ECLI:NL:RBOVE:2021:3015

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
08/245054-20, 08/095351-19 (tul) en 05/146194-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag, mishandeling en vernieling met alcoholgebruik als factor

Op 29 juli 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 56-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor poging tot doodslag op zijn toenmalige vriendin, mishandeling van zijn vader en vernieling van goederen. De verdachte heeft op 28 september 2020 zijn vriendin meerdere keren tegen het hoofd geschopt en haar verwondingen toegebracht, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag zijn vriendin's woning vernield en een ambtenaar beledigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de ernst van het geweld en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een verslaving aan alcohol en cocaïne. De verdachte is ook veroordeeld voor mishandeling van zijn vader op 4 juni 2021, waarbij hij zijn vader heeft bedreigd en goederen heeft vernield. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen en een contact- en locatieverbod opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/245054-20, 08/095351-19 (tul) en 05/146194-21 (P)
Datum vonnis: 29 juli 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juli 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Gerlsma en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de dagvaarding met parketnummer 08/245054-20, na aanpassing omschrijving feiten van 15 juni 2021:
feit 1: op 28 september 2020 opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden, dan wel dat hij haar zwaar heeft mishandeld, dan wel dat hij heeft geprobeerd haar zwaar te mishandelen;
feit 2: op 28 september 2020 delen van een appartement van [woningstichting] en een gedeelte van de huisraad van [slachtoffer 1] heeft vernield;
feit 3: op 28 september 2020 een ambtenaar in functie heeft beledigd;
en in de dagvaarding met parketnummer 08/146194-21:
feit 1: op 4 juni 2021 [slachtoffer 2] , zijn vader, heeft mishandeld;
feit 2: op 4 juni 2021 [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 3: op 4 juni 2021 goederen van [slachtoffer 2] heeft vernield;
feit 4: op 4 juni 2021 niet heeft voldaan aan een ambtelijk bevel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte,
in de dagvaarding met parketnummer 08/245054-20 dat:

1.hij op of omstreeks 28 september 2020 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (zijn partner) [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij, verdachte:- aan de haren van voornoemde [slachtoffer 1] getrokken en/ of- voornoemde [slachtoffer 1] naar de grond getrokken en/ of- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) (met kracht) geschopt en/ of getrapt

op/tegen/in diens gezicht, hoofd en/ of lichaam en/ of
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) gestompt en/ of geslagen op/tegen diens gezicht, hoofd
en/ of lichaam
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 september 2020 te Zwolle aan (zijn partner) [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) kneuzingen en/ of blauwe plekken in diens gezicht en/ of een opgezwollen oog en/ of gezicht, heeft toegebracht door:
- aan de haren van voornoemde [slachtoffer 1] te trekken en/ of
- voornoemde [slachtoffer 1] naar de grond te trekken en/ of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) (met kracht) te schoppen en/ of te trappen
op/tegen/in diens gezicht, hoofd en/ of lichaam en/ of
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) te stompen en/ of te slaan op/tegen/in diens gezicht,
hoofd en/ of lichaam;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 september 2020 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn partner) [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft hij, verdachte:
- aan de haren van voornoemde [slachtoffer 1] getrokken en/ of
- voornoemde [slachtoffer 1] naar de grond getrokken en/ of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) (met kracht) geschopt en/ of getrapt
op/tegen/in diens gezicht, hoofd en/ of lichaam en/ of
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) gestompt en/ of geslagen op/tegen/in diens gezicht,
hoofd en/ of lichaam
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.hij op of omstreeks 28 september 2020 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk (onder meer):- het keukenblok en/ of voordeur van het appartement dat toebehoord aan [woningstichting]

(gevestigd aan de [adres 2] te Enschede) en/ of
- de huisraad, waaronder de televisie, koelkast, computer, printer gordijnen, laminaat en/ of
kleding, in elk geval enig goed /goederen, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/ of weggemaakt;

3.hij op of omstreeks 28 september 2020 te Zwolle opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , werkzaam als arrestantenbewaarder op het cellencomplex aan [adres 3] te Zwolle, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in de richting van voornoemde [verbalisant 1] te spugen, terwijl hij, verdachte, zich op korte afstand bevond van voornoemde [verbalisant 1] ;

