ECLI:NL:RBOVE:2021:3157

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
268681 / KG ZA 21/171
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot medewerking aan levering van onroerend goed in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen die in een gezamenlijke woning hebben gewoond. De vrouw, aangeduid als [gedaagde], wordt verplicht om mee te werken aan de levering van haar aandeel in de woning aan de man, aangeduid als [eiser]. De vrouw heeft geen logisch belang bij het weigeren van medewerking, aangezien er afspraken zijn gemaakt over het gebruik van de woning tijdens de zomervakantie. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw na de levering van de woning nog enkele dagen in de woning mag verblijven, tot en met 11 augustus 2021, 18:00 uur, op basis van de gemaakte afspraken.

De vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen tot medewerking aan de levering van de woning is toegewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vordering, onder andere omdat de zoon van [eiser] aan het eind van de zomervakantie bij hem komt wonen. De vrouw heeft geen steekhoudend verweer gevoerd tegen de levering van haar aandeel in de woning, en haar verzoek om een financiële afrekening voorafgaand aan de overdracht is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de gevorderde dwangsom niet wordt toegewezen, omdat de vrouw haar medewerking moet verlenen aan de levering.

De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak in het kader van de afwikkeling van de gezamenlijke eigendom van onroerend goed na een relatiebreuk.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 268681 / KG ZA 21/171
Vonnis in kort geding van 6 augustus 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen [eiser] ,
advocaat: mr. S.C.M. Koerhuis
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.J.L.M. Johannink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 14 juli 2021;
- de producties van de zijde van [gedaagde] ;
- de aanvullende producties van de zijde van [eiser] ;
- de pleitnota van de zijde van [eiser] ;
- de pleitnota van de zijde van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling op 23 juli 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Partijen zijn onderling niet tot een oplossing gekomen. De voorzieningenrechter heeft vervolgens bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben vanaf 2018 samengewoond aan de [adres] in [plaats] . Deze woning (inclusief grond en verdere aanhorigheden; hierna: de woning) hebben zij in gemeenschappelijke eigendom. Partijen hebben samen een zoon, [A] . [eiser] heeft uit een eerdere relatie ook kinderen, waaronder een zoon, [B] .
2.2.
Eind juli 2020 hebben partijen de samenwoonrelatie verbroken. Sindsdien hebben zij afwisselend gebruik gemaakt van de woning. Duidelijk werd dat [eiser] de woning wilde overnemen als partijen het eens konden worden over de waarde van het huis en de [eiser] de financiering rond kon krijgen.
2.3.
Op 14 juli 2021 is een concept verdelingsakte opgesteld, waarin onder andere is opgenomen dat de woning per 14 juli 2021 aan [eiser] wordt toegedeeld en geleverd. De woning wordt gewaardeerd op € 740.000,00. [eiser] dient wegens overbedeling € 69.177,00 aan [gedaagde] te voldoen. Partijen hebben de verdelingsakte nog niet ondertekend.
2.4.
[gedaagde] beschikt over een huurwoning, die nog niet (volledig) is ingericht.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad op alle dagen en op de minuut:
  • veroordeling van [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de levering van haar aandeel in de eigendom van de onroerende zaak [adres] te [plaats] aan de man, door middel van het ondertekenen van de daartoe opgestelde verdelingsakte, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat [gedaagde] nalatig blijft aan dit vonnis te voldoen;
  • te bepalen dat bij gebreke van vrijwillige medewerking van [gedaagde] dit vonnis in de plaats treedt van de tot levering bestemde notariële akte waarvoor de toestemming c.q. handtekening van de vrouw is vereist (op grond van artikel 3:300 lid 2 jo. 3:301 BW);
  • veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. De voorzieningenrechter gaat hierna nader op de stellingen van partijen in.

