ECLI:NL:RBOVE:2021:3008

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
08/007829-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brute poging tot zware mishandeling en aanranding van een 73-jarige vrouw, bedreiging van verbalisanten en diefstal

Op 27 juli 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 36-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor meerdere strafbare feiten. De man heeft op 7 januari 2021 de woning van een 73-jarige vrouw binnen gedrongen, waarbij hij haar met geweld heeft aangevallen en haar heeft aangerand. De vrouw werd in haar eigen huis geconfronteerd met de verdachte, die haar bij de haren vastpakte en haar hoofd tegen de verwarming drukte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en aanranding. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd twee agenten te mishandelen en hen bedreigd met geweld. Hij heeft ook een paar schoenen en een jas gestolen uit de woning van de vrouw en is zonder toestemming een andere woning binnengedrongen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verweer, wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, meegewogen in de strafmaat. De verdachte moet ook een schadevergoeding van bijna 5.000 euro aan het slachtoffer betalen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/007829-21 (P)
Datum vonnis: 27 juli 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985,
nu verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juli 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Schotman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.C. Vlielander, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:heeft geprobeerd [slachtoffer] te verkrachten dan wel haar heeft aangerand;
feit 3:heeft geprobeerd de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel beide verbalisanten heeft bedreigd met de dood;
feit 4:een paar schoenen (Crocs) en een jas heeft gestolen
;
feit 5:wederrechtelijk de woning van [aangever 1] is binnengedrongen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te Holten, gemeente Rijssen-Holten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
voornoemde [slachtoffer] , nadat zij de voordeur van haar woning had geopend, om/bij diens haren heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) (krachtig) aan diens haren over de vloer heeft voortgetrokken en/of (daarbij) diens hoofd (krachtig) tegen de verwarming heeft gedrukt/geslagen en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, hand op/tegen de neus en/of mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te Holten, gemeente Rijssen-Holten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer] , nadat zij de voordeur van haar woning had geopend, om/bij diens haren heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) (krachtig) aan diens haren over de vloer heeft voortgetrokken en/of (daarbij) diens hoofd (krachtig) tegen de verwarming heeft gedrukt/geslagen en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, hand op/tegen de neus en/of mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te Holten, gemeente Rijssen-Holten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
voornoemde [slachtoffer] , nadat zij de voordeur van haar woning had geopend, om/bij diens haren heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens)
(krachtig) aan diens haren over de vloer heeft voortgetrokken en/of (daarbij) diens hoofd (krachtig) tegen de verwarming heeft gedrukt/geslagen en/of (vervolgens)
zijn, verdachtes, hand op/tegen de neus en/of mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of (vervolgens)
voornoemde [slachtoffer] naar diens slaapkamer heeft gesleept en/of (aldaar) op een bed heeft gelegd/gegooid en/of (vervolgens)
de bovenkleding van die [slachtoffer] omhoog heeft geschoven en/of (daarbij) (deels) het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft ontbloot en/of (vervolgens) een borst heeft betast en/of (vervolgens)
de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of (vervolgens)
zijn penis heeft vastgepakt en/of (daarbij) is gaan masturberen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
nader te noemen [slachtoffer] , nadat zij de voordeur van haar woning had geopend, om/bij diens haren heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens)
(krachtig) aan diens haren over de vloer heeft voortgetrokken en/of (daarbij) diens hoofd (krachtig) tegen de verwarming heeft gedrukt/geslagen en/of (vervolgens)
zijn, verdachtes, hand op/tegen de neus en/of mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of (vervolgens)
voornoemde [slachtoffer] naar diens slaapkamer heeft gesleept en/of (aldaar) op een bed heeft gelegd/gegooid en/of (vervolgens)
de bovenkleding van die [slachtoffer] omhoog heeft geschoven en/of (daarbij) (deels) het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft ontbloot en/of (vervolgens) een borst heeft betast en/of (vervolgens)
de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of (vervolgens)
zijn penis heeft vastgepakt en/of (daarbij) is gaan masturberen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
het onverhoeds betasten en/of aanraken van borst van die [slachtoffer] en/of (daarbij) zichzelf af te trekken op/nabij/tegen de ontblote vagina, althans het lichaam, van die [slachtoffer] ;
3.