in de dagvaarding met parketnummer 08/146194-21, dat:
1.
hij, op of omstreeks 4 juni 2021, te Beesd, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) vast te pakken bij de armen, althans bij het lichaam, en/ of te duwen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] ;
2.
hij, op of omstreeks 4 juni 2021 te Beesd, [slachtoffer 2] (zijn vader) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen zakelijk weergegeven dat hij hem dood zal slaan en/ of kapot zal maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij, op of omstreeks 4 juni 2021, te Beesd, opzettelijk en wederrechtelijk een auto(spiegel) en/ of een of meerdere bloempotten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/ of [verbalisant 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/ of weggemaakt;
4.
hij, op of omstreeks 4 juni 2021 te Tiel, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 3] , inspecteur van politie Eenheid Oost-Nederland, belast met de uitoefening van enig toezicht en/ of belast met en/ of bevoegd verklaard tot het opsporen en/ of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd medewerking te verlenen aan een (voorlopig) onderzoek van uitgeademde lucht (ter vaststelling van het gebruik van alcohol), hieraan geen gevolg te geven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor alle in beide dagvaardingen ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle in beide dagvaardingen ten laste gelegde feiten, behoudens het in de dagvaarding met parketnummer 08/146194-21 onder 4 ten laste gelegde. Dat feit kan worden bewezen worden, aldus de raadsvrouw.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
in de dagvaarding met parketnummer 08/245054-20:
Overwegingen met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 1] , waarin zij – zakelijk weergegeven – het volgende heeft verklaard. Aangeefster heeft verdachte, haar toenmalige vriend, in de avond van 27 september 2020 verzocht haar woning te verlaten. Verdachte heeft hieraan gehoor gegeven, maar toen aangeefster de volgende dag vroeg in de ochtend naar haar werk ging, constateerde zij dat verdachte op de bank in de woning lag te slapen. In de ochtend werd zij gebeld door [getuige 1] , de beheerder van het appartementencomplex waar de woning van aangeefster deel van uitmaakt, met de mededeling dat verscheidene spullen van haar op straat lagen. Om half drie was aangeefster vrij van haar werk en is zij naar haar woning gegaan. Daar merkte zij tot haar schrik dat haar hele inboedel omver was getrokken en door haar woning verspreid lag. Verdachte was toen nog in de woning aanwezig. Aangeefster heeft vervolgens eerst [getuige 1] gebeld om het nummer van de politie te vragen en heeft vervolgens de politie gebeld. Op dat moment heeft verdachte haar aan haar haren naar de grond getrokken en heeft hij haar meerdere keren met kracht met zijn schoen tegen het hoofd geschopt en met kracht met de vuist tegen het hoofd geslagen, aldus aangeefster.
De aangifte vindt steun in verschillende bewijsmiddelen. Getuige [getuige 1] heeft de verklaring van aangeefster bevestigd met betrekking tot de inhoud van de twee hierboven reeds aangehaalde telefoongesprekken die zij die dag met elkaar hebben gevoerd. De werkgever van aangeefster heeft bevestigd dat aangeefster op 28 september 2020 tot 14.30 uur aan het werk is geweest. Verder bevat het dossier een uitwerking van het gesprek dat aangeefster vanaf omstreeks 15.00 uur die dag heeft gevoerd met de meldkamer van de politie. Daarin vertelt aangeefster eerst over de toestand waarin zij haar woning heeft aangetroffen en dat haar vriend nog in de woning is. Vervolgens is te horen dat aangeefster gilt en geluiden maakt die erop lijken te wijzen dat zij pijn ervaart. Zij zegt daarbij ook ‘hij slaat me, hij slaat me’. Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij omstreeks 15.00 uur een ‘vrouwengil’ uit de woning heeft gehoord.
Twee verbalisanten zijn op de melding afgegaan en waren korte tijd later ter plaatse bij de woning. Zij beschrijven in hun proces-verbaal van bevindingen dat zij daar een vrouw aantroffen met een gezwollen gezicht dat onder het bloed zat en dat het in de woning een puinhoop was. Van het bij aangeefster geconstateerde letsel zijn foto’s gemaakt en die zijn beschreven in een letselbeschrijving en een letselinterpretatie. Daarin wordt geconcludeerd dat de letsels – zwellingen en kneuzingen – passen bij stomp botsend inwerkend geweld, zoals bij slaan en schoppen. Uit de waarneming dat het om forse zwellingen gaat, kan bovendien worden afgeleid dat daarbij de nodige kracht moet zijn aangewend.
De rechtbank constateert dat deze bevindingen passen bij de verklaring die aangeefster heeft afgelegd.
Verdachte is na het aantreffen van het slachtoffer beneden de woning in een steeg aangehouden. De verbalisanten hebben waargenomen dat verdachte rook naar alcoholgebruik. Verdachte heeft aanvankelijk daar ter plaatse verklaard dat hij door drie Antillianen in elkaar was geslagen. In zijn verhoor bij de politie heeft hij verklaard dat hij door aangeefster werd aangevallen en zichzelf heeft verdedigd door haar eenmaal met vlakke hand te slaan. Ter terechtzitting van 15 juli 2021 heeft verdachte daar nog aan toegevoegd dat er over en weer is geslagen en dat aangeefster haar verwondingen mogelijk door een val heeft opgelopen.
De rechtbank stelt vast dat deze verklaringen niet alleen inconsistent zijn, maar dat deze ook op geen enkele wijze steun vinden in het dossier. Met het telefoongesprek dat aangeefster met de meldkamer heeft gevoerd valt het beeld dat aangeefster de agressor zou zijn niet te rijmen. Ook het door getuige [getuige 2] gehoorde gegil past daar niet bij. Voorts komt uit de letselbeschrijving en de letselinterpretatie naar voren dat het geconstateerde letsel zeer veel minder waarschijnlijk is in het scenario dat verdachte schetst, waarbij sprake zou zijn van één val en een klap met de vlakke hand. De rechtbank hecht om voornoemde redenen dan ook geen geloof aan - enige versie van - de verklaring van verdachte.
De rechtbank heeft op grond van de hiervoor besproken bewijsmiddelen geen reden om aan de juistheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen en stelt op grond daarvan vast dat verdachte op de door haar beschreven wijze heeft gehandeld.
