ECLI:NL:RBOVE:2021:3193

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
08-952459-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schieten met omgebouwd gaspistool in Zwolle

Op 12 augustus 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man die op 14 juli 2019 op een terras in Zwolle met een omgebouwd gaspistool heeft geschoten. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 140 dagen met een proeftijd van drie jaar. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar is wel schuldig bevonden aan ernstige bedreiging van twee slachtoffers en illegaal wapenbezit. De aanleiding voor het schietincident was een eerdere ruzie tussen twee groepen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij met een geladen wapen op straat heeft gelopen en dit ook heeft gebruikt, wat een ernstige bedreiging voor de veiligheid van anderen vormt. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder al veroordeeld was voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft besloten tot een deels voorwaardelijke straf om de verdachte te stimuleren tot gedragsverandering en recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-952459-19 (P)
Datum vonnis: 12 augustus 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juli 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 juli 2019 in Zwolle:
feit 1:heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of anderen, van het leven te beroven dan wel hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of dat hij deze personen heeft bedreigd;
feit 2 en feit 3:een omgebouwd gaspistool en daarvoor geschikte (omgebouwde) munitie voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Primair hij op of omstreeks 14 juli 2019 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en), opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, - eenmaal naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) heeft geschoten met een vuurwapen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
Subsidiair hij op of omstreeks 14 juli 2019 te Zwolle, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door: - eenmaal naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) te schieten met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp;
2
hij op of omstreeks 14 juli 2019 te Zwolle een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) gaspistool, van het merk Ekol, type Volga, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 14 juli 2019 te Zwolle munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 (knal)patronen, merk Umarex, van het kaliber 9mm voorzien van een kogellagertje kogel, in elk geval een projectiel, voorhanden heeft gehad;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde nu niet kan worden vastgesteld of er daadwerkelijk sprake was van een aanmerkelijke kans dat dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel had kunnen optreden. Het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde kan wel worden bewezen. Verdachte heeft deze feiten ter terechtzitting op 29 juli 2021 ook bekend.
4.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegd. Daartoe is aangevoerd dat verdachte bewust naar de grond heeft geschoten. Op grond van de inhoud van het dossier kan niet worden gesteld dat ook sprake is geweest van de voor voorwaardelijk opzet noodzakelijke bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft zich voor wat betreft bewezenverklaring van feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier, van wat op de terechtzitting besproken is alsmede de ter zitting afgespeelde beelden van het schietincident, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 14 juli 2019 om 20.32 uur kwam bij de politiemeldkamer de melding binnen dat er geschoten was bij eetcafé “ [eetcafé] ” aan de Oude Vismarkt te Zwolle.
De broer van verdachte was daar samen met twee vrienden. Op die dag was ook [slachtoffer 1] daar aanwezig samen met zijn broer en twee anderen. Tussen vrienden uit de groep van [slachtoffer 1] enerzijds en de broer van verdachte (en verdachte) had zich eerder een geweldsincident voorgedaan. Op 14 juli 2019 werd de broer van verdachte herkend door de groep van [slachtoffer 1] . Hierop zijn de broer van verdachte en diens metgezellen tegengehouden. Verdachte is door zijn broer gebeld. Hij hoorde van zijn broer wat er aan de hand was. Verdachte is vervolgens bewapend met een omgebouwd gaspistool dat was geladen met vier omgebouwde knalpatronen naar het centrum van Zwolle gegaan. Daar aangekomen heeft verdachte bij het naderen van de groep het wapen uit zijn nektasje gehaald en dit gericht op [slachtoffer 1] . Deze bevond zich op of dichtbij het terras van het eetcafé. Op dit terras bevond zich op dat moment ook een medewerkster van het eetcafé, genaamd
[slachtoffer 2] . Zij stond net achter [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft een terrasstoel gepakt en deze naar verdachte gegooid. Verdachte heeft hierop met het wapen (waarvan de loop schuin naar de grond wees in de richting van de getuige [getuige] ) een kogel afgevuurd.
Feit 1 primair
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze handelingen aan te merken zijn als een poging tot doodslag dan wel een poging tot zware mishandeling. De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft een gericht schot afgevuurd op de grond. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte door aldus te handelen, (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het van het leven beroven dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] of anderen. Meer bepaald is de rechtbank van oordeel dat het schuin voor zich in de grond schieten een contra-indicatie is voor het bewust op de koop toenemen van de aanmerkelijke kans dat met dat schot dodelijk dan wel zwaar letsel zou worden veroorzaakt. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling.