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te Holten, gemeente Rijssen-Holten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , werkzaam als verbalisanten bij de politie Oost-Nederland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen krachtig een fles wijn naar en/of in de richting van het hoofd, althans het lichaam,
van die [verbalisant 2] te gooien en/of (vervolgens)
met een kapot geslagen fles wijn naar en/of de richting van die [verbalisant 2] te lopen en/of
(vervolgens)
met een kapot geslagen fles één of meer stekende bewegingen te maken naar en/of in de richting van het hoofd en/of de hals van die [verbalisant 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , werkzaam als verbalisanten bij de politie Oost-Nederland, heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
krachtig een fles wijn naar en/of in de richting van het hoofd, althans het lichaam, van die [verbalisant 2] te gooien en/of (vervolgens)
met een kapot geslagen fles wijn naar en/of de richting van die [verbalisant 2] te lopen en/of (vervolgens)
met een kapot geslagen fles één of meer stekende bewegingen te maken naar en/of in de richting van het hoofd en/of de hals van die [verbalisant 1] ;
4.
hij in of omstreeks de periode van 06 januari 2021 tot en met 07 januari 2021 te Holten,
gemeente Rijssen-Holten een jas (kleur blauw) en/of een paar schoenen (Crocs, kleur zwart en bontgevoerd), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen jas en/of schoenen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij in of omstreeks de periode van 06 januari 2021 tot en met 08 januari 2021 te Holten,
gemeente Rijssen-Holten in de woning, gelegen op/aan [adres 1] , bij een ander, te weten bij [aangever 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen.

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
Naar aanleiding van een melding dat er op een recreatiepark in Holten een auto met Pools kenteken geparkeerd stond en melder de buurvrouw, heeft horen gillen is de politie ter plaatse gegaan. [2] Ter plaatse is aangeefster [slachtoffer] aangetroffen slechts gekleed in een trui met haar onderlichaam geheel ontbloot en blauw/paarse verwondingen in haar gezicht. [3] Door de politie is een man in de woning aangetroffen. De man heeft een wijnfles in de richting van het hoofd van verbalisant [verbalisant 2] gegooid en met de hals van de fles stekende bewegingen gemaakt in de richting van verbalisant [verbalisant 1] . [4] De man is de woning ontvlucht.
Een dag later is verdachte aangehouden op het recreatiepark, in een woning aan [adres 1] . [5] Bij zijn aanhouding droeg hij een paar Crocs en in de woning werd een jas aangetroffen. Verdachte was onder invloed van amfetamine. [6] Verbalisant [verbalisant 2] heeft verdachte herkend als de man die de dag ervoor een fles wijn naar zijn hoofd had gegooid. [7]
Verdachte heeft bij de politie verklaard ongeveer 0,5-1 gram amfetamine te hebben gebruikt de avond voor de ten laste gelegde feiten en hij heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij zich niets kan herinneren van de ten laste gelegde feiten. Op de vraag of hij het zich niet meer kan of wil herinneren heeft hij geantwoord dat hij het zich niet kan herinneren.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voor het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen en heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende gesteld. Er is onvoldoende bewijs voor het (voorwaardelijk) opzet op de dood, immers staat het niet vast dat verdachte aangeefster met het hoofd tegen de verwarming heeft geslagen en voor langere tijd aangeefster het ademen heeft belet door een hand over haar mond en neus te houden. De hand voor haar mond en neus houden kan zijn gebeurd om het gillen te stoppen. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van een begin van uitvoering ten aanzien van het seksueel binnendringen bij aangeefster. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling moet worden vrijgesproken en dat de subsidiair ten laste gelegde bedreiging bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat bij feit 4 niet is gebleken van de strafverzwarende omstandigheid braak, verbreking en/of inklimming.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de feiten zoals ten laste gelegd onder 1 subsidiair,
2 subsidiair, 3 primair en subsidiair, 4 en 5 bewezen kunnen worden verklaard en overweegt hiertoe als volgt.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Aangeefster [slachtoffer] (hierna te noemen: aangeefster) heeft verklaard dat zij op
