ECLI:NL:RBOVE:2021:3072

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
9297040 \ CV EXPL 21-1474
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde, waarbij de eiser vorderingen heeft ingediend met betrekking tot de ontruiming van een bedrijfsruimte en betaling van huurachterstand. De eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde J.M. Rozendal, heeft gesteld dat er een mondelinge huurovereenkomst is gesloten met de gedaagde, die de bedrijfsruimte huurt. De gedaagde is in gebreke gebleven met de huurbetalingen en heeft de huurovereenkomst opgezegd per 1 mei 2021. Ondanks een betalingsregeling heeft de gedaagde de huur over meerdere maanden niet voldaan.

De procedure is gestart met een dagvaarding op 5 juli 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 26 juli 2021, waarbij de gedaagde niet is verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser voldoende spoedeisend belang heeft bij de vordering tot ontruiming, aangezien de gedaagde het gehuurde nog niet volledig heeft opgeleverd en er nog spullen van de gedaagde aanwezig zijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd en dat de gedaagde zonder recht gebruik maakt van het gehuurde.

De vorderingen van de eiser zijn toegewezen, inclusief de betaling van de huurachterstand en de ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter heeft ook de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9297040 \ CV EXPL 21-1474
Vonnis in kort geding van 28 juli 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: J.M. Rozendal,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [X] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 5 juli 2021,
- de mondelinge behandeling gehouden op 26 juli 2021, waar [eiser] is verschenen. [gedaagde] is niet ter zitting verschenen.
- het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een mondelinge huurovereenkomst gesloten. Op grond van deze huurovereenkomst huurt [gedaagde] de bedrijfsruimte, bestaande uit een gedeelte van een bedrijfshal met aangrenzend een bedrijfsterrein, plaatselijk bekend [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde).
2.2.
[gedaagde] is uit hoofde van de huurovereenkomst aan [eiser] een huurprijs verschuldigd van € 875,00 per maand, welke huurprijs bij vooruitbetaling op of voor de eerste van de maand dient te worden voldaan.
2.3.
[eiser] heeft bij brief van 30 maart 2021 de huur opgezegd tegen 1 mei 2021. Ondanks een getroffen betalingsregeling is [gedaagde] in gebreke gebleven met de (volledige) betaling van de huur over de maanden oktober en november 2020 en januari tot en met juni 2021.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen:
om het gehuurde met al de zich daarin bevindende personen en roerende zaken, voor zover deze laatste het eigendom van [eiser] niet zijn, te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels en alles wat verder tot het gehuurde behoort, in behoorlijke staat op te leveren en ter algehele beschikking van [eiser] te stellen;
om aan [eiser] tegen behoorlijke kwijting te betalen, de onder randnummer 2 en 3 van de dagvaarding gespecificeerde vordering van [eiser] van € 7.025,23, met de wettelijke rente over € 6.300,00 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met een bedrag van € 875,00 per maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] het gehuurde na 1 juli 2021 in gebruik zal houden, een ingegane maand voor een volle te rekenen;
in de kosten van de procedure, daaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] .
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd per 1 mei 2021. [gedaagde] heeft inmiddels het gehuurde verlaten, maar er staan nog diverse zaken van [gedaagde] in het gehuurde. [eiser] heeft recht en belang tot ontruiming van het gehuurde en dat het gehuurde schoon en leeg wordt opgeleverd, zodat [eiser] het gehuurde aan derden kan verhuren. Ook is [gedaagde] de achterstallige huur nog verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] is niet ter zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen. Tegen [gedaagde] is verstek verleend.
4.2.
[eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het gevorderde bedrag een aanzienlijke geldsom is en dat hij door het niet ontruimen van het gehuurde niet in staat is om het gehuurde aan een betalende huurder te verhuren. [eiser] heeft daarom voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering.
4.3.
[eiser] vordert betaling van de achterstallige huur, te vermeerderen met een bedrag van € 875,00 per maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] het gehuurde na 1 juli 2021 in gebruik zal houden, een ingegane maand voor een volle te rekenen. Deze vordering komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen. De wettelijke rente is daarbij toewijsbaar als hierna wordt vermeld.
4.4.
De kantonrechter stelt als het gaat om de ontruiming voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende en meestal onomkeerbare maatregel is. Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken huurder kan daarom een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening slechts worden uitgesproken, indien het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de huurder tot ontruiming zal veroordelen. De kantonrechter is van oordeel dat dit hier het geval is en overweegt daartoe als volgt.
4.5.
De stelling van [eiser] dat de huurovereenkomst per 1 mei 2021 geëindigd is, is door [gedaagde] niet weersproken en is naar het oordeel van de kantonrechter ook correct. Ter zitting heeft [eiser] foto’s overgelegd waarop te zien is dat er nog veel spullen in de bedrijfshal en op het terrein staan. De kantonrechter stelt dan ook vast dat [gedaagde] het gehuurde nog niet volledig heeft opgeleverd en dus zonder recht en/of titel gebruik maakt van het gehuurde.
4.6.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 580,00. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende gesteld en onderbouwd heeft dat buitengerechtelijke incassokosten zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding € 127,21
  • griffierecht € 240,00
  • salaris gemachtigde
  • totaal € 865,21

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde met al de zich daarin bevindende personen en roerende zaken, voor zover deze laatste het eigendom van [eiser] niet zijn, te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels en alles wat verder tot het gehuurde behoort, in behoorlijke staat op te leveren en ter algehele beschikking van [eiser] te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen behoorlijke kwijting te betalen een bedrag van € 7.025,23, vermeerderd met de wettelijke rente over € 6.300,00 vanaf 5 juli 2021 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 875,00 per maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] het gehuurde na 1 juli 2021 in gebruik zal houden, een ingegane maand voor een volle te rekenen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 865,21 waaronder € 498,00 wegens het salaris van de gemachtigde,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.