Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
DPG,
Gejaro,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
11 november en 9 december 2019, alsmede 9 januari 2020. DPG heeft bij dagvaarding toegelicht dat Gejaro aanvankelijk een hoofdsom van totaal € 14.886,11 was verschuldigd, alsmede € 331,92 aan wettelijke handelsrente (tot en met 11 juni 2020) en € 2.232,92 aan buitengerechtelijke incassokosten, waarop DPG conform artikel 6:44 BW latere betalingen van Gejaro van € 7.973,98 en € 555,74 in mindering heeft gebracht, zodat thans nog een bedrag van € 8.921,23 openstaat.
4.De beoordeling
Algemene Voorwaarden Pricewatch Manager. Gejaro heeft hierover ter zitting naar voren gebracht dat zij deze voorwaarden niet heeft gelezen en onbekend is met de inhoud daarvan. Voor zover Gejaro hiermee beoogt te stellen dat DPG haar niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen en deze daardoor niet van toepassing zijn, geldt dat de vraag naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden niet van doorslaggevend belang is voor de beoordeling van het geschil tussen partijen. Immers, ook al zouden de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn en de clickspecificaties van DPG daardoor niet conform artikel 10.5 van de algemene voorwaarden als uitgangspunt hebben te gelden, dan laat dit onverlet dat Gejaro haar standpunt dat deze specificaties onjuist zijn van een voldoende onderbouwing moet voorzien. De kantonrechter is van oordeel dat Gejaro dit onvoldoende heeft gedaan en overweegt daartoe als volgt.
adblockersen
scriptblockers, waardoor de privacy van een bezoeker wordt bewaakt en voor Gejaro niet zichtbaar is via welke website een bezoeker is doorgelinkt naar haar webshop.
29 november” naar een andere provider is overgestapt. Gejaro heeft ter zitting weliswaar gesteld dat zij deze e-mail niet als zodanig herkent, maar zij heeft er vervolgens geen goede verklaring voor kunnen geven dat DPG deze e-mail vanaf haar e-mailadres heeft ontvangen. Die betwisting van Gejaro wordt daarom als onvoldoende gemotiveerd ter zijde gesteld.
5.De beslissing
€ 7.280,28, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 3 april 2020 tot de dag van algehele voldoening;