7 januari 2021 rond 9.00 uur in de ochtend in de woonkamer was van haar woning aan [adres 2] te Holten en dat zij wat gestommel hoorde. Zij is gaan kijken en zag in de gang een voor haar onbekende man staan. Aangeefster heeft gevraagd wat de man kwam doen en hij antwoorde “ [adres 3] ”. Aangeefster heeft geantwoord dat hij niet bij [adres 3] was en moest weggaan. De man heeft hierop de woning van aangeefster verlaten. Aangeefster heeft vervolgens toch nog even gekeken. Zij heeft de deur geopend naar rechts en links stond de man. Hij was ineens dichtbij aangeefster en heeft haar naar binnen gesleurd, de gang in. In de gang heeft hij aangeefster tegen de verwarming aan geduwd/gegooid. Ze is hard met haar hoofd tegen de verwarming aan gekomen. Ze heeft tegen de man gezegd dat ze wel geld had maar de man reageerde hier niet op. Ze is op de grond beland en heeft hard gegild. Daarna heeft de man met zijn hand haar mond en neus dicht gedrukt, waardoor ze bang was dat ze zou stikken. Ze heeft gedaan alsof ze bewusteloos was en heeft zich slap gehouden, met haar ogen dicht om te overleven. De man heeft haar vervolgens naar de slaapkamer gesleept. [8] De man heeft haar trui, hemd en beha omhoog getrokken en heeft aan haar borst gezeten. Vervolgens heeft hij haar broek en onderbroek kapot getrokken en deze van zich af gegooid. Vervolgens heeft hij boven het onderlichaam van aangeefster gemasturbeerd. De man is niet klaargekomen volgens aangeefster. [9]
Uit DNA-onderzoek is gebleken dat op de buitenkant van de onderbroek van aangeefster, op haar broek rondom de linkerenkel en op haar linkerwang een DNA-mengprofiel is aangetroffen, afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie – naast het DNA-profiel van een vrouw – zeker één man. Verdachte kan donor zijn van dat celmateriaal. Het is extreem veel waarschijnlijker dat verdachte de donor is van dat celmateriaal dan dat een onbekende, niet verwante persoon de donor is. [10]
Bij aangeefster is het volgende letsel vastgesteld:
“zwelling en hematoom rond rechteroog en linkerooghoek. Kneuzing borstkas, kneuzing oogkas rechts. Geschatte duur van genezing 2-4 weken. 2 tanden licht mobiel”. [11] Daarnaast bevindt zich in het dossier een letselrapportage met foto’s. [12]
De rechtbank acht op grond van de gedetailleerde aangifte van [slachtoffer] , de resultaten van het DNA-onderzoek, het bij aangeefster [slachtoffer] vastgestelde letsel en de hierboven onder 4.1 gememoreerde herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 2] bewezen dat verdachte de man is geweest die in de woning van aangeefster is binnengedrongen en het bij aangeefster geconstateerde letsel heeft toegebracht, op de wijze zoals aangeefster heeft verklaard.
Feit 1, primair: de poging tot doodslag
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op zware mishandeling van aangeefster heeft gehad. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat degene die de handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte met zijn handelen opzet had op de dood van aangeefster, ondanks het feit dat aangeefster heeft verklaard dat zij bang was dat zij ging stikken. De rechtbank is van oordeel dat er een niet onaannemelijk alternatief scenario bestaat voor het feit dat verdachte zijn hand voor de neus en mond van het slachtoffer hield, namelijk dat hij hiermee het gillen van aangeefster wilde stoppen zodat anderen haar niet zouden horen. Daarbij komt dat niet duidelijk is hoe lang verdachte zijn hand voor de mond en neus van slachtoffer heeft gehouden. Verder blijkt onvoldoende op welke wijze en met welke kracht slachtoffer precies met haar hoofd tegen de verwarming is gekomen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Feit 1, subsidiair: de poging zware mishandeling
De rechtbank acht op basis van de verklaring van aangeefster en de letselrapportage wel bewezen dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. De rechtbank heeft bij dit oordeel mede de leeftijd van aangeefster (73 jaar) in ogenschouw genomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensen op een hogere leeftijd sneller zwaarder letsel kunnen oplopen. Desondanks heeft verdachte aangeefster tegen de verwarming aangeduwd/gegooid waardoor zij letsel heeft opgelopen aan haar hoofd. Het hoofd is een vitaal lichaamsdeel en wanneer er geweld wordt gebruikt op of tegen het hoofd bestaat het reële risico dat dit tot zwaar lichamelijk letsel leidt.
