ECLI:NL:RBOVE:2021:2913

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
08.233944.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van een bedrijfspand door het afgraven van zand en vrijspraak voor het kweken van hennep

Op 20 juli 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van het kweken van hennep en het vernielen van een bedrijfspand door het afgraven van zand. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte werd vrijgesproken van het kweken van hennep, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om hem hiervoor te veroordelen.

De zaak kwam aan het licht na een melding van de eigenaar van een leegstaand bedrijfspand in Raalte, die een verzakking van de vloer opmerkte. Onder de vloer bleek een hennepplantage te zijn aangelegd, en de stroomvoorziening voor deze plantage werd illegaal afgenomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte betrokken was bij het afgraven van een grote hoeveelheid zand onder het pand, wat leidde tot de verzakking van de vloer. De verdachte had verklaard dat hij onder dwang van een Poolse man had gehandeld, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld door het zand af te graven, wat gemeen gevaar voor het bedrijfspand en de aanwezige goederen met zich meebracht. De verdachte werd echter vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder de diefstal van elektriciteit en het kweken van hennep, omdat het bewijs daarvoor ontbrak. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoon van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.233944.19 (P)
Datum vonnis: 20 juli 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] (Sovjet-Unie),
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 januari 2021, 8 april 2021 en 6 juli 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters en van wat door verdachte en de raadsman mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in Raalte alleen of met anderen:
feit 1:hennepplanten aanwezig heeft gehad of geteeld op 4 september 2018;
feit 2:een gebouw heeft vernield of beschadigd, terwijl er gevaar voor goederen of ……...levensgevaar voor een ander te vrezen was, van 14 mei 2018 tot en met 4 september …… 2018;
feit 3: elektriciteit heeft gestolen door middel van braak of verbreking op 4 september 2018.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 4 september 2018 te Raalte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (onder een pand gelegen aan [adres 2] aldaar) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 815, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2018 tot en met 4 september 2018 te
Raalte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een
gebouw (te weten een bedrijfspand gelegen aan [adres 2] aldaar), opzettelijk
heeft vernield en/of beschadigd, door
- de gevel van voormeld pand te doorbreken en/of
- (vervolgens) de betonvloer van voormeld pand te ondergraven en/of uit te graven,

terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bedrijfspand en/of de in dat gebouw aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen aanwezig in voormeld bedrijfspand, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen. te duchten was;

