ECLI:NL:RBOVE:2021:2914

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
08.233945.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor medeplichtigheid aan vernieling van een bedrijfspand en vrijspraak voor hennepteelt en diefstal van stroom

Op 20 juli 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 56-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt, vernieling van een bedrijfspand en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De man had onbekende personen de gelegenheid geboden om zand af te graven onder een bedrijfspand, wat leidde tot verzakking van de betonvloer. Onder de vloer was een hennepkwekerij aanwezig. De rechtbank sprak de man vrij van het medeplegen van hennep kweken, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op het kweken van hennep. Ook werd hij vrijgesproken van diefstal van stroom, omdat er geen bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank concludeerde dat de verdachte medeplichtig was aan de vernieling van het bedrijfspand, omdat hij opzettelijk gelegenheid had verschaft voor het afgraven van het zand, wat gemeen gevaar voor het pand met zich meebracht. De rechtbank hield rekening met de psychische en lichamelijke problemen van de verdachte bij de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.233945.19 (P)
Datum vonnis: 20 juli 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] (Sovjet-Unie),
wonende in [adres 1] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 januari 2021, 8 april 2021 en 6 juli 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters en van wat door verdachte en de raadsvrouw mr. M.G. Pekkeriet-Bischop, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, primair op neer dat verdachte in Raalte alleen of met anderen:
feit 1:hennepplanten aanwezig heeft gehad of geteeld op 4 september 2018;
feit 2:een gebouw heeft vernield of beschadigd, terwijl er gevaar voor goederen of ……...levensgevaar voor een ander te vrezen was, van 14 mei 2018 tot en met 4 september …… 2018;
feit 3: elektriciteit heeft gestolen door middel van braak of verbreking op 4 september 2018.
Subsidiair komt de verdenking erop neer dat verdachte medeplichtig is geweest aan de feiten 1 tot en met 3.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1hij op of omstreeks 4 september 2018 te Raalte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (onder eenpand gelegen aan [adres 2] aldaar) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 815, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 4 september 2018 te Raalte met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een bedrijfspand gelegen aan [adres 2] aldaar) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 815, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 4 september 2018 te Raalte, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam isgeweest, door aan die [medeverdachte] en/of die onbekend gebleven persoon/personen door een door verdachte gehuurde garagebox gelegen aan [adres 3] te Raalte voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2018 tot en met 4 september 2018 te Raalte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gebouw (te weten een bedrijfspand gelegen aan [adres 2] aldaar), opzettelijkheeft vernield en/of beschadigd, door- de gevel van voormeld pand te doorbreken en/of- (vervolgens) de betonvloer van voormeld pand te ondergraven en/of uit te graven,terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bedrijfspand en/of de in dat gebouw aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen aanwezig invoormeld bedrijfspand, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen. te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 14 mei 2018 tot en met 4 september 2018 te Raalte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gebouw (te weten eenbedrijfspand gelegen aan [adres 2] aldaar), opzettelijk heeft vernield en/of beschadigd, door- de gevel van voormeld pand te doorbreken en/of- (vervolgens) de betonvloer van voormeld pand te ondergraven en/of uit te graven,terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bedrijfspand en/of de in dat gebouw aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen aanwezig invoormeld bedrijfspand, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen. te duchten was tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks4 september 2018 te Raalte, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte] en/of die onbekend gebleven persoon/personendoor een door verdachte gehuurde garagebox gelegen aan [adres 3] te Raalte ten behoeve van voormeld misdrijf ter beschikking te stellen;