Op grond van deze overwegingen acht de rechtbank het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 2 primair ten laste gelegde poging verkrachting en dat de onder 2 subsidiair ten laste gelegde aanranding wettig en overtuigend bewezen is.
Verdachte is de woning van aangeefster binnengedrongen, heeft aangeefster bij de haren gepakt en haar richting de slaapkamer gesleept, haar op bed gelegd dan wel gegooid, daar haar bovenlichaam ontbloot en de borst van aangeefster betast en vervolgens haar broek en onderbroek uitgetrokken, waarna hij boven het onderlichaam van aangeefster heeft gemasturbeerd. Hiermee heeft verdachte aangeefster gedwongen voornoemde ontuchtige handelingen te dulden.
Ten aanzien van feit 3
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij – nadat hij aangeefster half ontbloot had aangetroffen en op zoek ging naar verdachte – zag dat verdachte in de bijkeuken stond, ongeveer twee à drie meter van hem af met een gesloten keukendeur tussen hen in en dat verdachte een fles wijn in zijn handen had. In de deur zaten kleine raampjes van 30 cm bij 30 cm. Verbalisant [verbalisant 2] stond op dat moment buiten de woning. Hij zag dat verdachte hem aankeek met een agressieve, onvoorspelbare blik. Opeens, zonder enige waarschuwing, hief verdachte zijn arm met de fles wijn op en gooide de fles wijn met een behoorlijke kracht richting het hoofd van verbalisant [verbalisant 2] . Hij zag dat de fles door een van de ruitjes richting zijn hoofd kwam. Hij kon de fles nog maar net ontwijken. Hij voelde glasscherven van de raampjes van de deur over zijn gezicht en haren gaan. Hij zag dat er een rode vloeistof op zijn jas en broek zat en rook een sterke geur van wijn. [13] In het dossier bevindt zich een foto van het gebroken ruitje in de keukendeur. [14]
Op basis van de aangifte van verbalisant [verbalisant 2] en de foto in het dossier acht de rechtbank bewezen dat verdachte door met kracht een volle fles wijn door een ruitje in de richting van het hoofd van verbalisant [verbalisant 2] te gooien, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat verbalisant [verbalisant 2] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Immers de kracht waarmee is gegooid moet behoorlijk zijn geweest nu door het gooien van de fles het ruitje is gebroken, waardoor glasscherven in het gezicht van verbalisant [verbalisant 2] terecht zijn gekomen. Het feit dat verbalisant [verbalisant 2] geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen is niet te danken aan verdachte maar slechts aan het feit dat verbalisant [verbalisant 2] de fles nog net kon ontwijken.
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte vervolgens met een kapot geslagen fles wijn in de richting van verbalisant [verbalisant 2] is gelopen. Het dossier biedt hiervoor onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard ten aanzien van verbalisant [verbalisant 2] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte in zijn rechterhand iets vast hield. Hij zag in een flits dat het ging om een kapotte fles. Hij zag dat verdachte hem aankeek. Hij zag dat verdachte met de scherpe kant van de fles een stekende beweging richting zijn hoofd en hals maakte. Verbalisant [verbalisant 1] is hierop achteruit gestapt en hij zag dat verdachte een stap voorwaarts maakte. [15]
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet is komen vast te staan wat de daadwerkelijke afstand tussen verdachte en verbalisant [verbalisant 1] is geweest. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen komen tot voorwaardelijke opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte om die reden van het onder 3 primair tenlastegelegde ten aanzien van verbalisant [verbalisant 1] vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] wel is bewezen dat verdachte door het maken van stekende bewegingen met een kapot geslagen fles bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij verbalisant [verbalisant 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte hem zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen en dat verdachte dit ook daadwerkelijk zou uitvoeren.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 subsidiair ten laste gelegde ten aanzien van verbalisant [verbalisant 1] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 4
Aangeefster [aangever 2] heeft aangifte gedaan van de diefstal van een paar Crocs en een jas. [16] Tijdens de aanhouding van verdachte droeg hij Crocs waarvan de omschrijving overeenkomt met de omschrijving van de Crocs in de aangifte. Daarnaast werd er in de woning waar verdachte is aangehouden een jas aangetroffen die eveneens voldeed aan de omschrijving in de genoemde aangifte. [17]
De rechtbank is op basis van deze vaststellingen van oordeel dat verdachte zich de Crocs en de jas wederrechtelijk heeft toegeëigend. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet vaststaat dat de goederen zijn weggenomen door braak, verbreking of inklimming.
