Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.de maatschap [eiser 1] ,
[eiser 2],
[eiser 3],
AAN- EN VERKOOPCOÖPERATIE “DE EENDRACHT” U.A.,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 februari 2021 en de daarin genoemde processtukken
- de aktes houdende overlegging producties 11 en 12 van de maatschap
- de mondelinge behandeling van 10 juni 2021 en de op die zitting voorgedragen pleitnota van de maatschap.
2.De feiten
€ 45.000,00. Dit artikel luidt als volgt:
B. Indien de schade is veroorzaakt door een gebrekkige bewerking of vervaardiging van een product door De Eendracht dan wel door een gebrekkig verrichte dienst of een onjuist advies, is de aansprakelijkheid van De Eendracht beperkt tot het ter zake in rekening gebrachte bedrag, echter met een maximum van € 45.000,00 (…)
3.Het geschil
4.De beoordeling
De maatschap heeft vervolgens ter zitting onweersproken toegelicht dat haar dierenarts na onderzoek op 27 december 2019 naar aanleiding van die eerste vage klachten concludeerde dat geen sprake was van een kopervergiftiging, dat ook een sectie op een overleden schaap niet in die richting wees en dat pas naar aanleiding van een bloedonderzoek en een leveronderzoek op 6 januari 2020 geconcludeerd is dat wel van een kopervergiftiging sprake was. Toen na onderzoek bleek dat de bierborstel en het reguliere voer niet de oorzaak waren van de kopervergiftiging, heeft de maatschap op 21 januari 2020 aan De Eendracht gevraagd het brok te laten onderzoeken. Gelet op deze omstandigheden heeft de maatschap door medio januari 2020 te protesteren bij De Eendracht tijdig over de geleverde brok geklaagd. Het beroep van De Eendracht op de schending van de klachtplicht en op rechtsverwerking faalt dus.
De handelwijze van De Eendracht moet bovendien worden bezien in het licht van de tussen partijen gemaakte afspraken, op grond waarvan De Eendracht aan de maatschap voer op maat zou leveren. De Eendracht heeft niet weersproken dat de maatschap in het gesprek van 11 juli 2019 kenbaar heeft gemaakt dat zij geconfronteerd was met een (lichte) kopervergiftiging. Evenmin heeft De Eendracht (voldoende) weersproken dat zij in dat gesprek heeft aangegeven het kopergehalte van de brok desgewenst bij iedere levering te kunnen aanpassen. Er moet dus van worden uitgegaan dat De Eendracht wist dat het kopergehalte van de brok voor de maatschap van groot belang was en dat De Eendracht heeft toegezegd dat gehalte bij iedere levering te kunnen bijstellen. Het leveren van brok met een steeds aangepast kopergehalte betrof dan ook de kernprestatie die partijen zijn overeengekomen en waar De Eendracht in tekortgeschoten is. Ook deze omstandigheden maken naar het oordeel van de rechtbank dat het beroep op het exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.5. De beslissing
8 september 2021voor akte uitlating aan de zijde van de maatschap, zoals in r.o. 4.16 is overwogen;