ECLI:NL:RBOVE:2021:3151

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
08/125847-21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen het horen van getuigen in strafzaak niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 4 augustus 2021 een bezwaarschrift behandeld dat was ingediend door de verdediging van een verdachte, die thans verblijft in de PI Lelystad. Het bezwaarschrift was gericht tegen de beslissing van de rechter-commissaris om twee getuigen te horen in de strafzaak. De verdediging had bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop deze getuigen zouden worden gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk was. De rechtbank stelde vast dat de wet geen mogelijkheid biedt om bezwaar te maken tegen de invulling van het verhoor, mits de verdediging aanwezig kan zijn en vragen kan stellen. De officier van justitie had verzocht om het verhoor door gespecialiseerde rechercheurs te laten uitvoeren, gezien de kwetsbaarheid van de getuigen/slachtoffers. De rechter-commissaris had het verzoek van de verdediging om de getuigen te horen toegewezen, en de rechtbank oordeelde dat de belangen van de verdediging niet geschaad werden door de gekozen procedure. De rechtbank benadrukte dat het ondervragingsrecht van de verdediging in beginsel gerespecteerd werd, en dat de procedure in haar geheel moet voldoen aan het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd door artikel 6 EVRM. De raadkamer verklaarde het bezwaarschrift uiteindelijk niet-ontvankelijk, en deze beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/125847-21
Bezwaarschriftnummer: 21/10543
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het bezwaarschrift op grond van artikel 182 lid 6 Sv van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonplaats] ,
thans verblijvende in de PI Lelystad,
verder te noemen: klager, bijgestaan door mr. M.G.J. Plat,
advocaat te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

Het bezwaarschrift is op 15 juli 2021 op de griffie van de rechtbank ontvangen.
Het bezwaarschrift is behandeld op de niet openbare terechtzitting van de raadkamer van
4 augustus 2021.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie en – via een Skype-verbinding - verdachte en de raadsvrouw gehoord.
De raadkamer heeft kennis genomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier in de strafzaak tegen verdachte.
De raadkamer heeft ook kennisgenomen van de bij het kabinet van de rechter-commissaris strafzaken in deze rechtbank ingekomen schriftelijke reactie van de officier van justitie op het verzoek ingevolge artikel 182 Sv van de raadsvrouw, de beschikking van de rechter-commissaris op het verzoek op grond van artikel 182 Sv en de ter zitting door de raadsvrouw overgelegde pleitaantekeningen.

2.De standpunten van klager en de officier van justitie

Bij een op 15 juni 2021 gedateerd verzoek aan de rechter-commissaris, heeft de raadsvrouw van verdachte verzocht om in de strafzaak tegen verdachte onderzoekshandelingen te verrichten, te weten: het horen van een tweetal getuigen, waarbij de raadsvrouw deze getuigen diverse vragen wilde stellen.
De officier van justitie heeft bij emailbericht van 24 juni 2021 laten weten dat hij zich niet verzet tegen het horen van bedoelde getuigen, maar uitsluitend indien deze – naar het oordeel van het Openbaar Ministerie - kwetsbare getuigen en tevens slachtoffers op basis van artikel 177 Sv verhoord worden door gespecialiseerde rechercheurs in een studioverhoor.
De rechter-commissaris heeft het verzoek tot het horen van de getuigen bij beslissing van 13 juli 2021 toegewezen, en tevens bepaald dat het verhoor van deze getuigen zal plaatsvinden in een studio door daartoe gespecialiseerde rechercheurs onder supervisie van de rechter-commissaris die toekijkt in het bijzijn van de advocaat en de officier van justitie in de regieruimte. De rechter-commissaris heeft onder meer overwogen dat de verdediging in de
gelegenheid zal worden gesteld om op voorhand vragen op schrift aan te leveren, het verhoor
te observeren en daar waar zij dit nodig vindt aanvullende vragen te laten stellen, waarbij de
rechter-commissaris van oordeel is dat de belangen van de verdediging niet worden geschaad
door deze wijze van verhoren.
De officier van justitie kan zich, samengevat, vinden in het oordeel van de rechter-commissaris.

3.De ontvankelijkheid

Het bezwaarschrift is tijdig ingediend. In artikel 182 lid 6 wetboek van Strafvordering staat echter dat “
indien de rechter-commissaris weigert de door de verdachte gewenste onderzoekshandelingen te verrichten, kan de verdachte binnen veertien dagen een bezwaarschrift indienen bij de rechtbank”. In onderhavig geval is sprake van een verzoek tot het horen van twee getuigen en heeft de rechter-commissaris dit verzoek toegewezen. Het bezwaarschrift ziet op de invulling van de wijze waarop de getuigen worden gehoord. De wet biedt geen mogelijkheid in dergelijke gevallen bezwaar te maken en de raadkamer acht het bezwaar dan ook niet-ontvankelijk.
Wel merkt de rechtbank – ten overvloede - nog het volgende op. Bij het horen van getuigen door de rechter-commissaris mag de verdediging in beginsel aanwezig zijn en vragen (
doen) stellen aan de getuige. [1] De in deze procedure bestreden beslissing van de rechter-commissaris is daarmee niet in strijd. [2] Daarmee is in beginsel het ondervragingsrecht gerespecteerd. E.e.a. neemt echter niet weg dat de rechtbank ‘the overall fairness of the criminal proceedings’ in het oog dient te houden. [3] De rechtbank moet, voordat zij einduitspraak doet, nagaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. [4] In dat kader (en ook gelet op het feit dat de verdediging ook tijdens het onderzoek ter zitting verzoeken kan doen tot het (opnieuw) horen van getuigen) kan ook in een latere fase de vraag aan de orde komen of de verdediging met de wijze waarop het betreffende studioverhoor heeft plaatsgevonden ‘an adequate and proper opportunity to challenge and question a witness against him’ [5] heeft gehad.
De raadkamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.De beslissing

De raadkamer verklaart het bezwaarschrift niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven op 4 augustus 2021 door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. R. ter Haar en mr. L. Post, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.Zie ook art. 186a Sv.
2.Zie daartoe hetgeen onder 2. is weergegeven betreffende de beslissing van de r-c.
3.EHRM 15 december 2015, nr. 9154/10 (Schatschaschwili tegen Duitsland), § 101. Zie voorts pp
4.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576 (‘post-Keskin’). Daarbij kunnen overigens ook de belangen van de getuigen/slachtoffers worden meegewogen (Vgl. Gäfgen v. Germany, no. 22978/05, §§ 163 and 175: “
5.EHRM 15 december 2015, nr. 9154/10 (Schatschaschwili tegen Duitsland), § 105: “(...)