De rechtbank is van oordeel dat feit 4 wettig en overtuigend is bewezen met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid.
Ten aanzien van feit 5
Aangever [aangever 1] heeft in de aangifte [18] en in een aanvullende verklaring [19] verklaard dat hij de woning aan [adres 1] veelvuldig verhuurt maar dat de laatste huurders de woning op 5 december 2020 hebben verlaten en de woning pas weer opnieuw verhuurd zou worden vanaf 23 januari 2021. Op 6 januari 2021 is hij nog bij de woning geweest en was er niets aan de hand. Aangever is op 8 januari 2021 teruggekomen bij de woning en hem viel toen op dat de buitenlamp brandde, de schuurdeur open stond, een bezem en een hark buiten lagen, er in de schuur dingen overhoop waren gehaald, hij een sticker van de politie op de voordeur zag, een sigarettenpeuk en glas zag liggen en hout ter vervanging van de ruit in de voordeur. In de woning heeft hij een blauw doosje met gedraaide sigaretten op het aanrecht aangetroffen dat niet van hem is. Vervolgens heeft aangever gezien dat de deur van de keuken openstond, er een stoel op bed stond en een matras op de grond lag. Verder heeft hij gezien hij dat er sigaretten in de hoek van de slaapkamer lagen en dat er meerdere kabels in de woning en de schuur waren doorgeknipt.
Uit het proces-verbaal bevindingen blijkt dat verdachte is aangehouden in de woning aan [adres 1] . [20]
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangifte en het proces-verbaal bevindingen blijkt dat verdachte zonder toestemming van aangever de woning aan [adres 1] is binnengedrongen.
De rechtbank is van oordeel dat feit 5 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 januari 2021 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer] , nadat zij de voordeur van haar woning had geopend, bij haar haren heeft vastgepakt en vastgehouden en (vervolgens) aan haar haren over de vloer heeft voortgetrokken en (daarbij) haar hoofd tegen de verwarming heeft gedrukt/geslagen en (vervolgens) zijn, verdachtes, hand op/tegen de neus en mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 7 januari 2021 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, door geweld, te weten door
nader te noemen [slachtoffer] , nadat zij de voordeur van haar woning had geopend, bij haar haren vast te pakken en vast te houden en (vervolgens) aan haar haren over de vloer voort te trekken en (daarbij) haar hoofd tegen de verwarming te drukken/slaan en
zijn, verdachtes, hand op/tegen de neus en mond van die [slachtoffer] te drukken en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] naar haar slaapkamer te slepen en (aldaar) op een bed te leggen/gooien en (vervolgens) de bovenkleding van die [slachtoffer] omhoog te schuiven en (daarbij) (deels) het bovenlichaam van die [slachtoffer] te ontbloten en (vervolgens) een borst te betasten en (vervolgens) de broek en onderbroek van die [slachtoffer] uit te trekken en (vervolgens) zijn penis vast te pakken en (daarbij) te masturberen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten en aanraken van de borst van die [slachtoffer] en (daarbij) zichzelf af te trekken op/nabij/tegen het lichaam van die [slachtoffer] ;
3.
hij op 7 januari 2021 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 2] , werkzaam als verbalisant bij de politie Oost-Nederland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen krachtig een fles wijn in de richting van het hoofd van die [verbalisant 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 7 januari 2021 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, [verbalisant 1] , werkzaam als verbalisant bij de politie Oost-Nederland, heeft bedreigd met zware mishandeling, door met een kapot geslagen fles één of meer stekende bewegingen te maken naar en/of in de richting van het hoofd en de hals van die [verbalisant 1] ;
4.