De rechtbank overweegt dat het meermalen met geschoeide voet en met kracht schoppen en het meermalen slaan tegen het hoofd, zoals verdachte heeft gedaan, een aanmerkelijke kans met zich brengt dat het slachtoffer ten gevolge daarvan komt te overlijden. Het hoofd is een kwetsbaar en vitaal onderdeel van het lichaam. Een verwonding aan het hoofd of de hersenen kan (snel) tot de dood leiden. Verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest, temeer nu een dergelijke kans op overlijden als algemeen bekend mag worden verondersteld. Dat in het onderhavige geval het letsel relatief beperkt is gebleven tot kneuzingen en zwellingen, is naar het oordeel van de rechtbank niet aan verdachte te danken geweest.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verrichte geweldshandelingen gelet op de wijze waarop deze zijn verricht, te weten het met kracht en meermalen met geschoeide voet schoppen in het gezicht, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van het slachtoffer dat het - behoudens contra-indicaties, waarvan in casu niet is gebleken - niet anders kan zijn dan dat verdachte die kans heeft aanvaard. De rechtbank acht op grond van het voorgaande het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Overweging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte was in de woning van [slachtoffer 1] aanwezig toen zij op 28 september 2020 vroeg in de ochtend naar haar werk vertrok. Omstreeks 10.00 uur zag getuige [getuige 2] dat er spullen vanuit het appartement van [slachtoffer 1] naar beneden werden gegooid en heeft hij daarvan melding gedaan bij de beheerder. Vervolgens is de beheerder naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan en heeft in de woning een man horen mompelen en lopen. [slachtoffer 1] was om 14.30 uur vrij en is naar huis gegaan, waar zij tot haar schrik bemerkte dat haar hele inboedel omver was getrokken en door haar woning verspreid lag, en dat verdachte in de woning aanwezig was. Ook de later ter plaatse gekomen verbalisanten constateren dat het in de woning een puinhoop was. [getuige 1] heeft aangifte gedaan van vernieling van het keukenblok en van de intercom bij de voordeur.
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen af dat aangeefster haar woning en inboedel in normale staat heeft achtergelaten in de vroege ochtend van 28 september 2020 en dat zij omstreeks 15.00 uur in de middag een ravage aantrof in haar woning, terwijl verdachte op beide momenten in de woning aanwezig was en getuige [getuige 1] ook in de ochtend een manspersoon in de woning heeft horen mompelen en lopen. Nu het dossier geen enkele aanwijzing bevat dat op voornoemde datum iemand anders dan verdachte in de woning is geweest, en verdachte zich die dag bovendien in een toestand bevond waarin hij zich heeft gedragen zoals hiervoor onder 1 primair is vastgesteld, acht de rechtbank de onder 2 ten laste gelegde vernielingen aan de woning en een deel van de inboedel wettig en overtuigend bewezen. Van vernieling van de voordeur zal verdachte partieel worden vrijgesproken nu daarvan niet is gebleken.
Overweging met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank stelt op grond van de aangifte van [verbalisant 1] vast dat verdachte op 28 september 2020 in het cellencomplex te Zwolle verbalisant [verbalisant 1] heeft aangekeken en vervolgens in zijn richting heeft gespuugd. Deze aangifte vindt steun in de verklaring van verdachte dat hij op het bewuste moment boos was en ‘met consumptie’ sprak. De rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid en de juistheid van de lezing van [verbalisant 1] te twijfelen. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte doelbewust in de richting van [verbalisant 1] heeft gespuugd met de bedoeling om hem te beledigen. Aangever heeft ook verklaard dat hij zich hierdoor daadwerkelijk beledigd heeft gevoeld. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
in de dagvaarding met parketnummer 08/146194-21:
Overweging met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
[slachtoffer 2] , de vader van verdachte, heeft aangifte gedaan van mishandeling door zijn zoon op 4 juni 2021 in Beesd. Aangever heeft daarin onder meer beschreven dat hij met verdachte in een worsteling is geraakt en dat hij daaraan blauwe plekken op zijn armen heeft overgehouden. De aangifte vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 3] , die eveneens heeft verklaard dat er een worsteling heeft plaatsgevonden met krachtig duw- en trekwerk. Verdachte heeft de worsteling ter terechtzitting bevestigd en verklaard dat hij daarbij de armen van zijn vader heeft vastgepakt. De rechtbank stelt op grond van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte zijn vader bij de armen heeft vastgepakt en tegen het lichaam heeft geduwd.
De raadsvrouw van verdachte heeft bestreden dat verdachte opzet heeft gehad op mishandeling. Nu verdachte zich bewust moet zijn geweest van de gevorderde leeftijd van zijn vader en hij blijkens zijn verklaring bij de politie ook wist dat zijn vader snel blauwe plekken oploopt, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat als gevolg van zijn handelen zijn vader letsel zou oplopen. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Overweging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
Naast de hiervoor beschreven mishandeling, heeft de vader van verdachte in zijn aangifte ook melding gemaakt van bedreiging met de dood. Nu noch getuige [getuige 3] , noch de moeder van verdachte deze bedreiging hebben bevestigd, is de rechtbank van oordeel dat de aangifte met betrekking tot dit feit onvoldoende steun vindt in overige bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Overweging met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
Op grond van de aangifte van de vader van verdachte, de verklaring van getuige [getuige 3] en de verklaring van verdachte over de autospiegel, stelt de rechtbank vast dat verdachte bloempotten en een autospiegel heeft vernield. De verklaring van verdachte dat het zijn eigen goederen betroffen, acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu hij deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd en zijn verklaring ter terechtzitting hieromtrent bovendien afwijkt van zijn eerder bij de politie afgelegde verklaring.
Ook aan de verklaring van verdachte dat hij de spiegel niet opzettelijk heeft vernield, maar er – min of meer per ongeluk – met zijn knie tegenaan is gekomen, hecht de rechtbank geen geloof, nu een autospiegel naar algemene ervaringsregels niet op kniehoogte is bevestigd en de schade niet overeenkomt met het slechts met een knie tegen de spiegel aankomen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de autospiegel opzettelijk heeft vernield nu uit de bewijsmiddelen volgt dat op 4 juni 2021 eerst de hiervoor onder feit 1 beschreven worsteling heeft plaatsgevonden, dat verdachte daarna met spullen is gaan gooien en vervolgens de garage is ingelopen in een kennelijk verhitte gemoedstoestand en onder invloed van alcohol, en dat aangever vrijwel direct daaropvolgend de schade aan de autospiegel heeft geconstateerd.
Overweging met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting van 15 juli 2021 bekend dat hij niet heeft voldaan aan een bevel tot het verlenen van medewerking aan een ademanalyse. Op grond van het proces-verbaal van voorgeleiding en deze bekennende verklaring acht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
in de dagvaarding met parketnummer 08/245054-20:

