4.4De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 maart 2021 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes die [slachtoffer] in de borst en het gezicht heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft ter terechtzitting van 15 juli 2021 over het geweldsincident, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op een kinderfeest was geweest en dat hij daar in een discussie was geraakt met [slachtoffer] , waarna hij door [slachtoffer] was geslagen en getrapt. Vervolgens is verdachte van de locatie vertrokken en heeft hij enige tijd op een taxi gewacht. Verdachte is echter teruggegaan om te controleren of zijn bus op slot zat en is toen opnieuw met [slachtoffer] geconfronteerd. De vader van [slachtoffer] heeft hem, verdachte, aan de arm meegenomen naar zijn bus om hem naar huis te brengen. Echter, nog voordat verdachte in de bus van de vader van [slachtoffer] kon gaan zitten, ontstond er opnieuw een woordenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer] en verdachte zag [slachtoffer] op hem af komen lopen. Hij zag dat de vader van [slachtoffer] tussenbeide kwam en [slachtoffer] vasthield. Verdachte liep ondertussen achteruit om overzicht te houden. Hij zag dat [slachtoffer] zijn vader een klap gaf, waardoor deze naar de grond zakte, en hem ook trapte. Vervolgens zag verdachte dat [slachtoffer] op hem af kwam en hem een klap op zijn keel en op zijn hoofd gaf, waarna bij verdachte het licht uit ging. Vanaf dat moment kan hij zich niets meer herinneren, aldus verdachte. Namens verdachte is, uitgaande van het door verdachte geschetste scenario, een beroep gedaan op noodweer.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Hiervoor heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat verdachte op 31 maart 2021 na een kinderfeestje in Zwolle onenigheid heeft gekregen met [slachtoffer] en dat deze onenigheid is uitgemond in een geweldsincident. Uit de verklaringen van zowel verdachte als [slachtoffer] en verschillende getuigen in het dossier kan worden afgeleid dat zich in eerste instantie een handgemeen tussen hen heeft voorgedaan, dat verdachte daarna is weggegaan, maar dat hij vervolgens is teruggekeerd, waarna het bewezenverklaarde steekincident heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft ter terechtzitting, maar ook in eerdere verhoren bij de politie geen verklaring afgelegd over het moment waarop hij [slachtoffer] gestoken heeft, omdat hij zich dit naar eigen zeggen niet kan herinneren. De rechtbank constateert verder dat verdachte over de momenten kort daarvoor niet geheel consistente verklaringen heeft afgelegd en in feite de agressie van [slachtoffer] steeds groter en die van hem steeds geringer heeft gemaakt. Zo heeft hij hierover in zijn eerste verhoor bij de politie verklaard dat hij zag dat [slachtoffer] op hem af kwam stormen en slaande bewegingen maakte, dat hij deze heeft afgeweerd en toen in paniek raakte en een black-out kreeg.Tijdens zijn verhoor ten behoeve van de inverzekeringstelling heeft hij niet meer verklaard dan dat er ruzie tussen hem en [slachtoffer] ontstond, dat [slachtoffer] op hem afkwam en dat zij hebben gevochten waarbij over en weer klappen zijn gevallen.In daarop volgende verhoren heeft verdachte over dit moment verklaard dat hij zag dat [slachtoffer]
op hem af kwam stormen en hem wilde slaanrespectievelijk dat hij [slachtoffer]
op zich af zag stormen en een black-out kreegen misschien uit angst het mes heeft gepakt.Ter terechtzitting van 15 juli 2021 komt de verklaring van verdachte er voor het eerst op neer dat hij daadwerkelijk werd geslagen op zijn keel en tegen zijn hoofd en dat daardoor het licht bij hem uitging. De rechtbank merkt op dat deze laatste lezing geen steun vindt in verklaringen van aanwezige getuigen, terwijl dit naar het oordeel van de rechtbank ook moeilijk te rijmen valt met het steken door verdachte. De incongruenties in deze verklaringen van verdachte, in combinatie met het gestelde volledige geheugenverlies met betrekking tot het moment waarop hij kort daarna [slachtoffer] heeft gestoken, komen de betrouwbaarheid van zijn verklaringen bovendien niet ten goede.
Daar komt bij dat de verklaringen van verdachte over dit voor het beroep op noodweer cruciale moment geen enkele steun vinden in de verklaringen van de bij het incident aanwezige getuigen, noch in andere stukken in het dossier. Zo heeft getuige [getuige 1] verklaard, zakelijk weergegeven, dat verdachte [slachtoffer] uitdaagde en dat zij op elkaar af kwamen lopen.Getuige [getuige 2] , de vader van het slachtoffer, die tussen verdachte en aangever en hun “duw en trekwerk” stond, heeft over de aanloop verklaard dat verdachte in de richting van zijn zoon begon te schelden en dat zijn zoon daarna op hen af kwam lopen.
De rechtbank stelt op grond van voornoemde getuigenverklaringen vast dat verdachte, nadat hij de locatie van het kinderfeestje had verlaten, naar die plek is teruggekeerd en dat hij en aangever [slachtoffer] toen opnieuw de confrontatie met elkaar hebben gezocht en dat zij die beiden kennelijk bewust zijn aangegaan, waarbij verdachte uiteindelijk [slachtoffer] met een mes in de borst en in zijn gezicht heeft gesneden dan wel gestoken. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte in deze omstandigheden op grond van de uiterlijke verschijningsvorm niet kunnen worden aangemerkt als verdedigend, maar dat deze – naar de kern bezien – als aanvallend moeten worden beschouwd. Nu niet aannemelijk is geworden dat verdachte op enig moment in een situatie is komen te verkeren waarin hij genoodzaakt was zichzelf te verdedigen, wordt het beroep op noodweer verworpen.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn – ook buiten het hiervoor besproken beroep op noodweer – geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: poging tot doodslag.