3hij op of omstreeks 4 september 2018 te Raalte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijnmededader(s) toebehoorde, te weten aan Enexis Netbeheer BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van hetmisdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 4 september 2018 te Raalte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel often dele aan een ander dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Enexis Netbeheer BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/ofverbreking, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 4 september 2018 te Raalte, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam isgeweest, door aan die [medeverdachte] en/of die onbekend gebleven persoon/personen door een door verdachte gehuurde garagebox gelegen aan [adres 3] te Raalte ten behoeve van voormeld misdrijf ter beschikking te stellen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken moet worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van al het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af. [1]
Op 4 september 2018 kreeg de politie een melding binnen van de heer [aangever] . Hij is eigenaar van een leegstaand bedrijfspand waarvan de vloer verzakt leek. [aangever] hoorde een ruisend geluid dat onder de vloer leek weg te komen en liet onderzoek doen naar de vloer. [2] Met een grote mobiele sloophamer werd een gat in de grond geboord. [3] Onder de vloer van het pand bleek een hennepplantage aangelegd te zijn. De fraude-inspecteur van Enexis constateerde dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
Om de hennepkwekerij op te zetten is zand onder de vloer van het bedrijfspand aan [adres 2] weggegraven. De ingang van de hennepkwekerij bevond zich in een garagebox aan [adres 3] in Raalte. Onder een kunststof speelhuisje lag een stuk vloerbedekking waaronder zich een luik bevond met een houten trap die naar de hennepkwekerij leidde. [4] Er is een opening gezaagd in de betonvloer van de garagebox en een gang gegraven naar de noordgevel van het bedrijfspand. De gevel is daarbij doorbroken en de ruimte onder de betonvloer is ontgraven. Hierbij is naar schatting 150 kubieke meter grond vrijgekomen. [5] De betonvloer van het pand was op zand gestort en ontleende zijn draagkracht aan het zandbed. Het zandbed was over het hele oppervlak niet meer aanwezig. Bij het weggraven van het zand is zover onder de fundatie gegraven dat er sprake was van een onstabiele situatie waarbij de vloer onder het eigen gewicht begon in te zakken. [6] De eigenaar van het bedrijfspand heeft aangifte gedaan van vernieling van zijn pand. [7]
Uit het overzicht van een afvalverwerkingsbedrijf in Raalte blijkt dat tussen 14 mei 2018 en 25 juni 2018 131 keer zand is gestort door [bedrijf] . [8] Medeverdachte [medeverdachte] , de schoonzoon van verdachte, is eigenaar van dit bedrijf. [9] In totaal werd in genoemde periode 263 ton geel zand afgeleverd, ongeveer 175 kubieke meter. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar de huurder was van de garagebox aan [adres 3] , maar dat hij de garagebox onderverhuurd had aan een Poolse man. Verdachte heeft verklaard dat hij de huurder heeft ontmoet bij de supermarkt. Verdachte kende de man niet. De man vertelde aan verdachte dat hij voor zijn gezin ergens spullen wilde opslaan. Verdachte heeft toen zijn garagebox aangeboden. De man heeft het contract opgesteld en in een café hebben zij het huurcontract getekend. [11] Verdachte houdt de onderhuurder [naam] [12] (hierna: [naam] ) verantwoordelijk voor de hennepkwekerij en de vernieling van het pand en heeft verklaard er zelf niets mee te maken te hebben.
De politie heeft de huurovereenkomst en het Poolse rijbewijs onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat in een andere hennepzaak in Schiedam door een andere verdachte een soortgelijke huurovereenkomst met een kopie van een paspoort van dezelfde [naam] is gebruikt. De verdachte in die zaak verklaarde toen dat hij zijn woning aan [naam] had verhuurd. Door een document expert van de Koninklijke Marechaussee is toen vastgesteld dat dit een kopie van een vals Poolse paspoort betreft. [13] Uit het onderzoek van de politie is verder gebleken dat exact dezelfde foto van het rijbewijs dat bij de huurovereenkomst van de garagebox is gebruikt, op internet staat. Ook toen de verbalisant via Google zocht op “Polish Drivers licence” zag hij exact dezelfde fotokopie van het rijbewijs. [14]
De rechtbank acht de gang van zaken met betrekking tot de onderverhuur van de garagebox opmerkelijk. Verdachte verklaart zijn onderhuurder, die hij toen nog niet kende, in de supermarkt te hebben ontmoet. In het licht van de bevindingen van de politie over de huurovereenkomst en het feit dat het rijbewijs dat bij de huurovereenkomst is bijgevoegd makkelijk via internet te verkrijgen is, acht de rechtbank deze gang van zaken ongeloofwaardig.