4.De beoordeling

Het geschil
4.1.
De kern van het geschil tussen partijen bestaat uit de vraag of [gedaagde] nu al dient mee te werken aan het leveren van haar aandeel in de eigendom van de woning door middel van het ondertekenen van de verdelingsakte.
Spoedeisendheid
4.2.
Van een spoedeisend belang bij de vordering is voldoende gebleken. Naast de spanningen die het afwisselend gebruik van de woning voor beide partijen en de kinderen met zich meebrengt, is voldoende aannemelijk geworden dat [B] aan het eind van de zomervakantie bij [eiser] komt wonen om in [plaats] naar school te gaan. Daarnaast is onweersproken gebleven dat de offerte van Aegon die [eiser] heeft overgelegd geldig is tot 9 september 2021. De overdracht van de woning dient voor die datum plaats te vinden.
Het verweer van [gedaagde]
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat beide partijen de (concept)verdelingsakte (zoals door [gedaagde] overgelegd als productie 1 en zoals omschreven in overweging 2.3.) als uitgangspunt nemen. [gedaagde] heeft op zich geen bezwaar tegen de overdracht van de woning aan [eiser] of tegen het bedrag van € 740.000,00 aan overnamewaarde en het bedrag van € 69.177,00 dat haar wegens overbedeling wordt toegekend. [gedaagde] voert wel aan dat de termijn waarop zij de woning moet verlaten te kort is. Zij wil behoorlijk intrek kunnen nemen in haar nieuwe woning. Die woning moet echter nog ingericht worden, en daar heeft zij op dit moment geen geld voor. Daarnaast wil [gedaagde] de financiële afrekening met [eiser] hebben geregeld voordat de overdracht van de woning plaatsvindt. Volgens [gedaagde] heeft zij op grond van deze financiële afrekening nog een bedrag van € 15.000,00 van [eiser] tegoed. Dat bedrag ziet volgens [gedaagde] op de afrekening van diverse posten, waaronder de hypothecaire verplichtingen van de (oude) woning. [gedaagde] zegt het geld nodig te hebben voor het klussen aan en de inrichting van haar nieuwe woning.
Financiële afrekening
4.4.
In de eerste plaats stelt de voorzieningenrechter vast dat [gedaagde] geen vordering in reconventie heeft ingesteld. In de tweede plaats heeft [gedaagde] haar gestelde financiële afrekening niet onderbouwd. Niet duidelijk is waar het bedrag van € 15.000,00 op is gebaseerd, waardoor haar beweerde aanspraak op dat bedrag niet aannemelijk is geworden. Bovenal is het verweer van [gedaagde] niet steekhoudend, in die zin dat zij geen duidelijk belang heeft bij haar voorwaarde dat tussen partijen eerst financieel moet worden afgerekend zodat zij haar nieuwe woning behoorlijk in kan richten. Door mee te werken aan de overdracht van haar aandeel in de woning aan [eiser] , krijgt zij immers direct een (veel) groter bedrag tot haar beschikking. Dat betekent niet dat zij afstand hoeft te doen van de € 15.000,00 waar zij na financiële afrekening met [eiser] op rekent. Partijen kunnen later buiten dit kort geding om deze financiële afrekening regelen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient [gedaagde] daarom haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de levering van haar aandeel in de woning.
De termijn
4.5.
Ter zitting is gebleken dat partijen afspraken hebben gemaakt over het gebruik van de woning in de zomervakantie. Volgens die afspraken mag [gedaagde] met [A] in de woning verblijven van 30 juli 2021 tot en met 11 augustus 2021, 18:00 uur. Gelet op hetgeen in 4.4. is overwogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] de levering van haar aandeel in de woning aan de man niet langer mag tegenhouden. Maar de verhouding tussen partijen brengt naar haar oordeel ook mee dat de gemaakte afspraken over de zomervakantie door partijen moeten worden gerespecteerd.
Hoewel partijen op dit punt geen vorderingen hebben geformuleerd, voelt de voorzieningenrechter zich vrij om dat, als het mindere van hetgeen hij heeft gevorderd, aan [eiser] op te leggen.
Conclusie
4.6.
De vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis haar (onvoorwaardelijke) medewerking te verlenen aan de levering van haar aandeel in de eigendom van de onroerende zaak [adres] te [plaats] aan de man zal worden toegewezen. Tegelijk zal [eiser] worden veroordeeld om de afspraken over de vakantieregeling te eerbiedigen, in die zin dat hij [gedaagde] ook na de overdracht, namelijk tot en met 18:00 uur op 11 augustus 2021, toe moet laten in de woning en haar verblijf in de woning dient te gedogen. Voor het geval [gedaagde] niet meewerkt zal de voorzieningenrechter bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de tot levering bestemde notariële akte. Die bepaling geeft [eiser] voldoende zekerheid dat de overdracht en levering van de woning werkelijk plaats zal vinden. Bij de gevorderde dwangsom heeft [eiser] dan geen belang meer. Deze zal dan ook worden afgewezen.
Tot slot
4.7.
De vordering het vonnis uitvoerbaar te verklaren op de minuut en op alle dagen zal worden afgewezen. Het vonnis is op grond van de wet uitvoerbaar op de grosse. Daarnaast heeft [eiser] niet onderbouwd welk belang hij er bij heeft dat het vonnis uitvoerbaar op de minuut en op alle dagen wordt verklaard.
4.8.
Omdat partijen een relatie hebben gehad en dit geschil de financiële afwikkeling van deze relatie betreft, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de levering van haar aandeel in de eigendom van de onroerende zaak [adres] te Zwolle aan [eiser] , door middel van het ondertekenen van de daartoe opgestelde verdelingsakte;
5.2.
bepaalt dat bij gebreke van vrijwillige medewerking van [gedaagde] dit vonnis in de plaats treedt van de tot levering bestemde notariële akte waarvoor de toestemming c.q. handtekening van [gedaagde] is vereist;
5.3.
beveelt [eiser] om de tussen partijen afgesproken zomervakantieregeling na te komen, in die zin dat hij [gedaagde] tot en met 11 augustus 2021, 18:00 uur, toestaat om met [A] in de woning te verblijven;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2021.