ECLI:NL:RBOVE:2021:3122

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
08/219890-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van 80-jarige man in ontuchtzaak met 9-jarig meisje

Op 5 augustus 2021 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 80-jarige man, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een 9-jarig meisje in Deventer. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 juli 2021. De officier van justitie, mr. S. Markink-Grolman, vorderde een veroordeling op basis van de verklaring van het slachtoffer, die stelde dat de verdachte haar had aangerand en ontuchtige handelingen had gepleegd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.A. Lubbers, pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen. Hoewel de rechtbank de verklaring van het slachtoffer als consistent beschouwde, oordeelde zij dat deze onvoldoende steun vond in ander bewijsmateriaal. De rechtbank concludeerde dat het enige feit dat bewezen kon worden, het kussen op de wang was, wat in de gegeven omstandigheden niet als ontuchtige handeling kon worden aangemerkt. De verdachte en het slachtoffer waren geen onbekenden van elkaar, wat ook meebracht dat de context van de kus niet als ontuchtig kon worden gekwalificeerd.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en bepaald dat de kosten door beide partijen zelf gedragen dienen te worden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/219890-20 (P)
Datum vonnis: 5 augustus 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren in het jaar 1941 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 juli 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.A. Lubbers, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte de (toen)
9-jarige [slachtoffer] heeft aangerand dan wel ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 29 augustus 2020 te Deventer, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te
weten door nader te noemen [slachtoffer] aan haar hand te trekken en/of haar rok omhoog te doen
en/of haar vast te houden en/of
door misbruik te maken van het fysieke overwicht en/of van het leeftijdsverschil en verschil in
ontwikkeling en/of
door haar te overrompelen,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten
het kussen op haar wang en/of het betasten van haar venusheuvel/vulva en/of het door haar laten
betasten van zijn penis;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 augustus 2020 te Deventer, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten,
het kussen op haar wang en/of het betasten van haar venusheuvel/vulva en/of het door haar laten
betasten van zijn penis.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij verwijst daartoe naar de verklaring van [slachtoffer] over de ontuchtige handelingen zoals die zijn ten laste gelegd. De officier van justitie acht die verklaring betrouwbaar en consistent. [slachtoffer] heeft meteen na het incident haar moeder verteld wat er was voorgevallen. Haar moeder heeft daarop een medewerker van [zorgorganisatie] ingelicht. Bovendien vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de uitkomst van het DNA-onderzoek, maar ook in de verklaring van verdachte zelf, die het kussen op de wang van [slachtoffer] erkent.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit integrale vrijspraak van het ten laste gelegde. Primair omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is en subsidiair omdat geen sprake is van ontuchtige handelingen. Verdachte erkent enkel dat hij [slachtoffer] heeft gekust op haar wang, waarbij hij niets anders heeft bedoeld dan haar te groeten. Dit verklaart ook de uitkomst van het DNA-onderzoek, die inhoudt dat het materiaal dat is afgenomen van de wang van [slachtoffer] zou kunnen passen bij het profiel van verdachte. Verdachte betwist echter de overige onderdelen uit de verklaring van [slachtoffer] . Er is DNA-onderzoek verricht aan de kleding van verdachte en [slachtoffer] , maar de resultaten daarvan zijn ontlastend. Gelet hierop blijft enkel de kus op de wang over, maar dat is geen ontuchtige handeling, nu het slechts een groet betrof.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De verklaring van [slachtoffer] is in deze zaak het belangrijkste bewijsmiddel. Deze houdt – kort gezegd – in dat verdachte op 29 augustus 2020 in de gemeenschappelijke woonkamer van [zorgorganisatie] in Deventer haar heeft gekust op haar wang, haar over de onderbroek bij de vagina heeft betast en haar over zijn broek zijn penis heeft laten betasten. Verdachte bevestigt enkel dat hij [slachtoffer] heeft gegroet door haar een kus op haar wang te geven, maar ontkent de overige handelingen te hebben gepleegd.
Allereerst zal de rechtbank toetsen of de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan immers niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen in het geval dat de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden en is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval.
De rechtbank acht de door [slachtoffer] afgelegde verklaring op zichzelf consistent, maar is van oordeel dat deze voor wat betreft de ontuchtige handelingen die volgens haar zouden hebben plaatsgevonden onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Het kussen op de wang vormt een uitzondering daarop, maar daarvan oordeelt de rechtbank dat in de gegeven omstandigheden onvoldoende bewijs voorhanden is op grond waarvan deze handeling als ontuchtig moet worden aangemerkt, mede omdat verdachte en [slachtoffer] geen onbekenden van elkaar waren.
De rechtbank zal verdachte dan ook integraal vrijspreken van het ten laste gelegde.

5.De schade van benadeelde

Namens [slachtoffer] is € 750,- aan immateriële schade gevorderd die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit heeft geleden. Nu de rechtbank verdachte hiervan vrijspreekt en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal zij de benadeelde partij op grond van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en
spreekthem daarvan
vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
voorlopige hechtenis
- heft de (geschorste) voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en
mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2021.