hij op 7 januari 2021 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, een jas (kleur blauw) en een paar schoenen (Crocs, kleur zwart en bontgevoerd), die toebehoorden aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij in de periode van 7 januari 2021 tot en met 8 januari 2021 te Holten,
gemeente Rijssen-Holten, in de woning, gelegen aan [adres 1] , bij een ander, te weten bij [aangever 1] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en subsidiair, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 138, 246, 285, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 3
het misdrijf: poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling;
feit 4
het misdrijf: diefstal;
feit 5
het misdrijf: het in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren wordt opgelegd met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van een jaar wordt opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brute poging tot zware mishandeling en een aanranding door in de ochtend de veilige omgeving van de woning van aangeefster binnen te dringen en substantieel geweld te gebruiken waarbij het slachtoffer heeft gevreesd voor haar leven. Zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van het slachtoffer is op ernstige en indringende wijze door verdachte aangetast. Daarbij komt dat het slachtoffer een vrouw op leeftijd is en het een feit van algemene bekendheid is dat gedragingen zoals door verdachte gepleegd een grote impact hebben op slachtoffers. Die impact blijkt ook uit de slachtofferverklaring. Aangeefster geeft daarin aan sinds de gebeurtenissen meer op haar hoede te zijn en wordt er nog elke dag aan herinnerd. Het letsel rondom de ogen en een plek op haar kaak zijn niet geheel verdwenen en de vraag is of dit helemaal zal verdwijnen. Voor wat betreft het letsel aan de tanden moet nog blijken of hiervoor een behandeling nodig is.
De rechtbank ziet deze omstandigheden als strafverzwarend. Daarbij komt dat verdachte niet zelf tot bezinning is gekomen en is gestopt met zijn gedragingen maar dat dit pas is gebeurd op het moment dat de politie arriveerde.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling door een fles in de richting van het hoofd van verbalisant [verbalisant 2] te gooien en vervolgens verbalisant [verbalisant 1] te bedreigen door met een kapot geslagen fles stekende bewegingen in de richting van zijn hals en/of hoofd te maken. Ook hiermee heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers. De situatie moet voor beide slachtoffers bedreigend zijn geweest en dat blijkt ook uit beide aangiftes. Beide slachtoffers waren bezig met de uitoefening van hun werkzaamheden als politieagent en kwamen af op een melding. De politie hoort hun werk ongestoord te kunnen doen en verdient hierbij respect. De gedragingen van verdachte kunnen niet anders worden geduid dan als ondermijnend ten aanzien van het gezag. De rechtbank tilt hier zwaar aan.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een paar schoenen en een jas uit de woning van aangeefster [aangever 2] . Dit is een ergerlijk en hinderlijk feit. Naast het moeten missen van de eigendommen spelen gevoelens van onveiligheid ook een rol nu verdachte de goederen heeft weggenomen uit de woning van aangeefster.
Tot slot heeft verdachte zich zonder toestemming de toegang verschaft tot de vakantiewoning van aangever [aangever 1] .
Uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 3 juni 2021 blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
Er is een NIFP-rapport gemaakt door psycholoog dr. D.J. Burck van 14 juni 2021. Hieruit volgt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van beperkingen in het cognitief functioneren in het grensgebied tussen moeilijk leren en een licht verstandelijke beperking en aan een stoornis in het gebruik van een stimulantium, te weten amfetamine in de range matig-ernstig. De beperkingen in het intellectueel functioneren zijn, althans ten dele, structureel van aard en worden mogelijk mede bepaald, verergerd of in stand gehouden door situationele stress, amfetaminegebruik en gevolg van hersentrauma rond het 21e jaar
.
Uit het rapport blijkt eveneens dat verdachte blijft bij zijn verklaring dat hij zich niet kan herinneren de ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd. Rapporteur heeft gezocht naar mogelijke verklaringen die onder meer gelegen zouden kunnen liggen in het, langdurige, amfetaminegebruik door verdachte. Echter, in de literatuur wordt niet beschreven dat een black-out of amnesie een gangbaar kenmerk is bij het gebruik van amfetamine. Een amfetamine-psychose komt wel voor maar komt voor bij het gebruiken van een hoge dosis amfetamine (20-50 gram) danwel wanneer er sprake is van combinatiegebruik met alcohol. In dit geval heeft verdachte verklaard de avond voor de incidenten 0,5-1 gram amfetamine te hebben gebruikt en het dossier en de verklaring van verdachte bevatten te weinig aanwijzingen dat er sprake zou zijn geweest van een amfetaminepsychose.
