In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Mijande Wonen en [onderbewindgestelde]. Mijande Wonen heeft de huurovereenkomst met [onderbewindgestelde] ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW, nadat de burgemeester de woning had gesloten wegens de vondst van 785 ml GHB. De kantonrechter heeft de ontruiming van het gehuurde toegewezen, waarbij de belangen van de verhuurder zwaarder wogen dan die van de huurder. De huurovereenkomst was aangegaan voor onbepaalde tijd en de huurder had zich niet gehouden aan de voorwaarden van de huurovereenkomst, waaronder het verbod op het aanwezig hebben van drugs. De kantonrechter oordeelde dat de sluiting van de woning op basis van de Opiumwet een zwaarwegend belang voor Mijande Wonen met zich meebracht, en dat de huurder onvoldoende garanties kon bieden om herhaling van de situatie te voorkomen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, maar de kantonrechter verklaarde de vordering jegens [onderbewindgestelde] niet-ontvankelijk, omdat de bewindvoerder als vertegenwoordiger van de huurder moest optreden. De bewindvoerder werd veroordeeld in de proceskosten.