1.primair.hij op 28 september 2020 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn partner [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven:- aan de haren van voornoemde [slachtoffer 1] heeft getrokken en- voornoemde [slachtoffer 1] naar de grond heeft getrokken en

- vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] meermalen met kracht heeft geschopt tegen haar hoofd;
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen tegen haar hoofd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.hij op 28 september 2020 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk (onder meer):- het keukenblok van het appartement dat toebehoort aan [woningstichting]

(gevestigd aan de [adres 2] te Enschede) en
- de huisraad, waaronder de televisie, koelkast, computer, printer gordijnen, laminaat en
kleding, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde,
heeft vernield,

3.hij op 28 september 2020 te Zwolle opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , werkzaam als arrestantenbewaarder op het cellencomplex aan [adres 3] te Zwolle, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in de richting van voornoemde [verbalisant 1] te spugen, terwijl hij, verdachte, zich op korte afstand bevond van voornoemde [verbalisant 1] ;

in de dagvaarding met parketnummer 08/146194-21:

1.hij, op 4 juni 2021 te Beesd zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] vast te pakken bij de armen en te duwen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] ;
3.hij op 4 juni 2021 te Beesd opzettelijk en wederrechtelijk een autospiegel en meerdere bloempotten die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft vernield;
4.hij op 4 juni 2021 te Tiel, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 3] , inspecteur van politie Eenheid Oost-Nederland, belast met de uitoefening van enig toezicht en/ of belast met en/ of bevoegd verklaard tot het opsporen en/ of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd medewerking te verlenen aan een (voorlopig) onderzoek van uitgeademde lucht (ter vaststelling van het gebruik van alcohol), hieraan geen gevolg te geven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/ of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 184, 267 juncto 266, 287 juncto 45, 304 juncto 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
in de dagvaarding met parketnummer 08/245054-20:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
in de dagvaarding met parketnummer 08/146194-21:
feit 1
het misdrijf: mishandeling begaan tegen zijn vader tot wie hij in een familierechtelijke betrekking staat;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met daaraan verbonden de – dadelijk uitvoerbaar te verklaren – bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contact- en locatieverbod, voor de duur van drie jaren wordt opgelegd, waarbij voor iedere overtreding twee weken vervangende hechtenis kan worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, betoogd, in het geval de rechtbank meer bewezen acht dan zij heeft bepleit, een gevangenisstraf op te leggen die in duur gelijk is aan het voorarrest en verdachte zo spoedig mogelijk in vrijheid te stellen, zodat hij kan beginnen aan een behandeltraject.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 28 september 2020 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door zijn toenmalige vriendin [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het hoofd te schoppen. Het betreft een ernstig geweldsmisdrijf dat fataal had kunnen aflopen voor het slachtoffer. Hoewel het een geluk mag heten dat het zover niet is gekomen, moet worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] nog altijd fysieke en mentale klachten ondervindt van het tegen haar gebruikte geweld. Uit haar slachtofferverklaring en de onderbouwing van de immateriële schade die zij heeft geleden, blijkt dat [slachtoffer 1] sinds dit incident kampt met gevoelens van angst en onveiligheid en dat zij zichzelf karakterologisch niet meer herkent. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan, evenals de grove vernielingen die hij op dezelfde dag in en aan het appartement heeft gepleegd en het beledigen van een politieambtenaar door naar hem te spugen.
Verdachte is naar aanleiding van voornoemde feiten in voorlopige hechtenis genomen, welke vervolgens is geschorst. In de periode dat hij in vrijheid de behandeling van zijn strafzaak mocht afwachten heeft hij echter opnieuw strafbare feiten gepleegd. Op 4 juni 2021 heeft hij zijn vader mishandeld, goederen vernield en geweigerd te voldoen aan een bevel om mee te werken aan een ademanalyse. Ook dit betreffen zeer kwalijke feiten. Ten aanzien van alle voormelde feiten moet worden geconstateerd dat verdachte onder invloed van alcohol kennelijk niet in staat is geweest tot enige zelfbeheersing, zelfs al liep verdachte nog in de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Voor de feiten van 4 juni 2021 komt daar nog bij dat ook de geschorste voorlopige hechtenis hem kennelijk niet van het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft kunnen weerhouden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2021, waaruit naar voren komt dat verdachte in Nederland en in Spanje meerdere malen is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder ook geweldsmisdrijven. De rechtbank zal dit in strafverzwarende zin meewegen.
Naar aanleiding van psychologisch onderzoek is op 12 januari 2021 een NIFP-rapport over verdachte verschenen, opgemaakt door M.M. Stevelink, onder supervisie van M. de Groot, beiden GZ-psycholoog. Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een zwakbegaafd intelligentieniveau en van narcistische trekken in de persoonlijkheid die worden gekenmerkt door een instabiel, opgeblazen zelfgevoel, een egocentrische kijk op zaken, gevoeligheid voor afwijzing en verlating en een verhoogde mate van krenkbaarheid. Daarnaast kan worden gesproken van een stoornis in het gebruik van alcohol en cocaïne, aldus de psycholoog. Deze problematiek heeft waarschijnlijk doorgewerkt in de gedragingen van verdachte op 28 september 2020. Het is volgens de psycholoog voorstelbaar dat verdachte als gevolg van zijn zwakbegaafde intelligentieniveau, de narcistische trekken in de persoonlijkheid en de stoornis in het gebruik van alcohol en cocaïne onvoldoende uit vrije wil kon handelen. Zijn beperkte emotie-regulatievaardigheden in combinatie met zijn impulsproblematiek, zijn beperkte coping-vaardigheden, krenkbaarheid en zijn behoefte om gezien en gewaardeerd te worden in combinatie met een beperkt empathisch vermogen, maakten dat verdachte onvoldoende keuzevrijheid had zijn gedrag te stoppen of aan te passen. Het is daarbij niet ondenkbaar dat het gebruik van alcohol en/ of drugs de ontremming verergerd heeft. Gelet op de invloed die zijn problematiek op de feiten heeft gehad, adviseert de psycholoog om deze verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Zonder behandeling van deze problematiek wordt de kans op recidive hoog geacht en het advies luidt dan ook om ambulante behandeling op te leggen in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf.
De reclassering heeft – laatstelijk - op 12 juli 2021 advies uitgebracht. De reclassering ziet een hoog risico op herhaling van (gewelddadige) strafbare feiten en maakt zich met name zorgen om het alcohol- en cocaïnegebruik van verdachte. Positief is dat verdachte ontvankelijk lijkt te zijn voor behandeling, waarbij met name zal worden ingezet op erkenning van en openheid over de verslaving. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, beschermd wonen, ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod met [slachtoffer 1] .
De rechtbank neemt bovengenoemde bevindingen en conclusies ten aanzien van de diagnostiek, de toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico over en maakt deze tot de hare. Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht voor het samenstel aan feiten, waarbij het zwaartepunt ligt bij de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur een passende straf. Rekening houdend met de omstandigheid dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend, komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
Daarnaast is het op grond van de hiervoor beschreven psychische en verslavingsproblematiek noodzakelijk dat verdachte behandeling ondergaat en begeleiding krijgt. Daarom zal de rechtbank van deze gevangenisstraf een periode van vijf maanden voorwaardelijk opleggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, beschermd wonen en ambulante behandeling. De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Bij dat oordeel heeft de rechtbank betrokken dat verdachte blijkens zijn strafblad eerder geweldsdelicten heeft gepleegd en dat hij gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis ter zake van de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] opnieuw een geweldsdelict heeft gepleegd, namelijk de mishandeling van zijn vader. Ook de reclassering is op basis van een risico-taxatie tot de conclusie gekomen dat sprake is van een hoog risico op geweld.
Daarnaast zal de rechtbank een contact- en locatieverbod aan verdachte opleggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen redenen heeft om in Zwolle te zijn en de naleving hiervan zal zodoende geen zware beperkingen voor hem opleveren. De rechtbank is van oordeel dat ook deze maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, nu er op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/ of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] .
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen schoenen kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