Feit 1 subsidiair
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige bedreiging van een aantal personen. Verdachte is gewapend met een omgebouwd vuurwapen met daarvoor geschikte munitie, naar de binnenstad van Zwolle gegaan. Daar heeft hij zijn wapen gericht op een aantal personen. Ook heeft hij met dat wapen een schot gelost. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Feit 2 en feit 3
Het wapen is onderzocht en blijkt een omgebouwd alarmpistool met gemanipuleerde/omgebouwde munitie te zijn. Het inbeslaggenomen EKOL, Volga pistool is van oorsprong een gaspistool van het kaliber 9 mm P.A.K dat geschikt is om stoffen af te schieten door een loop. In het wapen dat verdachte bij zich had was een open loop aanwezig die een binnendiameter had van ongeveer 6,5 mm. Hierdoor konden er projectielen met het omgebouwde gaspistool worden verschoten. Bij het pistool was een patroonmagazijn aanwezig. Er hadden 4 gemanipuleerde knalpatronen van het merk UMAREX en van het kaliber 9 mm PAK in het patroonmagazijn gezeten. Er zijn met dit wapen proefschoten gemaakt om het effect te onderzoeken van de gemanipuleerde munitie. Daartoe werd het inbeslaggenomen pistool in een klem ingespannen en werd er een 40 mm dikke hechthouten plank op een afstand van 100 mm van de loop neergezet. Nadat het schot was gelost met de gemanipuleerde knalpatroon bleek het kogellager kogeltje door de hechthouten plank te zijn heengegaan. Het omgebouwde gaspistool is daarom een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie. De 4 gemanipuleerde patronen van het kaliber 9 mm PAK, voorzien van kogellager kogeltjes is munitie in de zin van categorie III van de Wet wapen en munitie. merk Umarex, van het kaliber 9mm
conclusie
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bijlage bij dit vonnis genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en nadien door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 14 juli 2019 te Zwolle, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en één of meer ander(e) perso(o)n(en), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door:
- eenmaal in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en één of meer ander(e) perso(o)n(en) te schieten met een vuurwapen;
2
hij op 14 juli 2019 te Zwolle een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) gaspistool, van het merk Ekol, type Volga, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
3
hij op 14 juli 2019 te Zwolle munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 (knal)patronen, merk Umarex, van het kaliber 9mm voorzien van een kogellagertje kogel voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 26 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling.
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met art. 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met art. 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 157 dagen waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 29 juni 2021 (met uitzondering van het contactverbod). Daarnaast moet aan verdachte een taakstraf van 160 uur worden opgelegd en bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan, te vervangen door 80 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft bij haar eis in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening moet worden gehouden met de rol van de ‘tegenpartij’ en met het tijdsverloop in deze zaak. De raadsman acht de door de officier van justitie gevorderde straffen voldoende recht doen aan de ernst van de feiten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft met een geladen, omgebouwd vuurwapen de slachtoffers bedreigd door dit vuurwapen op hen te richten en vervolgens een schot in nabijheid van die slachtoffers in de grond te schieten. Daar komt bij dat een en ander heeft plaatsgevonden in de binnenstad van Zwolle op een moment dat daar veel mensen aanwezig waren.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij met een omgebouwd geladen wapen bij zich heeft gelopen en dat hij er niet voor heeft terug gedeinsd om dit wapen ook te gebruiken. Ongeoorloofd wapenbezit is volstrekt onaanvaardbaar vanwege de dreiging die daarvan uitgaat voor de veiligheid van anderen. Ook in deze zaak is weer gebleken dat het dragen van een wapen snel leidt tot het gebruik daarvan. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee, maar versterkt daarnaast in de samenleving gevoelens van onveiligheid. Daarom is de rechtbank van oordeel dat tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng moet worden opgetreden.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Verdachte is blijkens zijn strafblad d.d. 25 juni 2021 eerder veroordeeld wegens onder meer (huiselijk)geweld en bedreiging met geweld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de over verdachte opgemaakte rapporten van de Reclassering Nederland van 17 oktober 2019 respectievelijk 29 juni 2021. Het laatste rapport is een aanvulling op de eerdere rapportage met onder meer een beschrijving van het verloop sindsdien en de huidige stand van zaken. