ECLI:NL:RBOVE:2021:3036

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
8956392 \ CV EXPL 21-79
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkostennota afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing door eiseres

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij. Menzis vorderde betaling van een openstaande zorgkostennota uit 2018 ter hoogte van € 287,97, vermeerderd met rente en incassokosten. De gedaagde had eerder een zorgverzekering bij Menzis afgesloten en was al veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 355,97 in een eerdere procedure. Menzis stelde dat de gedaagde de openstaande zorgkostennota niet had voldaan, terwijl de gedaagde aanvoerde dat deze vordering al was voldaan in het kader van een betalingsregeling die ook andere dossiers omvatte.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de zorgkostennota in kwestie al had voldaan, en dat Menzis onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vordering nog openstond. De rechter concludeerde dat de vordering van Menzis niet voldoende was onderbouwd en heeft deze afgewezen. Tevens zijn de vorderingen tot betaling van rente en incassokosten afgewezen, omdat de hoofdsom al was afgewezen. Menzis werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten betalen, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot, aangezien deze zonder professionele rechtsbijstand procedeerde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8956392 \ CV EXPL 21-79
Vonnis van 27 juli 2021
in de zaak van
de naamloze vennootschap
MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,
eisende partij, hierna te noemen Menzis,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 december 2020;
- de e-mail van [gedaagde] , aangemerkt als conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de e-mail van [gedaagde] , aangemerkt als conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

De vaststaande feiten

2.1.
[gedaagde] heeft bij Menzis een zorgverzekering afgesloten, op grond waarvan hij onder andere de verplichting heeft om de verzekeringspremies en zorgkostennota’s aan Menzis te voldoen.
2.2.
Bij vonnis van deze rechtbank van 3 november 2020 met zaaknummer 8417675 \ CV EXPL 20-1361 is [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 355,97 aan Menzis. Dit bedrag heeft [gedaagde] op 12 november 2020 aan Menzis voldaan.
Wat Menzis wil
2.3.
Menzis wil dat [gedaagde] een openstaande zorgkostennota uit 2018 van € 287,97 betaalt, plus rente (€ 11,35 tot 17 december 2021) en incassokosten (€ 52,27). Een betaling van [gedaagde] van € 92,74 wordt op de vordering in mindering gebracht. Menzis vordert daarom dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 258,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2021 tot de dag van volledige betaling en de proceskosten.
Wat [gedaagde] vindt
2.4.
[gedaagde] voert aan dat de zorgkostennota volgens GGN onder dossiernummer 25376659 valt. Dat dossier is echter al meegenomen in het vonnis van 3 november 2020. En het bedrag dat in dat vonnis werd toegewezen, heeft [gedaagde] op 12 november 2020 betaald, aldus [gedaagde] .

3.De beoordeling

3.1.
Menzis vordert betaling van een vordering uit 2018 met (GGN-)dossiernummer 25376659. Menzis stelt dat over dit dossier niet eerder is geprocedeerd. [gedaagde] stelt dat hij de vordering uit dossier 25376659 heeft voldaan.
3.2.
In het vonnis van 3 november 2020 is onder andere het volgende opgenomen:
“4.2. De betalingsregeling die [gedaagde] met GGN heeft afgesproken, zag blijkbaar op meer dossiers dan bovengenoemde, namelijk ook op oudere, nog openstaande vorderingen uit 2015, 2018 en januari 2019. Deze vorderingen hadden de (GGN-)dossiernummers 23512426, 25340478 en 25376659. Dat deze dossiers nog openstonden en bij de betalingsregeling behoorden, blijkt uit de dossiernummers die genoemd worden in de (bevestiging van de) betalingsregeling. [gedaagde] gebruikt deze dossiernummers zelf ook, als kenmerk bij zijn betalingen.”
“4.4 (…)Menzis mocht de betalingen die volgden dan ook toerekenen aan de oudste openstaande dossiers. De eerste twee betalingen van [gedaagde] heeft Menzis dus toegerekend aan openstaande dossiers uit 2015, 2018 en januari 2019. Vervolgens stond nog een bedrag van € 1.062,80 aan vorderingen uit 2019 open. De overige drie betalingen van in totaal € 915,00 werden daarop door Menzis in mindering gebracht.(…)”
3.3.
Uit het vonnis blijkt dat de betalingsregeling die destijds is afgesproken, op zeven dossiers uit 2015, 2018 en 2019 zag, waaronder ook dossier 25376659 uit 2018. De betalingen die [gedaagde] op grond van de betalingsregeling deed, werden volgens Menzis toegerekend aan de oudste dossiers, namelijk die uit 2015, 2018 en januari 2019. Vervolgens is geprocedeerd over de resterende openstaande vorderingen, namelijk die uit februari 2019 tot en met november 2019. De kantonrechter kan niet anders dan concluderen dat de vordering uit 2018 (dossier 25376659) destijds niet meer in de dagvaarding hoefde te worden opgenomen, omdat deze al voldaan was met de betalingen die [gedaagde] op grond van de betalingsregeling had gedaan. Dat dossier 25376659 uit 2018 dan toch nog openstaat, heeft Menzis, mede gelet op het verweer van [gedaagde] , onvoldoende onderbouwd. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
3.4.
Nu de vordering tot betaling van de hoofdsom wordt afgewezen, zullen ook de vorderingen tot betaling van de rente en de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
3.5.
Bij conclusie van repliek heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat hij te veel aan Menzis heeft betaald en daarom nog een bedrag van € 301,02 van Menzis vordert. Nu [gedaagde] dit niet bij conclusie van antwoord, maar bij conclusie van repliek heeft aangevoerd, heeft Menzis hier niet op kunnen reageren. Aan dit verzoek van [gedaagde] zal de kantonrechter daarom voorbij gaan.
3.6.
Menzis wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld. Menzis moet daarom de proceskosten betalen. Deze worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil, nu [gedaagde] zonder professioneel gemachtigde procedeert.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vordering van Menzis af;
4.2.
veroordeelt Menzis in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2021.