecht voor minderjarigen of dat voor volwassenen dient te worden toegepast. Daarna zal de rechtbank zich buigen over de vraag welke straf passend is.
- Het toe te passen sanctiestelsel
De rechtbank overweegt dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde negentien jaar oud was. In dat geval is de hoofdregel dat het meerderjarigenstrafrecht van toepassing is. Bij wijze van uitzondering kan echter, indien de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven, ten aanzien van een jongvolwassene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van achttien jaren doch niet die van drieëntwintig heeft bereikt volgens artikel 77c Wetboek van Strafrecht (Sr) recht worden gedaan overeenkomstig het strafrecht voor minderjarigen.
De rechtbank acht in dit kader het volgende van belang.
Ten aanzien van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, overweegt de rechtbank dat een feit als het onderhavige – het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk – per definitie een ernstig feit betreft. Dat maakt dat toepassing van het strafrecht voor volwassenen in beginsel kan worden gerechtvaardigd.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat ook de persoonlijkheid van verdachte in ogenschouw dient te worden genomen. Te dien aanzien overweegt de rechtbank dat verdachte een kwetsbare jongen betreft, die ook tijdens de behandeling op de terechtzitting een zeer jeugdige en enigszins verstandelijk beperkte indruk maakte, waarbij het beeld omtrent zijn persoon zoals dat wordt geschetst in het reclasseringsrapport wordt onderschreven. De persoon en het ogenschijnlijk lage cognitieve niveau van verdachte maakt dat een pedagogische aanpak wenselijk wordt bevonden. Met het oog daarop adviseert de reclassering toepassing van het jeugdstrafrecht en de begeleiding van verdachte en het uit te oefenen reclasseringstoezicht te laten plaatsvinden door de William Schrikker Stichting, afdeling jeugdreclassering.
In het kader van de afweging voor het toe te passen sanctiestelsel wegen de laatstgenoemde omstandigheden ten aanzien van de persoonlijkheid van verdachte voor de rechtbank zwaarder. Hoewel de ernst van het feit in beginsel grond zouden kunnen zijn om het strafrecht voor volwassenen toe te passen, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval, gelet op de persoon van verdachte, zoals hierboven uiteengezet, het strafrecht voor jeugdigen moet worden toegepast en toepassing dient te worden gegeven aan artikel 77c Sr.
De rechtbank hanteert het jeugdstrafrecht als sanctiestelsel.
- De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit in beginsel het opleggen van een jeugddetentie rechtvaardigt. Het handelen van verdachte was immers zeer gevaarzettend en onverantwoord.
De rechtbank houdt anderzijds rekening met de persoon van verdachte zoals hierboven is uiteengezet. Gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte het risico en de gevaren van zijn handelen niet, althans onvoldoende, heeft kunnen overzien. Daar komt bij dat het zwaartepunt van de straf, naar het oordeel van de rechtbank, dient te liggen op de begeleiding van verdachte om in de toekomst dit soort gedrag te voorkomen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen, maar dan geheel voorwaardelijk. Een flinke stok achter deur wordt nodig geacht, nu verdachte blijkens het reclasseringsrapport niet van het woord ‘moeten’ houdt, maar het wel degelijk van belang is dat hij zich meewerkend opstelt.
Alles afwegend, acht de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 91 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende feit oplevert:
het misdrijf:overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, juncto artikel 1.2.2 lid 3 van het Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze jeugddetentie
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten, indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de William Schrikker Stichting, afdeling jeugdreclassering, op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen van de William Schrikker Stichting, afdeling jeugdreclassering, zolang deze instelling dat nodig vindt. Daaronder wordt ook begrepen het meewerken aan huisbezoeken;
- draagt de jeugdreclassering van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als
voorwaarden van rechtswegedat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa Sr, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2021.
Mr. M. Melaard en mr. J. Wentink zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het