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Hoewel sprake is van een delictsgeschiedenis waarbij de laatste veroordeling in het jaar 2014 was, kan worden gesproken van een delictspatroon voor wat betreft geweldplegingen. Er is bij verdachte sprake van problemen op het gebied van huisvesting, financiën, partnerrelatie en psychosociaal functioneren. Eerder speelde ook het middelengebruik en een negatief sociaal netwerk een rol. Verdachte heeft een instabiele opvoeding en socialisatie gehad (mishandeling en verwaarlozing). Het delictsgedrag lijkt te zijn voortgekomen uit psychische problematiek, mogelijk versterkt door ontremming door middelengebruik en het gevoel zijn broer te moeten beschermen. Verdachte heeft eerder veel begeleiding en ondersteuning gehad en door recente relationele problemen heeft hij zich opnieuw gericht tot hulpverlening. Hij is gestart met een agressieregulatietraining bij Transfore en heeft daar ook individuele gesprekken die gericht zijn op signalering en omgaan met boosheid en depressieve klachten. Ook is recent een toezicht met de reclassering opgestart (parketnummer 18-139672-21). Vanuit de ervaringen met verdachte tot nu toe zijn er voldoende aanknopingspunten om het toezichtcontact met hem vorm te geven en toe te werken naar gedragsverandering om recidive te voorkomen. Oplegging van een reclasseringstoezicht bij een veroordeling in de huidige zaak is ook wenselijk. Daarmee wordt ook een signaal afgegeven naar verdachte dat hij zich voorlopig moet blijven inzetten voor meer stabiliteit in zijn leven en het accepteren van hulp daarbij.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd wordt om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole en contactverbod. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
De rechtbank houdt, als uitgangspunt voor het bepalen van de straf en de strafmaat, rekening met de meest recente oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank stelt vast dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor bedreiging met een (nep)vuurwapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden noemen, voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie III sub I als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en voor het voorhanden hebben van vier patronen (scherpe munitie) een geldboete.
De rechtbank acht het niet opportuun dat verdachte opnieuw komt vast te zitten.
De rechtbank houdt daarbij rekening met de leeftijd van verdachte en met zijn uit de rapporten blijkende persoonlijke omstandigheden. Daarnaast houdt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met het tijdverloop in deze zaak. Verdachte is op 31 juli 2019 in verzekering gesteld waarna de voorlopige hechtenis na de inbewaringstelling van rechtswege is beëindigd, terwijl de einduitspraak in deze zaak, ruim twee jaar later, op 12 augustus 2021 is.
De rechtbank zal verdachte een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die door Reclassering Nederland zijn geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod als bijzondere voorwaarde. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt een proeftijd van drie jaar verbonden.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank verdachte tevens veroordelen tot het verrichten van een taakstraf van na te noemen duur met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding om verdachte een geldboete op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole en daarnaast oplegging van een taakstraf van 160 uren met aftrek van voorarrest, te vervangen door 80 dagen hechtenis bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikelen 57 Sr en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair,het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling.
feit 2,het misdrijf: handelen in strijd met art. 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3, het misdrijf: handelen in strijd met art. 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van (
140) honderdveertig dagen;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- zich (verder) laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij terugval in middelengebruik of overmatig middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie, stabilisatie en/of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- indien de reclassering het nodig acht, verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang van Meesterwerk of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs en alcohol om het middelengebruik te kunnen monitoren en beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2021.
Buiten staat
Mr. Rikken en mr. Ter Haar zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, onderzoek Duinkerke / ON1R019061, BVH nummer 2019312612, gesloten op 26 juli 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 juli 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 61 en 62;
3.De eigen waarneming van de rechtbank op de terechtzitting van 29 juli 2021, van camerabeelden, zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen op pagina 61 en 62 in het proces-verbaal;
4. Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , pagina 86 tot en met 89;
5. Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 2] , pagina131 en 132;
6. Het proces-verbaal van verhoor de getuige [getuige] , pagina 160;
Feit 2 en feit 3
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 juli 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 50;
9. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 59;
10. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 188;
11. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 209 tot en met 211.