Uit het rapport volgt eveneens dat verdachte geen enkele moeite lijkt te doen om te proberen zich het gebeurde wel te herinneren. Verdachte toont ook geen berouw en het rigide vasthouden aan het geheugenverlies maakt ook dat hij niet het achterste van zijn tong lijkt te willen laten zien. Verdachte ziet het dagelijks gebruik van amfetamine als iets dat normaal is en toont hiermee geen ziektebesef.
De psycholoog concludeert dat niet kan worden vastgesteld dat er een relatie is tussen de stoornis en de ten laste gelegde feiten.
Het reclasseringsrapport van 16 juni 2021 sluit aan op het Pro Justitia-rapport van 14 juni 2021. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Op basis van deze rapportages kunnen geen uitspraken worden gedaan over de mogelijke invloed van de bij verdachte geconstateerde stoornissen op het plegen van de strafbare feiten.
Het feit dat verdachte geen enkele poging lijkt te doen om zich het gebeurde te herinneren en ook niet op andere wijze empathie toont rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Aangeefster [slachtoffer] wil graag antwoorden van verdachte en wanneer verdachte op zijn minst zijn best zou doen zich te proberen te herinneren wat er is gebeurd zou mogelijk passende hulp voor verdachte een optie zijn. In het geval van verdachte rest, zo oordeelt de rechtbank, nu maar één optie en dat is verdachte onvoorwaardelijk af te straffen.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die hij reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten (onder 1 subsidiair en 2 subsidiair) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer] . De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 4.993,85 (bestaande uit een materiële post ter hoogte van € 993,85 en immateriële post ter hoogte van 4.000,--) te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en subsidiair, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 3
het misdrijf: poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling;
feit 4
het misdrijf: diefstal;
feit 5
het misdrijf: het in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en subsidiair, 4 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 4.993,85 (bestaande uit € 993,85 materiële schade en € 4.000,-- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 4.993,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.993,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 59 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. H. Stam en mr. L. Post, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2021.
Mr. E.J.M. Bos en mr. L. Post zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met onderzoeksnummer ONRBC21202 (onderzoek Finland). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.P. 17 regel 6, 9, 10, 11, 15 en 16.
3.P. 19 alinea 5 en p. 21 alinea 3 en p. 56 alinea 5.
4.P. 51 alinea 6 en 8 en p. 56 alinea 5.
5.P. 113 regel 43 , p. 114 alinea 2, p. 116 alinea 1,2 en 3 en P. 138 regel 23,
6.Verkort Toxicologisch rapport NFI d.d. 13 april 2021, Rapport Aanvullende vragen toxicologisch onderzoek d.d. 24 juni 2021.
7.P. 140.
8.P. 33, één na onderste alinea en p. 34, alinea 1, 2 en 3.
9.P. 34 alinea 3.
10.Het deskundigenrapport van The Maastricht Forensic Institute d,d. 26 februari31 maart 2021, opgemaakt door de NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige rapporteur dr. HP.J. Herbergs, p P. 4 tot en met 7.
11.De geneeskundige verklaring d.d. 22 februari 2021, opgemaakt door de arts S.R. van den Brink. p. 45 en de geneeskundige verklaring d.d. 16 januari 2021, opgemaakt door de tandarts F.L.J. Gerritzen, p. 47.
12.De letselrapportage van de GGD Twente d.d. 14 januari 2021, opgemaakt door de forensisch arts drs. M. Evers, p. 232, 234, 235, 236, 237, 238, 239, 240, 241, 242, 243, 244, 245.
13.P. 51 alinea 6 en 8.
14.P. 200.
15.P. 56 alinea 5.
16.P. 58 alinea 1, 3 en p. 59 alinea 1.
17.P. 116 alinea 1 en 3.
18.P. 62 alinea 2, 3 en 4, p. 53 alinea 1, 2, 3, 4 en 6.
19.P. 84 regel 29-38, p. 85 regel 36-38, p. 86 alinea 2 en 17.
20.P. 137 alinea 3 en p. 138 alinea 4.