ECLI:NL:RBOVE:2021:2989

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
8973304 \ CV EXPL 21-64
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van de waarde van goederen na beëindiging samenwerking

In deze zaak vordert eiseres, een vennootschap onder firma, betaling van de waarde van goederen die zij aan gedaagde heeft verstrekt in het kader van een samenwerking. Gedaagde heeft in opdracht van eiseres twee klussen uitgevoerd, maar de samenwerking is beëindigd na de tweede klus. Eiseres stelt dat gedaagde de mollietang, T-shirts en slagdoppen, die aan haar in eigendom toebehoren, niet heeft teruggegeven. Eiseres heeft gedaagde herhaaldelijk verzocht om de goederen terug te geven, maar gedaagde heeft dit nagelaten. Eiseres heeft de waarde van de goederen vastgesteld op € 491,37 en vordert in totaal € 499,99, inclusief rente en kosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat de mollietang aan hem is geschonken en dat hij niet weet of de T-shirts en slagdoppen zijn ontvangen door de door hem ingeschakelde zzp’ers. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde gehouden is om de goederen terug te geven, omdat hij herhaaldelijk heeft toegezegd dit te doen. Aangezien gedaagde in verzuim is, wordt de vordering van eiseres toegewezen. De kantonrechter wijst ook de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toe. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8973304 \ CV EXPL 21-64
Vonnis van 6 juli 2021
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: B. Drent,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[X],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 maart 2021,
- de mondelinge behandeling gehouden via Skype op 7 juni 2021, waarbij [eiseres] is verschenen, bijgestaan door mr. B. Drent, en waarbij [gedaagde] is verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft in opdracht van [eiseres] werkzaamheden verricht. Het ging om twee klussen, waarbij [gedaagde] heeft zorggedragen voor het aanleggen van kabelgoten. De bedoeling van partijen was dat [eiseres] na die klussen nog meer werkzaamheden aan [gedaagde] zou gaan uitbesteden.
2.2.
[eiseres] heeft een mollietang, T-shirts met haar logo en slagdoppen aangeschaft die [gedaagde] bij de werkzaamheden kon gaan gebruiken.
2.3.
Ten tijde van de tweede klus kregen partijen een geschil over de omvang van de te verrichten werkzaamheden en het tarief van [gedaagde] , waarna [gedaagde] de samenwerking met [eiseres] heeft beëindigd.
2.4.
[gedaagde] heeft in dat verband via WhatsApp het volgende bericht naar [eiseres] gestuurd:
“(…) En het lijkt mij beter on de
samenwerking stop te zetten (…)
Ik zal uiteraard de tang naar je opsturen
Zal niet eerlijk zijn als ik die hou (…)”
2.5.
Op 26 augustus 2020 heeft [eiseres] via WhatsApp het volgende bericht naar [gedaagde] gestuurd:
“(…) Graag wil ik het volgende terug hebben:
Mollietang
T-shirts
Boren
Slagdoppen
Decoepeer zaagjes”
[gedaagde] heeft daarop het volgende geantwoord:
“Gm
Ik zal het volgende retour doen
Mollie tang
Slag doppen
T shirts
Boren en zaagjes zijn er niet denk dat die versleten zijn
De jongens leveren de spullen van de week in
Ik zal ze dan zo speodig mogelijk opsturen (…)”
2.6.
Op 9 september 2020 heeft [eiseres] via WhatsApp het volgende bericht naar [gedaagde] gestuurd:
“Wanneer krijg ik mijn spullen terug?”
[gedaagde] heeft op 14 september 2020 het volgende geantwoord:
“(…) Je krijgt uiteraard je spullen terug
Zodra alles financieel afgehandeld is
Heb alles in mijn bezit (…)”
2.7.
Op 30 september 2020 heeft [eiseres] via WhatsApp het volgende bericht naar [gedaagde] gestuurd:
“Vorige week is de laatste factuur betaald, wanneer kan ik de spullen terug verwachten?”
[gedaagde] heeft daarop het volgende geantwoord:
“Ik zal morgen ochtend bellen of dat inderdaad zo is
Als het zo is dan stuur ik het direct naar je toe
Geen probleem”
2.8.
Per brief van 19 oktober 2020 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] in gebreke gesteld en hem in de gelegenheid gesteld om de mollietang, T-shirts en slagdoppen alsnog binnen drie dagen in te leveren. [gedaagde] heeft de desbetreffende goederen niet ingeleverd.
2.9.
Per brief van 26 oktober 2020 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om binnen drie dagen de waarde van de mollietang, T-shirts en slagdoppen, totaal ter hoogte van € 491,37, te betalen. [gedaagde] is daartoe niet overgegaan.

