Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Probegin en Communiqgenoemd worden.
1.De procedure
- het tussenvonnis van 29 juli 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen, en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling die op 29 oktober 2020 is gehouden;
- de spreekaantekeningen van mr. Van Rinsum;
- de spreekaantekeningen van mr. Reichenbach;
- een B2-formulier van 1 maart 2021, waarmee mr. Limberger zich met ingang van 21 april 2021 als advocaat namens Probegin stelt, in plaats van mr. Van Rinsum.
2.De feiten
[A]) als bijlage bij een e-mail van 29 mei 2019 aan [B] (van de zijde van Communiq, hierna:
[B]) een uitgewerkte uren-inschatting gestuurd, aan de hand van een drietal opties. Optie 2 – waarvoor Communiq uiteindelijk heeft gekozen – vermeldt een inschatting van in totaal 950,5 te besteden uren. In de begeleidende tekst van voornoemde e-mail schrijft [A] onder meer:
concept-) overeenkomsten, te weten een concept-Verwerkersovereenkomst, een concept-Deelovereenkomst, en een concept-Mantelovereenkomst.
Overeenkomsten).
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
in het kader van de waardevergoedingsverplichtingnog niet over hebben uitgelaten. De rechtbank zal partijen daarom de gelegenheid geven zich bij akte uit te laten over (1) de waarde van de prestaties die Probegin uit hoefde van de Overeenkomsten heeft geleverd, en (2) de wenselijkheid om – in aanvulling op de nadere uitlating door partijen – deze waarde door een eventueel te benoemen deskundige te laten onderzoeken.
5.De beslissing
4 augustus 2021, zodat partijen op die datum ieder afzonderlijk een akte kunnen nemen om zich uit te laten over (1) de waarde van de prestaties die Probegin uit hoefde van de Overeenkomsten heeft geleverd, en (2) de wenselijkheid om – in aanvulling op de nadere uitlating door partijen – deze waarde door een eventueel te benoemen deskundige te laten onderzoeken. De zaak zal vervolgens op de rol komen voor antwoordakte aan beide zijden;