3
hij op of omstreeks 4 september 2018 te Raalte tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Enexis Netbeheer BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken moet worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af. [1]
Op 4 september 2018 kreeg de politie een melding binnen van de heer [aangever] . Hij is eigenaar van een leegstaand bedrijfspand waarvan de vloer verzakt leek. [aangever] hoorde een ruisend geluid dat onder de vloer leek weg te komen en liet onderzoek doen naar de vloer. [2] Met een grote mobiele sloophamer werd een gat in de grond geboord. [3] Onder de vloer van het pand bleek een hennepplantage aangelegd te zijn. De fraude-inspecteur van Enexis constateerde dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
Om de hennepkwekerij op te zetten is zand onder de vloer van het bedrijfspand aan [adres 2] weggegraven. De ingang van de hennepkwekerij bevond zich in een garagebox aan [adres 3] in Raalte. Onder een kunststof speelhuisje lag een stuk vloerbedekking waaronder zich een luik bevond met een houten trap die naar de hennepkwekerij leidde. [4] Er is een opening gezaagd in de betonvloer van de garagebox en een gang gegraven naar de noordgevel van het bedrijfspand aan [adres 2] . De gevel is daarbij doorbroken en de ruimte onder de betonvloer is uitgegraven. Hierbij is naar schatting 150 kubieke meter grond vrijgekomen. [5] De betonvloer van het bedrijfspand was op zand gestort en ontleende zijn draagkracht aan het zandbed. Het zandbed was over het hele oppervlak niet meer aanwezig. Bij het weggraven van het zand is zover onder de fundatie gegraven dat er sprake was van een onstabiele situatie waarbij de vloer onder het eigen gewicht begon in te zakken. [6] De eigenaar van het bedrijfspand heeft aangifte gedaan van vernieling van zijn pand. [7]
Verdachte heeft samengevat verklaard dat hij door een Poolse man werd gedwongen om te helpen met het afvoeren van zand. Verdachte is door die man bedreigd met een pistool. Verdachte heeft zijn auto aan hem uitgeleend en heeft zelf zand voor hem weggebracht. Verdachte wist niet waar het zand vandaan kwam. Uit het overzicht van een afvalverwerkingsbedrijf in Raalte blijkt dat tussen 14 mei 2018 en 25 juni 2018 131 keer zand is gestort door [bedrijf] . [8] Verdachte is eigenaar van dit bedrijf. [9] In totaal werd in genoemde periode 263 ton geel zand afgeleverd, ongeveer 175 kubieke meter. [10] De man die verdachte heeft bedreigd, zou volgens verdachte dezelfde persoon zijn als de man die de garagebox [adres 3] in Raalte van zijn schoonvader en medeverdachte [medeverdachte] heeft gehuurd, [naam] (hierna: [naam] ). [11]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij onderhuurder [naam] , die hij nog niet kende, in de supermarkt is tegengekomen. Uit het onderzoek naar de huurovereenkomst gesloten tussen [medeverdachte] en [naam] blijkt dat in een andere hennepzaak in Schiedam een soortgelijke huurovereenkomst met een kopie van een paspoort van dezelfde [naam] is gebruikt. De verdachte in die zaak verklaarde toen dat hij zijn woning aan [naam] had verhuurd. [12] Uit het onderzoek van de politie is verder gebleken dat exact dezelfde foto van het rijbewijs dat bij de huurovereenkomst van de garagebox is gebruikt, op internet staat. Ook toen de verbalisant via Google zocht op “Polish Drivers licence” zag hij exact dezelfde fotokopie van het rijbewijs. [13]
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de bedreiging en betrokkenheid van [naam] in het licht van de bevindingen over de huurovereenkomst en het feit dat het rijbewijs dat bij de huurovereenkomst is gevoegd makkelijk via internet te verkrijgen is, ongeloofwaardig.
Daarbij komt dat vanaf 14 mei 2018 door onder andere verdachte grote hoeveelheden zand zijn gestort bij het afvalverwerkingsbedrijf. De door [medeverdachte] en verdachte gestelde onderverhuur van de garagebox is volgens de huurovereenkomst pas vanaf 4 juli 2018 aangevangen. [14] De rechtbank concludeert dan ook dat de verklaring dat verdachte door [naam] werd gedwongen zand af te voeren, niet in de tijdlijn past, zodat de rechtbank deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde schuift.
De rechtbank acht het op basis van het dossier bewezen dat de door verdachte grote hoeveelheden gestort zand afkomstig zijn van onder het bedrijfspand aan [adres 2] te Raalte. De door de politie aangetroffen hennepplanten op 4 september 2018 waren 75 centimeter hoog. [15] Het is een feit van algemene bekendheid dat de planten al enige tijd in de kwekerij moeten hebben gestaan om deze hoogte te bereiken. In de rapportage van fraude-inspecteur [verbalisant 1] staat opgetekend dat de aangetroffen planten een groeitijd van zeven dagen kenden en een bloeitijd van 49 dagen. [16] Dit gegeven past, wat het tijdsbestek betreft, bij de verklaring van getuige [getuige 1] van het afvalverwerkingsbedrijf dat het zand door verdachte gestort werd in de periode 14 mei 2018 tot en met 29 juni 2018. [17] Het zand diende immers eerst afgegraven te worden, voordat de hennepkwekerij in de verborgen ruimte onder [adres 2] geïnstalleerd kon worden.
Diverse getuigen hebben bovendien verklaard over de aanwezigheid van verdachte, al dan niet in de aanwezigheid van anderen, in of bij de garagebox aan [adres 3] waar de ingang naar de kwekerij werd aangetroffen. Via deze ingang moet de ruimte uitgegraven zijn, nu dit de enige in- en uitgang naar de verborgen ruimte onder [adres 2] betrof.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij vaak twee Armeense jongens, die wonen aan [adres 1] , bij de garagebox zag met een zwart Volkswagen busje. De jongens gingen met het busje de garagebox in en dan werd de deur gesloten. [18]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij sinds februari 2018 woonachtig is aan [adres 4] en dat hij, sinds hij daar woont, zes dagen per week heeft waargenomen dat een zwart busje de garage werd ingereden. Het kenteken van het busje begint met ‘ [getal] ’. [19] Getuige [getuige 1] heeft verdachte herkend van een foto en benoemt dat verdachte het zand bij het afvalverwerkingsbedrijf altijd kwam brengen met een zwarte Volkswagen bus met het kenteken [kenteken] . [20]