Daarbij komt dat vanaf 14 mei 2018 grote hoeveelheden zand zijn gestort bij het afvalverwerkingsbedrijf door onder andere medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank acht het aannemelijk dat omstreeks die datum is begonnen met het afgraven van het zand onder het bedrijfspand ten behoeve van de hennepkwekerij. De onderverhuur van de garagebox van verdachte is volgens de huurovereenkomst pas vanaf 4 juli 2018 aangevangen. [15] Als van de verklaring van verdachte uit zou worden gegaan dat de onderhuurder verantwoordelijk is voor de hennepkwekerij en de vernieling van het pand, zou de huurovereenkomst vóór het afstorten van het zand moeten zijn aangevangen. Dat is niet het geval.
De rechtbank concludeert dan ook dat de verklaring dat de onderhuurder voor beide feiten verantwoordelijk is, niet in de tijdlijn klopt. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte de huurovereenkomst enkel heeft opgemaakt om zijn eigen betrokkenheid te verbergen. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde en gaat er vanuit dat verdachte zijn garagebox niet had onderverhuurd aan deze [naam] .
Vernieling bedrijfspand, feit 2
De rechtbank overweegt dat het uitgraven van de ruimte onder het bedrijfspand alleen via de garagebox van verdachte heeft kunnen plaatsvinden, omdat dit de enige in- en uitgang naar de verborgen ruimte onder het bedrijfspand betrof. Verdachte heeft over de sleutel van de garagebox verklaard dat hij een exemplaar had en de onderhuurder. Omdat de rechtbank er niet vanuit gaat dat de garagebox was onderverhuurd, blijft over dat alleen verdachte over de sleutel van de garagebox beschikte. Verdachte kwam naar eigen zeggen elke week of om de week in de garagebox. [16] De scootmobiel van verdachte stond in de garagebox en die gebruikte hij regelmatig om frisse lucht te halen. [17]
Gelet op de grote hoeveelheid grond (150 tot 175 kubieke meter) die is afgegraven en afgevoerd en de frequentie waarin verdachte in de garagebox kwam, acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte van het afgraven niets gemerkt zou hebben. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte aan onbekend gebleven personen de gelegenheid heeft geboden via zijn garagebox zand af te graven. Gezien de broze gezondheid van verdachte acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte hier zelf een actieve rol in had, in de zin van het primair ten laste gelegde medeplegen. De rechtbank zal verdachte daarvan partieel vrijspreken
Voor een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, medeplichtigheid, moet er sprake zijn van tweeledig opzet. De medeplichtige moet opzet hebben op het misdrijf dat hij ondersteunt én opzet hebben op die ondersteuning zelf. Van dit tweeledige opzet is naar oordeel van de rechtbank sprake. Er zijn grote hoeveelheden zand afgegraven en afgevoerd vanaf de onderzijde van het bedrijfspand, ten gevolge waarvan de vloer onder het eigen gewicht begon in te zakken. Door het laten afgraven van het zand heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het bedrijfspand aan [adres 2] daarbij vernield zou worden. Verdachte had aldus voorwaardelijk opzet op het misdrijf vernieling. De vernieling heeft zich ook verwezenlijkt. De betonvloer van het bedrijfspand ontleende zijn draagkracht aan het zandbed en de door het uitgraven van het zand onder de fundatie is een onstabiele situatie ontstaan. Er is aldus gemeen gevaar voor dat bedrijfspand ontstaan. Tot slot heeft verdachte door zijn garagebox beschikbaar te stellen opzet gehad op het bieden van ondersteuning bij de verwezenlijking van het misdrijf. De rechtbank acht aldus voldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de vernieling van het bedrijfspand.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet is gebleken van ontstaan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, zodat de rechtbank verdachte daarvan partieel zal vrijspreken.
