Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
De vordering
- voor recht verklaart dat zij vanaf 2007 ingedeeld dient te zijn in de hoogste trede van functiegroep II van de cao voor de Visdetailhandel en dienovereenkomstig betaald dient te worden;
- voor recht verklaart dat haar salaris vanaf 15 mei 2019 € 10,96 per uur bedraagt;
- [gedaagde] veroordeelt om aan haar een bedrag van € 4.638,38 bruto aan achterstallig loon te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente tot aan de dag van volledige betaling;
- [gedaagde] veroordeelt om aan haar het verschil aan toekomstig achterstallig loon te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente tot aan de dag van volledige betaling;
- [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
4.De beoordeling
- van 17 mei 2014 tot 1 mei 2015: € 9,73
- van 1 mei 2017 tot 1 juni 2018: € 9,86
- van 1 juni 2018 tot 1 november 2018: € 10,28
- van 1 november 2018 tot 1 januari 2019: € 10,40
- van 1 juli 2019 tot 1 juli 2020: € 10,72
- van 1 juli 2020 tot 1 juli 2021: € 10,96
- van 17 mei 2014 tot en met 31 december 2014: € 9,78
- van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015: € 9,91
- van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: € 10,06
- van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: € 10,26
- van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018: € 10,38
- van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019: € 10,72
- van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020: € 10,96
- van 1 januari 2021 tot en met heden: … (in te vullen na afronding uitgestelde cao-onderhandelingen).
5.De beslissing
17 augustus 2021in de gelegenheid om zich bij akte uit te laten over de stellingen en verweren van [eiseres] in haar akte van 22 juni 2021 met betrekking tot de hoogte van de uurlonen en met betrekking tot de persoonlijke toeslag,