De raadsvrouw heeft zich niet over het beslag uitgelaten.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde schoenen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
In de dagvaarding met parketnummer 08/245054-20
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 8.385,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde strafbare feiten zijn gepleegd. De gevorderde materiële schade (na verrekening met reeds door de verzekering vergoede schade) bedraagt € 385,- voor de eigen bijdrage ten behoeve van een psycholoog. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 8.000,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade van € 385,- geheel kan worden toegewezen en dat de gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,- en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – in het geval de rechtbank het onderliggende feit bewezen acht – op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade niet op alle onderdelen voldoende is onderbouwd en dat deze zodoende kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-. Met betrekking tot de gevorderde materiële schade heeft de raadsvrouw geen opmerkingen gemaakt.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten (in de zaak met parketnummer 08/245054-20) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze schadepost van
€ 385,-daarom geheel toewijzen.
De rechtbank is evenzeer van oordeel dat is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van deze feiten immateriële schade is toegebracht. Gelet op de onderbouwing van deze schadepost, de gemotiveerde betwisting van onderdelen daarvan en op de hoogte van de toegewezen vorderingen in vergelijkbare strafzaken, zal de rechtbank een vergoeding toekennen voor de immateriële schade van
€ 3.500,-.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost voor het overige alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal het gevorderde zodoende toewijzen tot een bedrag van
€ 3.885,-,te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de dagvaarding met parketnummer 08/245054-20 onder 1 primair en 2 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 48 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij vonnis van de politierechter te Zwolle van 10 juli 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 week (parketnummer 08/095351-19) alsnog ten uitvoer wordt gelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering af te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, nu is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 38v en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het in de dagvaarding met parketnummer 05/146194-21 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
- in de dagvaarding met parketnummer 08/245054-20 onder 1 primair, 2 en 3;
- in de dagvaarding met parketnummer 05/145194-21 onder 1, 3 en 4,
ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder voornoemde feiten meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de dagvaarding met parketnummer 08/245054-20:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
in de dagvaarding met parketnummer 08/146194-21, dat:
feit 1
het misdrijf: mishandeling begaan tegen zijn vader tot wie hij in een familierechtelijke betrekking staat;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na aanvang van de proeftijd meldt bij Reclassering IrisZorg op nummer 088 606 1311, en zich vervolgens gedurende de proeftijd blijft melden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht; verdachte dient zich daarbij te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Reclassering IrisZorg, ook als dat inhoudt dat hij medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek ‘Stap voor Stap’ en/ of urinecontroles;
- medewerking verleent aan plaatsing in een beschermd wonen-instelling, of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte zal zich daarbij houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor behandeling/begeleiding. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, dient verdachte mee te werken aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich laat behandelen bij de ambulante verslavingszorg van IrisZorg of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
drie jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende drie jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] ;
- beveelt dat de verdachte zich gedurende drie jaren niet in een straal van 5 kilometer rondom de woning van [slachtoffer 1] , gelegen aan [adres 4] mag bevinden;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
2 (twee) wekenhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/ of zich
belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] ;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot een bedrag van
€ 3.885,- (bestaande uit € 385,- aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 08/245054-20, feiten 1 primair en 2) van een bedrag van
€ 3.885,-(zegge: drieduizend achthonderdvijfentachtig euro)
,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2020;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van €
€ 3.885, (zegge: drieduizend achthonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 48 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de inbeslaggenomen schoenen aan verdachte;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08/095351-19
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter te Zwolle van 10 juli 2019 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en R.P. Adema, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2021.
Buiten staat
Mrs. Orriëns-Schipper en Adema zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
In de dagvaarding met parketnummer 08/245054-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, Basisteam Zwolle, met onderzoeksnummer PL0600-2020462943. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 primair en 2
1. Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 28 september 2020, voor zover
inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster, p.39-40:
Ik woon zelfstandig aan de [adres 4] te Zwolle en heb sinds een jaar of 2 een latrelatie met [verdachte] . Gisterenavond, zondag 27 september 2020, heb ik aan hem gevraagd of hij naar zijn eigen huis wilde gaan omdat ik vanmorgen vroeg moest werken. Hij is op verzoek ook weggegaan, alleen zag ik vanmorgen omstreeks 06.00 uur dat hij op de bank lag te slapen. Ik ben toen naar mijn werk gegaan. Vanmorgen, maandag 28 september 2020 omstreeks 10.30 uur werd ik gebeld door de beheerder van de woningcoöperatie waar mijn woning van is. Hij vroeg mij of het mij bekend was dat er allemaal meubilair van mij op straat lag.
Rond 14.30 uur ben ik naar huis gegaan en opende ik de voordeur van mijn woning. Tot mijn grote schrik zag ik dat mijn hele inboedel omver getrokken was en verspreid door de hele woning lag. De gordijnen waren van de muur getrokken, mijn koelkast lag midden in de keuken/woonkamer. Mijn vriend [verdachte] was nog in mijn woning en zat op de bank. Ik heb gezegd dat ik dit niet accepteerde en dat ik de politie zou bellen.
Ik heb toen de beheerder teruggebeld omdat ik het nummer van de politie niet wist. Hij zou het voor mij opzoeken en terugbellen, hetgeen hij ook kort daarna heeft gedaan. Ik heb toen 0900-8844 gebeld, waarbij ik tegen [verdachte] heb verteld dat ik zou bellen. Terwijl ik aan de telefoon was werd ik door [verdachte] bij mijn haren vastgegrepen en naar de grond getrokken. Dit deed mij erg veel pijn, ik schrok ook enorm. Op dat moment, toen ik op de grond lag, schopte [verdachte] mij met veel kracht met een schoen in mijn gezicht. Ik voelde een stekende scherpe pijn in mijn gezicht. Ik schreeuwde om hulp, en voelde en zag dat [verdachte] door ging met slaan en schoppen. Hij heeft mij meerdere keren met zijn vuist en schoen geschopt en geslagen op mijn hoofd en in mijn geziçht. Ik heb zeker 4 tot 6 schoppen in mijn gezicht gehad van hem.
2. Een proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] d.d. 28 september 2020, voor
zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten [verbalisant 4] en
[verbalisant 5] , dan wel één hunner, p.11:
Op maandag 28 september 2020 waren wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , belast met een noodhulpdienst in de gemeente Zwolle. Omstreeks 15.00 uur kregen wij de melding om te gaan naar de [adres 4] te Zwolle . Aldaar zou een mishandeling plaatsgevonden hebben. Toen verbalisanten ter plaatse waren aan de [adres 4] waren er ook al andere collega’s ter plaatse. Toen verbalisanten bij [adres 4] kwamen gaven de collega’s die daar stonden aan dat de man, die de mishandeling vermoedelijk had gepleegd, beneden in de steeg stond. Deze zou inmiddels staande gehouden zijn door een andere collega. Toen wij, verbalisanten, bij [adres 4] naar binnen keken, zagen wij een vrouw staan die het gezicht helemaal onder het bloed had. Ook was haar gezicht helemaal opgezwollen. Wij zagen dat het een grote puinhoop was in de kamer waar de vrouw in stond. Wij, verbalisanten, liepen daarna naar beneden naar de staande gehouden man. De man legitimeerde zich met een rijbewijs als [verdachte] . Wij zagen dat [verdachte] een verwonding op zijn linker wang had. [verdachte] riekte naar het inwendig gebruik van alcohol.
3. Een schriftelijk stuk, te weten een forensisch geneeskundige letselbeschrijving,
opgemaakt d.d. 1 oktober 2020 door F. Oude Hengel, forensisch arts in opleiding en W. Duijst, forensisch arts, als losse bijlage bij het dossier gevoegd, voor zover inhoudende:
Betrokkene: Mw. [slachtoffer 1]
Beschrijving foto’s gemaakt door FA