3.Het geschil

de vordering

3.1.
[eiseres] vordert betaling van € 499,99, rente rechtens, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij een mollietang, T-shirts en slagdoppen, die aan haar in eigendom toebehoren, aan [gedaagde] heeft verstrekt en dat [gedaagde] heeft toegezegd deze goederen aan haar terug te geven, maar dat ondanks verzoeken van [eiseres] niet heeft gedaan. [eiseres] maakt nu aanspraak op vergoeding van de waarde van de niet teruggekregen goederen. Zij heeft de waarde van de goederen bepaald op € 491,37 en verwijst in dat verband naar de door haar overgelegde facturen met betrekking tot de mollietang en de T-shirts.
[eiseres] stelt dat zij, nu [gedaagde] niet tot betaling wilde overgaan, haar vordering ter incassering uit handen heeft moeten geven en dat zij € 73,71 aan incassokosten heeft moeten betalen.
[eiseres] beperkt haar vordering om haar moverende redenen tot € 499,99 en doet afstand van het overige.
het verweer
3.3.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij niet gehouden is om de mollietang aan [eiseres] terug te geven, omdat [eiseres] deze aan hem heeft geschonken.
Waar het gaat om de T-shirts en de slagdoppen voert [gedaagde] aan dat hij niet weet of deze goederen op de bouw in ontvangst zijn genomen door de door hem ingeschakelde zzp’ers.
Daarnaast voert [gedaagde] aan dat hij nog een vordering op [eiseres] heeft en dat hij deze, in het geval de kantonrechter mocht oordelen dat hij de gevorderde vergoeding aan [eiseres] moet betalen, wil verrekenen met de vordering van [eiseres] .

