ECLI:NL:RBOVE:2021:3014

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
08/090782-21 en 08/068352-19 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een veelpleger wegens winkeldiefstal

Op 29 juli 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige man die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De man, die bekend staat als een zeer actieve veelpleger, heeft in de afgelopen vijf jaar meerdere keren onherroepelijk gevangenisstraffen en taakstraffen opgelegd gekregen voor verschillende misdrijven. De rechtbank legt hem de ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, omdat hij kampt met verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek en er een hoog recidiverisico is. De rechtbank benadrukt het belang van behandeling voor de man, terwijl tegelijkertijd de samenleving moet worden beschermd tegen nieuwe misdrijven.

De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 15 juli 2021, waar de officier van justitie, mr. G.C. Pol, de vordering indiende. De verdachte heeft drie blikjes bier gestolen uit een supermarkt in Zwolle. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De verdachte heeft het feit bekend, en de rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van de diefstal besloten.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte sinds 1994 herhaaldelijk met justitie in aanraking is gekomen en dat hij een strafblad heeft van veertien pagina's. De rechtbank concludeert dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de verdachte te behandelen en de samenleving te beschermen tegen recidive. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat dit niet in lijn is met het doel van de ISD-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/090782-21 en 08/068352-19 (tul) (P)
Datum vonnis: 29 juli 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Veenhuizen te Veenhuizen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juli 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van wat door de raadsman van verdachte, mr. U. Yildirim, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte drie blikjes bier heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 1 april 2021 te Zwolle drie, althans een of meer blikje(s) bier (Atlas, Ultra Strong), in elk geval enig(e) (winkel)goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan supermarkt Jumbo (gevestigd op/aan [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. Een proces-verbaal van aanhouding door burger, p.4;
2. Een proces-verbaal van verhoor aangever [aangever] , p.20;
3. De bekennende verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 2 april 2021.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 april 2021 te Zwolle drie blikjes bier (Atlas, Ultra Strong), die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan supermarkt Jumbo (gevestigd aan [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt opgelegd (ISD-maatregel).
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Naast economische schade leveren winkeldiefstallen veel overlast op voor de slachtoffers die tijd moeten vrijmaken en moeite moeten doen (onder meer) om aangifte te doen. Het betreft kortom een kwalijk feit, dat de verdachte wordt aangerekend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 10 juni 2021;
  • een reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg over de persoon van verdachte d.d.
25 mei 2021;
- een ISD-trajectconsult betreffende verdachte, opgemaakt d.d. 20 april 2021 door K. Broek, psychiater, verbonden aan het NIFP.
Uit voornoemde stukken komt naar voren dat verdachte sinds 1994 herhaaldelijk met justitie in aanraking is gekomen en dat hij staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger. Zijn strafblad beslaat veertien pagina's, waaruit een patroon van vermogens- en geweldsdelicten valt op te tekenen. Ook in de vijf jaren voorafgaand aan het thans bewezenverklaarde feit is verdachte regelmatig – meer dan driemaal – onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf en/of taakstraf voor het plegen van misdrijven. De rechtbank stelt vast dat ook aan de overige voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals deze in artikel 38m Sr zijn omschreven, is voldaan. Uit het trajectconsult blijkt voorts dat er geen contra-indicaties bestaan voor het opleggen van deze maatregel.
Uit het reclasseringsrapport maakt de rechtbank verder op dat verdachte kampt met langdurige verslavingsproblematiek in combinatie met paranoïde schizofrenie. Daarnaast is sprake van een instabiele situatie op alle leefgebieden; verdachte heeft geen (stabiele) huisvesting, geen steunend netwerk en er is sprake van schulden. Door de jaren heen is er vanuit de hulpverlening en de reclassering fors ingezet op het stabiliseren
van de leefomstandigheden van betrokkene middels ambulante en klinische behandelingen. Zowel in een vrijwillig, als in een gedwongen kader zijn vele trajecten opgestart. Tot op heden heeft verdachte echter niet kunnen profiteren van deze trajecten en blijft de problematiek onverminderd aanwezig. Daarbij speelt een rol dat het verdachte ontbreekt aan enig zelfinzicht en probleembesef. Het risico op recidive wordt dan ook hoog geacht.
Omdat de problematiek al langdurig aanwezig is en zeer hardnekkig is gebleken, acht de reclassering het noodzakelijk om hiervoor een langdurig traject in te zetten. De reclassering stelt dat dit niet haalbaar is binnen een vrijwillig kader en/of een voorwaardelijk strafrechtelijk kader met bijzondere voorwaarden en ziet het opstellen van een plan van aanpak binnen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel als enige mogelijkheid. Verdachte heeft aan de reclassering laten weten met dit advies in te stemmen en ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte daar tussentijds anders over is gaan denken.
De rechtbank acht het, gelet op het voorgaande, van groot belang dat verdachte behandeld wordt voor zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek en tegelijkertijd dat de samenleving wordt beschermd tegen nieuwe recidive van verdachte. Gezien het hoge recidiverisico en het gevaar dat reclasseringstoezicht binnen het kader van een voorwaardelijk strafdeel opnieuw zal stagneren of verzanden, is de rechtbank van oordeel dat slechts het kader van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren voldoende recht kan doen aan het belang van bescherming van de samenleving. Verdachte zal in dit kader de gelegenheid krijgen om te tonen dat hij bereid en in staat is een behandeltraject constructief aan te gaan en vervolgens langere tijd vol te houden. Gelet op het doel van de maatregel en de persoon van de verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding het voorarrest in mindering te brengen op de duur van de maatregel.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering afwijzen, nu het alsnog tenuitvoerleggen van een eerder voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf zich in het onderhavige geval niet goed verhoudt met het doel van de in de onderhavige strafzaak op te leggen ISD-maatregel.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38m en 38n Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: diefstal.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee (2) jaren.
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-068352-19
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mrs. H.M. Braam en
R.P. Adema, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2021.
Buiten staat
Mr. Adema is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met registratienummer PL0600-2921144553. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.