Hennepkwekerij, feit 1
De rechtbank acht het ten aanzien van feit 1 niet aannemelijk dat verdachte zelf een actieve rol had bij het kweken van hennep, in de zin van het primair ten laste gelegde medeplegen. Voor het benodigde opzet voor medeplichtigheid overweegt de rechtbank dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte opzet had op het kweken van hennep en het daarbij behulpzaam zijn. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 1 vrijspreken.
Diefstal stroom, feit 3
Van enige betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van stroom blijkt onvoldoende uit het dossier, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde onder feit 3.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit is begaan, met dien verstande dat:
2 subsidiair
Een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 14 mei 2018 tot en met 4 september 2018 te Raalte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gebouw (te weten een bedrijfspand gelegen aan [adres 2] aldaar), opzettelijk heeft vernield, door- de gevel van voormeld pand te doorbreken en- de betonvloer van voormeld pand te ondergraven en uit te graven,terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bedrijfspand en voor goederen te duchten was en
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 4 september 2018 te Raalte, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personendoor een door verdachte gehuurde garagebox gelegen aan [adres 3] te Raalte ten behoeve van voormeld misdrijf ter beschikking te stellen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 170 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 subsidiair
het misdrijf:
medeplichtigheid aan een gebouw opzettelijk vernielen, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit een geheel voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen en rekening te houden met zijn psychische en lichamelijke problemen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Verdachte heeft aan onbekend gebleven personen de gelegenheid geboden om via zijn garagebox zand af te graven onder een bedrijfspand. Hierdoor is de betonvloer van het pand verzakt. Onder de betonvloer was een hennepkwekerij aangelegd. Het bedrijfspand stond op het moment van de ontdekking van de hennepkwekerij leeg, maar de eigenaar had plannen om het pand te verhuren aan een basisschool voor de opslag van goederen. Het is een geluk dat de verzakking van de vloer eerder is opgemerkt, zodat er geen ongelukken hebben plaatsgevonden. De afgraving van de zandbodem heeft bovendien aanzienlijke schade aan het gebouw veroorzaakt wat zich ook in financiële zin uit. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij voor dit feit geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op het strafblad van verdachte van
4 juni 2021. Op het strafblad van verdachte staan geen recente veroordelingen. De rechtbank heeft als straf verminderende omstandigheid de overschrijding van de redelijke termijn meegenomen. Voorts houdt de rechtbank rekening met de broze gezondheid van verdachte.
De rechtbank acht vanwege het hiervoor overwogene een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Enexis B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van
€ 3.742,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Voor de proceskosten wordt een bedrag van € 919,29 gevorderd.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 3 ten laste gelegde feit. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 48, 49 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde is begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2 subsidiair ‘medeplichtigheid aan een gebouw opzettelijk vernielen, terwijl daardoor …………………gemeen gevaar voor goederen te duchten is’
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij Enexis B.V. in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Wolting, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.
mr. V. Wolting is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600- 2019165146. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.p. 7
3.p. 81
4.p. 133
5.p. 167
6.een geschrift, te weten een rapport met onderwerp ‘Controle constructieve veiligheid vloer [adres 2] ’, p. 167-169.
7.p. 81, 82
8.p. 158
9.proces-verbaal van de terechtzitting van 18 januari 2021
10.p. 139
11.proces-verbaal van de terechtzitting van 18 januari 2021
12.een geschrift, inhoudende een huurovereenkomst, p. 136-138
13.p. 155
14.p. 155
15.een geschrift, inhoudende een huurovereenkomst, p. 136
16.proces-verbaal van de terechtzitting van 18 januari 2021
17.p. 174, 175