1. De gehele linkerzijde van het gelaat is gezwollen (foto 3). Het gelaat is licht asymmetrisch.

2. Op de linkerzijde van het voorhoofd bevindt zich een circa 4,0x1,5 cm, diagonaal verlopende (van links boven naar rechts onder), ovale, matig scherp begrensde zwelling (foto 4, rode ovaal).

3. Linksboven de linker wenkbrauw bevindt zich een, circa 3,0x1,0 cm, lijnvormige, aan de onderzijde onscherp begrensde donkerbruine huidverkleuring (foto 5, oranje ovaal).

4. Rondom het linkeroog bevindt zich een circa 4,5x5,0 cm, ovale, scherp begrensde, donkerpaarse huidverkleuring met zwelling. (foto 6) De zwelling verloopt vanaf de wenkbrauw tot de rand van de bovenkaak. Het oogwit van het linkeroog is rood verkleurd

(foto 6 & 7).

5. Op het boven- en onderooglid van het rechteroog bevindt zich een circa 3,5x3,0 cm, ovale, scherp begrensde, donkerpaarse huidverkleuring met enige zwelling. De verkleuring verloopt vanaf de binnen ooghoek naar het midden van het onder- en bovenooglid (foto 6 & 7).

6. Op de neusrug bevindt zich een circa 2,5x1,2 cm, lijnvormige, horizontaal lopende, donkerblauwe huidverkleuring (foto 8, blauwe cirkel).

8. Op de linkerwang bevindt zich een circa 5,2x5,2 cm, ronde, matig scherp begrensde, rood-blauwe huidverkleuring en zwelling (foto 10).

9. Op de lippen van de linker mondhoek, doorlopend tot op de linkerwang bevindt zich een matig scherp begrensde, donkerbruine huidverkleuring met een doorsnede van ca. 3,5 cm (foto 11).

10. Op de binnenzijde van de linkerzijde van de bovenlip bevindt zich een, lijnvormige, scherp begrensde, paars-blauwe slijmvliesverkleuring van geschat 0,2x2,0 cm (foto 12).

11. Op de binnenzijde van de linkerzijde van de onderlip bevindt zich een, grillig gevormde, scherp begrensde, donkerblauwe slijmvliesverkleuring waarvan de grootte niet goed te bepalen is omdat het niet volledig te zien is door de ligging in de mondholte (foto 13).