Getuige [getuige 4] heeft op 6 september 2018 verklaard dat hij de schoonzoon van de bewoner van [adres 5] (de rechtbank begrijpt: de schoonzoon van [medeverdachte] , te weten verdachte) de laatste vier weken met auto’s heeft zien prutsen bij de garagebox. De donkere Volkswagen van de schoonzoon werd dan voor de garagebox geparkeerd met de laadklep open. [21]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij met enige regelmaat ‘de schoonzoon van de familie’ (de rechtbank begrijpt: verdachte) met een zwart busje bij de garageboxen zag staan. De schoonzoon was vaak spullen aan het in- en uitladen. [22]
Getuige [getuige 6] , werkzaam bij het afvalverwerkingsbedrijf, heeft verklaard dat een man geregistreerd onder de naam van een klussenbedrijf genaamd " [bedrijf] " in de periode half mei 2018 tot eind juni 2018 per keer tweeduizend kilo grond/zand kwam brengen. De man van foto 3 (de rechtbank begrijpt: verdachte) was soms in gezelschap van een ander en soms waren ze met z'n drieën. [23]
Vernieling bedrijfspand, feit 2
De rechtbank is gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte betrokken is geweest bij het afgraven en het afvoeren van het zand. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte geen geloofwaardige verklaring heeft gegeven over de herkomst van de zeer grote hoeveelheid door hem gestort zand.
Door het afgraven en afvoeren van het zand van onder het bedrijfspand, is de vloer onder het eigen gewicht ingezakt. Door zijn handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het bedrijfspand aan [adres 2] zou vernielen, wat zich ook verwezenlijkt heeft. De betonvloer van het bedrijfspand ontleende zijn draagkracht aan het zandbed en de door het uitgraven van het zand onder de fundatie is een onstabiele situatie ontstaan. Er is aldus gemeen gevaar voor het bedrijfspand en goederen ontstaan. De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet is gebleken van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, zodat de rechtbank verdachte daarvan partieel zal vrijspreken. Nu zowel buurtbewoners als getuigen werkzaam bij het afvalverwerkingsbedrijf verklaard hebben over de aanwezigheid van meerdere mannen in en nabij de garagebox en bij de stortingen van het zand, gaat de rechtbank uit van medeplegen.
Hennepkwekerij, feit 1
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om verdachte te veroordelen voor het medeplegen van het kweken van hennep, zoals ten laste is gelegd onder feit 1. Het gegeven dat verdachte verantwoordelijk gehouden moet worden voor het afgraven en afvoeren van een grote hoeveelheid zand van onder het bedrijfspand is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het telen en/of het aanwezig hebben van hennepplanten aldaar.
Diefstal stroom, feit 3
Van enige betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van stroom blijkt onvoldoende uit het dossier, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde onder feit 3.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit is begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 14 mei 2018 tot en met 4 september 2018 te Raalte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een gebouw (te weten een bedrijfspand gelegen aan [adres 2] aldaar), opzettelijk heeft vernield, door
- de gevel van voormeld pand te doorbreken en
- vervolgens de betonvloer van voormeld pand uit te graven,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bedrijfspand en voor goederen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 170 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van een gebouw opzettelijk vernielen, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de stafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte de laatste drie jaar niet met politie en justitie in aanraking is geweest.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Verdachte heeft samen met een of meer anderen een zeer grote hoeveelheid zand onder een bedrijfspand weggegraven en/of afgevoerd. Hierdoor is de betonvloer van het pand verzakt. Het bedrijfspand stond leeg op het moment van de ontdekking van de hennepkwekerij die onder de verzakte vloer was ingericht, maar de eigenaar had plannen om het pand te verhuren aan een basisschool voor de opslag van goederen. Het is een geluk dat de verzakking van de vloer eerder is opgemerkt, zodat er geen ernstige ongelukken hebben plaatsgevonden. De ontstane schade aan het gebouw heeft voor de eigenaar daarvan ook in financiële zin grote gevolgen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij voor dit feit geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op het strafblad van verdachte van
4 juni 2021. De rechtbank heeft er gelet op artikel 63 Sr rekening mee gehouden dat verdachte op 26 april 219 een geldboete is opgelegd voor een verkeersovertreding. De rechtbank heeft als straf verminderende omstandigheid de overschrijding van de redelijke termijn meegenomen.
De rechtbank acht vanwege het hiervoor overwogene een taakstraf van hierna te noemen duur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Enexis B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van
€ 3.742,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Voor de proceskosten wordt een bedrag van € 919,29 gevorderd.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 3 ten laste gelegde feit. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde is begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2 ‘medeplegen van een gebouw opzettelijk vernielen terwijl, daardoor gemeen gevaar voor ……..goederen te duchten is’
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij Enexis B.V. in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Wolting, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.
mr. V. Wolting is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600- 2019165146. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.p. 7
3.p. 81
4.p. 133
5.p. 167
6.een geschrift, te weten een rapport met onderwerp ‘Controle constructieve veiligheid vloer [adres 2] , p. 167-169.
7.p. 81, 82
8.p. 158
9.proces-verbaal van de terechtzitting van 18 januari 2021
10.p. 139
11.proces-verbaal van de terechtzitting van 18 januari 2021, p. 4
12.p. 155
13.p. 155
14.een geschrift, inhoudende een huurovereenkomst, p. 136
15.p. 9
16.een geschrift, inhoudende een aangifteformulier van Enexis van diefstal/verduistering (elektriciteit), opgemaakt door de heer [verbalisant 2] , inclusief bijlagen, p. 74
17.p. 126
18.p. 92
19.p. 102
20.p. 126
21.p. 112
22.p. 124
23.p. 85, 86