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is – kort gezegd – in geschil of sprake is van een verbintenis op grond waarvan [gedaagde] de mollietang, T-shirts en slagdoppen aan [eiseres] moet teruggeven en, indien dat het geval is, of [eiseres] terzake vervangende schadevergoeding kan vorderen.
de mollietang
4.2.
Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat zij de mollietang aan [gedaagde] heeft gegeven, ervan uitgaande dat partijen nog vaker zouden gaan samenwerken. Er zat een grote klus aan te komen met twee kilometer kabelgoot en toen heb ik tegen [gedaagde] gezegd “houd de tang maar, die heb je straks weer nodig”, aldus [eiseres] . Nu [gedaagde] de samenwerking na de tweede klus heeft beëindigd, stelt [eiseres] zich op het standpunt dat de mollietang aan haar moet worden teruggegeven. [eiseres] beroept zich er in dat verband op dat [gedaagde] ook herhaaldelijk heeft toegezegd dat hij tot teruggave van de mollietang zou overgaan. Naar de kantonrechter begrijpt, vordert [eiseres] nakoming van die toezegging.
Volgens [gedaagde] is hij niet tot teruggave gehouden, omdat de mollietang aan hem is geschonken. Hij verwijst in dat verband naar de door hem overgelegde verklaring van
de heer [A].
4.3.
[eiseres] beroept zich op (nakoming van) de door [gedaagde] gedane toezegging tot teruggave, welke is gedaan nadat zij de mollietang van [eiseres] had gekregen. Dit leidt ertoe dat de door [gedaagde] opgeworpen vraag of de tang voorafgaand aan de werkzaamheden al dan niet aan [gedaagde] is geschonken, onbeantwoord blijft.
De kantonrechter maakt uit de Whatsapp-correspondentie tussen partijen op dat [gedaagde] bij het beëindigen van de samenwerking heeft toegezegd dat hij de mollietang aan [eiseres] terug zou geven en dat hij daarbij te kennen heeft gegeven dat het niet eerlijk zou zijn als hij die zou houden. [gedaagde] heeft vervolgens in meerdere Whatsapp-berichten bevestigd dat hij de mollietang terug zou geven. Ter zitting heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat hij dit alleen heeft toegezegd, omdat hij het als pressiemiddel gebruikte om zijn facturen betaald te krijgen. [gedaagde] heeft echter al bij het beëindigen van de samenwerking toegezegd de mollietang terug te zullen geven, zonder dat hij daarbij om betaling van zijn facturen heeft gevraagd. Ook heeft hij toegezegd de mollietang terug te geven nádat [eiseres] had medegedeeld te hebben betaald.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] , gezien de herhaaldelijke toezeggingen daartoe, gehouden om de mollietang terug te geven aan [eiseres] .
de T-shirts en slagdoppen
4.4.
[eiseres] stelt dat zij zes T-shirts met haar logo en een aantal slagdoppen aan [gedaagde] heeft verstrekt, dat deze goederen aan haar in eigendom toebehoren en dat [gedaagde] gehouden is tot teruggave daarvan. Ook met betrekking tot deze goederen beroept zij zich op een door [gedaagde] gedane toezegging tot teruggave daarvan.
[gedaagde] voert in zijn conclusie van antwoord aan dat hij niet weet of de door hem ingeschakelde zzp’ers de T-shirts en slagdoppen in ontvangst hebben genomen. Ter zitting heeft hij echter verklaard en getoond dat hij drie van de genoemde T-shirts in zijn bezit heeft en heeft hij niet ontkend dat deze aan [eiseres] in eigendom toebehoren. Ook waar het gaat om de T-shirts en de slagdoppen heeft [gedaagde] in zijn WhatsApp-berichten aan [eiseres] meerdere keren toegezegd deze te zullen teruggeven. Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] gehouden die toezegging gestand te doen, zodat op hem de verplichting rust om de zes T-shirts en slagdoppen terug te (laten) geven aan [eiseres] .
vervangende schadevergoeding
4.5.
Nu [gedaagde] binnen de daartoe door [eiseres] gestelde termijn niet tot teruggave van de goederen bereid is gebleken, vordert [eiseres] , naar de kantonrechter begrijpt, thans geen teruggave meer, maar vervangende schadevergoeding.
4.6.
Indien nakoming niet blijvend onmogelijk is, kan vervangende schadevergoeding worden gevorderd wanneer de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert. De schuldenaar is in verzuim wanneer hij bij schriftelijke aanmaning in gebreke is gesteld waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming is gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
4.7.
[eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij [gedaagde] per brief van 19 oktober 2020 in gebreke heeft gesteld en dat [gedaagde] de mollietang, T-shirts en slagdoppen niet binnen de in de brief genoemde termijn heeft teruggegeven. Hierdoor staat vast dat [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren. Vervolgens heeft [eiseres] per brief van 26 oktober 2020 aanspraak gemaakt op een vergoeding van de waarde van de mollietang, T-shirts en slagdoppen. Nu [gedaagde] in verzuim is en [eiseres] hem schriftelijk heeft medegedeeld schadevergoeding in plaats van nakoming te vorderen, is de gevorderde vervangende schadevergoeding in beginsel toewijsbaar.
4.8.
[gedaagde] heeft de (hoogte van de) gevorderde bedragen inhoudelijk niet betwist. De gevorderde hoofdsom van € 491,37 zal dan ook worden toegewezen.
het voorwaardelijk door [gedaagde] gedane beroep op verrekening
4.9.
Voor het geval de kantonrechter de vordering van [eiseres] toewijsbaar mocht achten, heeft [gedaagde] zich erop beroepen dat hij nog een vordering op [eiseres] heeft, welke vordering hij wil verrekenen.
[gedaagde] heeft in dat verband aangevoerd dat hij twee klussen heeft uitgevoerd voor [eiseres] en dat partijen hiervoor vooraf een tarief van € 15,00 per meter hebben afgesproken. De tweede klus bleek echter in omvang tegen te vallen doordat de opdrachtgever van [eiseres] die klus in stukken had opgeknipt. [gedaagde] moest in plaats van minstens 500 meter goot slechts 133 meter leggen, waardoor het afgesproken tarief volgens [gedaagde] te laag was gelet op zijn kosten. [gedaagde] stelt dat hij dit heeft besproken met [eiseres] , dat [eiseres] hem toen te kennen heeft gegeven dat hij het tarief mocht verhogen en dat hij [eiseres] daarom een factuur heeft gestuurd ter hoogte van € 3.325,00 voor (onder meer) 133 meter kabelgoot (uitgaande van een verhoogd tarief van € 25,00 per meter). Volgens [gedaagde] was [eiseres] het daar niet mee eens en heeft hij naar aanleiding van het protest van [eiseres] een aangepaste factuur van € 1.995,00 aan haar gestuurd, gebaseerd op het oorspronkelijke tarief van € 15,00 per meter, welke factuur door [eiseres] is betaald.
4.10.
[gedaagde] voert aan dat hij het verschil tussen de genoemde facturen wil verrekenen met de vordering van [eiseres] . Naar het oordeel van de kantonrechter kan [gedaagde] echter geen aanspraak maken op dit bedrag, nu hij de factuur van € 3.325,00 heeft gecrediteerd en vervolgens een lager bedrag in rekening heeft gebracht, welk bedrag ook door [eiseres] is voldaan. Het beroep op verrekening zal dan ook worden afgewezen.
wettelijke rente
4.11.
Ter zitting heeft [eiseres] verklaard aanspraak te maken op de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW. De wettelijke handelsrente heeft echter uitsluitend betrekking op verplichtingen tot betaling uit handelsovereenkomsten. In dit geval wordt, als gevolg van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een gedane toezegging, een bedrag aan vervangende schadevergoeding toegewezen. Het betreft geen verplichting gebaseerd op een handelsovereenkomst. De wettelijke handelsrente is daarom niet toewijsbaar. In plaats daarvan zal de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het bedrag van € 491,37 worden toegewezen. Deze rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, zijnde 8 januari 2021, omdat niet is gesteld vanaf welke datum de rente is verschuldigd.
buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
[eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 30 juni 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] geen consument is en dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. Nu [eiseres] haar totale vordering heeft beperkt tot € 499,99, zal – naast de hoofdsom van € 491,37 – een bedrag van € 8,62 aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
proceskosten
4.13.
[gedaagde] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld. Hij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. Deze proceskosten worden tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
  • dagvaarding € 86,85
  • griffierecht € 126,00
  • salaris gemachtigde € 150,00(2,0 punt x tarief € 75,00)
Totaal € 362,85

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 499,99, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 491,37 vanaf 8 januari 2021 tot de dag van volledige voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 362,85,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2021.