Soort verwonding (beoordeling):
Letsel 1 en 2 zijn zwellingen. De zwelling is een onderhuidse ophoping van vocht of bloed. Zwelling kan optreden als gevolg van beschadiging van het weefsel onder de huid en kan ontstaan door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan, schoppen of stoten.
Letsel 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10 en 11 zijn bloeduitstortingen. Bloeduitstortingen ontstaan door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan, schoppen, samendrukken of stoten.
Het beschreven letsel is een brilhematoom. Een brilhematoom is een bloeduitstorting rondom de ogen en die ontstaat door de inwerking van stomp uitwendig geweld direct op de oogkas, op de neusrug of het voorhoofd of door een breuk van de schedelbasis.
4. Een schriftelijk stuk, te weten een Forensisch Geneeskundige Letselinterpretatie met
benoeming als deskundige, opgemaakt d.d. 19 maart 2021,door S.J.Th. van Kuijk, als
losse bijlage bij het dossier gevoegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Slachtoffer: [slachtoffer 1]
Gezien de rondingen van het hoofd kan vastgesteld worden dat het toebrengen van al deze verwondingen niet met één slag, stoot of trap kan zijn veroorzaakt.(…)
Hoewel bij slachtoffer slechts zwellingen en bloeduitstortingen in het gelaat zijn ontstaan geeft stomp botsend geweld op het hoofd altijdhet risico op het ontstaan van ernstig en soms zelfs dodelijk schedel- en hersenletsel(…)
Wat wel duidelijk wordt is dat de zwellingen in het gelaat – zeker zoals die zichtbaar zijn op foto’s van kort na de mishandeling – zeer fors zijn. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het stomp botsend geweld met zeer grote kracht en/ of snelheid op het gelaat moet zijn uitgeoefend. Het vergt veel kracht en slaglengte om dergelijk ernstig kneusletsel te kunnen laten ontstaan.(…)
Indien er vanuit wordt gegaan dat de letsels zijn toegebracht door een ander persoon, past dit letsel dan bij de navolgende hypothesen
H1: Het slachtoffer is tegen het hoofd en/ of lichaam geschopt.
H2: Het slachtoffer is tegen het hoofd en/ of lichaam geslagen.
Hoe waarschijnlijk is het ontstaan van het letsel onder H1 dan wel onder H2?
Er is bij slachtoffer o.a. sprake van zeer fors kneusletsel. Bij slaan wordt met een min of meer vlakke hand geweld uitgeoefend op een object of persoon. Bij het slaan zal de kracht en de energie-overdracht die hierbij plaats vindt verdeeld worden over de gehele oppervlakte van de hand. Bij schoppen (of stompen) komt een veel kleiner deel van voet (of vuist) in aanraking met een object of persoon. Dat betekent dat dezelfde hoeveelheid energie op een kleiner deel van het object of de persoon terecht komt en er per vierkante centimeter veel meer energieoverdracht plaats vindt c.q. een grotere geweldsinwerking plaats vindt en het
letsel dus ernstiger en dieper zal zijn. Bij slaan – er wordt door ondergetekende verondersteld dat dit met een hand zal zijn - zal de grootte van het letsel vaak vergelijkbaar zijn met de grootte van het voorwerp waarmee geslagen wordt. De bij slachtoffer
aangetroffen letsels zijn vrijwel allemaal slechts enkele centimeters groot en dus veel kleiner dan de oppervlakte van een hand van een volwassen persoon (ca 10 x 20 cm). Op basis van hiervan kan gesteld worden dat het ontstaan van het letsel veel waarschijnlijker is onder scenario H1 dan onder scenario H2.
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2020, betreffende een geluidsfragment
van de meldkamer van politie, voor zover inhoudende, p.12-13:
Aangeefster [slachtoffer 1] gaf in haar verklaring aan dat zij contact had gehad met de
politie door te bellen met het 0900-8844 nummer. Aangezien de gesprekken altijd worden opgenomen is bij het regionaal service centrum deze opgevraagd. Hieronder volgt een letterlijke uitwerking van de gesproken tekst uit de opname.
Gesprek, opgenomen op 28-09-2020 14:59:22
MK = meldkamer, stem van de telefoniste van het servicecentrum 0900-8844[slachtoffer 1] = [slachtoffer 1] ,
MK: Goedemiddag politie, u spreekt met [verbalisant 6] wat kan ik voor u doen?
[slachtoffer 1] : Goedemiddag mevrouw, u spreekt met [slachtoffer 1] van de [adres 4] .
MK: Hallo
[slachtoffer 1] : Hai, mevrouw ik wil dat er een politie hier komt. Euh want euh mijn vriend die
hier is heeft al mijn spullen, alles wat van mij is, in mijn huis kapot gemaakt.
MK: Ohhh
[slachtoffer 1] : En ik wil aangifte. Ik kom van mijn werk en alles in mijn huis kapot
MK: Ja
[slachtoffer 1] : Wilt u politie hier laten komen?
MK: Ja mevrouw, wat is uw postcode en huisnummer?
[slachtoffer 1] : [adres 4]
MK: [adres 4] , even kijken. [adres 4] in Zwolle?
[slachtoffer 1] : Ja
MK: En u bent ook in de woning?
[slachtoffer 1] : Ik woon in de woning maar ik was op mijn werk.
MK: Ja
[slachtoffer 1] : Hij woont niet hier hoor maar eerst hij was hier hij is mijn vriend. Maar hij
kwam hier zo af en toe.
MK: Ja en waar is die vriend nu?
[slachtoffer 1] : Wat zegt u?
MK: Waar is die vriend nu?
[slachtoffer 1] : Hij is nog steeds hier in het huis
MK: Die is nog in huis.
Vervolgens hoor een geruis op de lijn
MK: Mevrouw? Hallo?
Hierna hoor je [slachtoffer 1] een hard geluid maken op de achtergrond. Vervolgens roept ze: Hij slaat me, hij slaat me.Vervolgens klinkt er een geluid dat op een klap lijkt.Hierna zijn er diverse geluiden te horen. (…))
Je hoort [slachtoffer 1] op de achtergrond schreeuwen wat lijkt alsof ze pijn heeft.De MK is ondertussen aan het typen.[slachtoffer 1] schreeuwt hard Ohh Ohh, ahhh ahhh.Er volgt een doffe klap en schreeuwt [slachtoffer 1] neeee. Hierna hoor je haar kreunen.
MK: Mevrouw?[slachtoffer 1] : kreuntMK: Mevrouw hoort u mij?[slachtoffer 1] : kreuntMK: Wat is er gebeurd? Hierna volgt een geluid wat niet thuis te brengen is.MK: Mevrouw?[slachtoffer 1] : KreuntMK: Mevrouw hoort u mij?[slachtoffer 1] : kreunt en daarna geeft ze een gil. Vervolgens volgt er een keiharde lange gil.Hierna nog een gil en kreunt ze nog.
Vervolgens is de verbinding verbroken.
6. Een proces-verbaal ven verhoor getuige [getuige 2] d.d. 29 september 2020, voor zover
inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige, p.58:
Gisteren, maandag 28 september 2020, was ik thuis. Ik woon aan [adres 5] te
Zwolle. (…) Omstreeks 10:00 uur die dag keek ik vanuit mijn woonkamer naar buiten en zag ik allerlei spullen naar beneden komen. Ik zag dat er een buitenbank, wasmand, zitting/kussens, potten en koelkastlades met inhoud naar beneden kwamen. Ik zag dat de spullen vanuit mijn woning gezien van linksboven vandaan kwamen. Ik weet dat hier een mevrouw alleen woont. (…) Ik ben in de woonkamer blijven staan. Omdat ik die spullen naar beneden zag komen, en omdat dit gevaar kon opleveren, heb ik de huismeester [getuige 1] gebeld.(…) Omstreeks 15:00 uur hoorde ik nog een vrouwen gil vanuit de woning linksboven.
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 28 september 2020, voor
zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige, p56:
Ik ben als beheerder van woning coöperatie " [woningstichting] " gevestigd in Almelo
werkzaam in o.a. Zwolle. De appartementen aan [adres 4] behoren ons toe. Vanmorgen, ik denk dat het rond 10.30 uur was, werd ik gebeld door [getuige 2] ,
wonende op [adres 5] te Zwolle. Hij vroeg mij of het mij bekend was dat er allemaal meubilair op de straat lag. Dit was mij niet bekend. Ik heb tegen hem gezegd dat ik in de buurt was. Ongeveer 10 minuten later was ik daar ter plaatse. Ik zag inderdaad een bank en andere meubelstukken op straat liggen. Ik kon vanaf beneden niet zien waar het vandaan kwam. [getuige 2] zei tegen mij dat het van een verdieping boven hem kwam. Ik ben toen naar boven gelopen en heb bij huisnummer [adres 4] twee keer aangebeld. Daar woont de mij bekende [slachtoffer 1] . Ik hoorde vervolgens een man in haar huis mompelen en lopen. Ik heb toen twee keer op de deur gebonkt, maar er werd niet open gedaan.
Ik heb [slachtoffer 1] vervolgens gebeld, zij nam op en was op haar werk. Ik vroeg aan haar of zij wist dat haar meubilair op straat lag. Zij wist van niets en kon zich dit niet voorstellen. Zij gaf aan dat zij op dat moment niet naar huis kon komen en dat zij rond 14.30 uur vrij was.
Vanmiddag, ik denk dat het rond 14.45 uur moet zijn geweest, belde [slachtoffer 1] mij op om te vertellen dat zij de politie wilde bellen, maar wist het nummer niet. Ik heb gezegd dat ik het op zou zoeken en haar direct terug zou bellen. Ik heb het nummer opgezocht, 0900-8844, en heb haar dit doorgegeven toen ik terug belde.
8. Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 29 september 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster, p.58-59:
De televisie lag op de grond onder de tafel in de keuken. Mijn computer was stuk
gemaakt. Mijn printer is kapot. De afzuigkap in de keuken is van de muur af getrokken
en kapot gemaakt. Mijn koelkast was onderste boven getrokken en alles lag er uit en
op de grond. Ook had hij frituurvet, wasmiddel, schoonmaakmiddelen en wasverzachter
over de grond gegooid. Dit is nu ook niet meer schoon te krijgen. In de bijkeuken
staat mijn vriezer. In de vriezer lagen zeker 20 pakken vlees met een waarde van zo'n
100 euro. Al deze pakken lagen uit de vriezer en waren ontdooid. Verder had hij de
lege fles frituurolie en de wasmiddel fles in de vriezer gestopt. Een maand geleden heb ik
mijn huisje opgeknapt en was ik niet op vakantie gegaan. Ik had een nieuwe vloer laten
leggen en daar zitten nu ook frituurolie op wat er niet af gaat. Daarnaast ook enkele
scheuren in de vloer. Al mijn gordijnen in de woonkamer waren van het plafond en de rail
afgetrokken. Hij heeft kleding van mij gepakt, ik weet niet exact hoeveel, en daar heeft hij
chloor over heen gegooid. Mijn kleding is nu vol met witte vlekken en kan ik niet meer
dragen.
Verder was er een keukenkastdeurtje en de intercom kapot. Dit is echter eigendom van
de woningbouwvereniging.
9. Een proces-verbaal van aangifte [getuige 1] namens “ [woningstichting] , [adres 2]
” d.d. 28 september 2020, voor zover inhoudende,
zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, p 51:
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben huismeester en wijkbeheerder van de [flat] en ik ben gerechtigd tot het doen van aangifte van vernieling. Er is opzettelijk een vernieling gepleegd wat aan [woningstichting] toebehoort.
Op maandag 28 september 2020 heeft er een vernieling plaatsgevonden in de [adres 4] te Zwolle . Voor een volledige verklaring verwijs ik naar mijn afgelegde getuigenverklaring.
Vandaag, 29 september 2020, kwam ik poolshoogte nemen bij mevrouw [slachtoffer 1] in de
woning [adres 4] . Ik zag dat in haar woning een deurtje van het onderste keukenblok er afgetrapt was. Tevens is de intercom voor de voordeur kapot. Deze is in zijn geheel eraf getrokken. Buiten op de gang, voor de voordeur van huisnummer [adres 4] lag vermoedelijk frituurolie op het laminaat.
feit 3
1. Een proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 1] , voor zover inhoudende, zakelijk
weergegeven, als verklaring van aangever, p.112:
Op maandag 28 september 2020 was ik werkzaam als arrestantenbewaarder op het cellencomplex aan [adres 3] te Zwolle. Omstreeks 18.00 uur zat verdachte [verdachte] in zijn cel. Ik had begrepen van de collega's dat verdachte [verdachte] bij insluiting
behoorlijk opstandig was. (…)
Ik stond aan de ene kant van de deur en hij aan de andere kant/binnenzijde van zijn cel.
Vervolgens zag ik dat [verdachte] mij aankeek en uit het niks een klodder spuug naar mij spuugde. (…)
Doordat ik hem mijns inziens correct behandeld heb en hij ondanks mijn correcte
handelen toch in mijn richting heeft gespuugd vond ik niet dat ik dat verdiend heb en voelde me dan ook beledigd door zijn handelen.
2. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 juli 2021, voor zover inhoudende,
zakelijk weergegeven:
U houdt mij de aangifte van [verbalisant 1] voor en vraagt mij wat ik daarover wil vertellen.
Ik was boos en heb met consumptie gesproken.
In de dagvaarding met parketnummer 05/146194-21
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, District Gelderland, met onderzoeksnummer PL0600-2021253712. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
feiten 1 en 3
1. Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , wonende te Beesd, d.d. 4 juni 2021,
voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, p.4-5:
Ik wil aangifte doen tegen mijn zoon [verdachte] van vernieling van mijn auto. Een grijze Opel Karl voorzien van kenteken [kenteken] en vernieling van een bloempot en van mishandeling. Op vrijdag 4 juni 2021 was ik thuis met mijn vrouw, mijn zoon [verdachte] en mijn buurman
[getuige 3] . Omstreeks 18:00 uur wilde [verdachte] de sleutel van de auto hebben. Daar mag hij normaal gesproken mee rijden. Maar omdat [verdachte] veel gedronken had, mocht hij de auto van ons niet meenemen en Ik had ik de autosleutels in mijn zak gestoken. Toen werd hij boos en begon hij te schelden. (…) Vervolgens ging hij met spullen gooien. (…) Hij smeet de bloemenpotten in de tuin kapot. (…)
Wij hebben met zijn drieën [verdachte] tegen proberen te houden waarbij we in een worsteling zijn geraakt. Tijdens deze worsteling zag ik dat [verdachte] met zijn hand een slaande beweging richting mijn linker arm maakte en mij vervolgens aan die arm vastpakte. Ik heb hier een grote blauwe plek op mijn arm van overgehouden. Ik voel dat de plek gevoelig is.
Hij liep hierna alsnog naar de rechter garage van de twee garages bij onze woning om alsnog naar de auto te lopen. Mijn vrouw en ik zijn naar de garage toegelopen en hebben [verdachte] uit de garage willen halen. Maar daar zag ik dat de spiegel van de auto al kapot was en de spiegelkap al op de grond lag.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 5 juni 2021, voor zover
inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige, p.19:
Op vrijdag 4 juni tussen 18:00 uur en 19:00 uur hoorde ik vanuit mijn verblijf een flinke woordenwisseling buiten. Uit bezorgdheid ging ik kijken wat er aan de hand was. Toen zag ik dat [verdachte] (zoon) vrij agressief een bloempot en stoel omgooien en hij wilde weg met de auto. Er vond een kleine worsteling plaats tussen mij, [verdachte] (zoon) en [slachtoffer 2] (vader) dit om [verdachte] (zoon) tegen te houden. Het vond plaats voor de garages achter de woning. Er is (…) alleen wat geduwd en getrokken. [verdachte] (zoon) heeft mij en zijn vader wel met flink wat kracht aan de kant proberen te duwen.
3. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 juli 2021, voor zover inhoudende,
zakelijk weergegeven:
U vraagt mij naar de gebeurtenissen op 4 juni 2021. Ik heb mijn vader bij zijn onderarmen vastgepakt. (..) Ik heb een spiegel kapot gemaakt.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juni 2021, voor zover inhoudende,
zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte, p.40:
Mijn vader heeft een moeilijke huid, hij hoeft zich maar te stoten en dan heeft hij al een blauwe plek.
feit 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1. Een proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding d.d. 4 juni 2021;
2. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 juli 2021.