4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank eerst feit 2 behandelen, vervolgens feit 1 en ten slotte feit 3.
Onder feit 2 is verdachte tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering van geldbedragen die verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als vermogensbeheerder onder zich had. Het gaat om geldbedragen van de hieronder besproken (rechts)personen.
[naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10]
Op 15 mei 2018 is door de getuige [naam 10] aangifte gedaan ter zake verduistering van zijn vermogen dat hij in beheer heeft gegeven aan verdachte, zijn vermogensbeheerder.Uit deze aangifte en overige stukken in het dossier komt het navolgende naar voren.
In de periode september 2011 tot en met september 2014, heeft verdachte als vermogensbeheerder opgetreden voor [naam 10] , van wie het vermogen was ondergebracht in de buitenlandse rechtspersoon [naam 9] Verdachte was gevolmachtigde voor de bankrekeningen ten name van [naam 9] bij de LGT Bank.
Verdachte heeft in 2014 het vermogen van zijn cliënt [naam 9] op eigen initiatief naar [naam 57] in Panama verplaatst.Toen het geld naar Panama ging is de rechtspersoon [naam 8] opgericht, waarvan [naam 10] de Ultimate Beneficial Owner (hierna: UBO) is. Het vermogen van [naam 9] is overgegaan naar [naam 8] , met een bankrekening bij [naam 57] In de periode van 25 maart 2014 tot 10 januari 2017 was verdachte tekenbevoegd (individueel bevoegd) voor de bankrekening op naam van [naam 8] , met klantnummer 1031.
Door toedoen van verdachte zijn door de LGT bank diverse leningen aan [naam 9] verstrekt (Pledge Loans). [naam 10] was niet op de hoogte van deze leningen.
Na ontvangst van deze leningen hebben meerdere overboekingen en contante opnames
plaatsgevonden ten laste van de bankrekening van [naam 9]
Op 14 oktober 2011 is een bedrag van € 53.000.- overgeboekt naar [naam 58] . [naam 58] is indirect te relateren aan verdachte. Verdachte was namelijk directeur van deze Duitse onderneming.
Op 5 november 2012 is een bedrag van € 67.500.- is overgeboekt naar [naam 43] . [naam 43] is direct te relateren aan verdachte. Verdachte was de (mede) eigenaar van [naam 43] .
Op 6 augustus 2013 is een bedrag van € 315.000,- overgeboekt naar [naam 59] . [naam 59] is een anonieme nummerrekening (bij de Graubündner Kantonalbank) welke rekening is geopend door verdachte.
Op 2 september 2014 is een bedrag van € 6.245.- overgeboekt naar [naam 60] . Bij [naam 60] is een golfkar aangekocht, welke door verdachte naar Dominica is verscheept. Deze golfkar is bij de woning van verdachte is aangetroffen.
In de periode van september 2011 tot en met september 2014 is in totaal een bedrag van
€ 196.980,- contant opgenomen. [naam 10] heeft hier geen toestemming voor gegeven, met uitzondering van een bedrag van € 40.000,- (4 x € 10.000,-).
In het jaar 2016 is [naam 10] de inkeerprocedure gaan volgen bij de Belastingdienst, waarbij hij alsnog zijn buitenlandse vermogen (ondergebracht in de buitenlandse rechtspersonen [naam 9] en van [naam 8] ) heeft aangegeven bij de Belastingdienst. Tijdens deze inkeerprocedure is [naam 10] begeleid door twee advocaten van Hertoghs Advocaten.Voorafgaande aan deze inkeerprocedure heeft [naam 10] verdachte hierover ingelicht. Verdachte was hier niet van gediend, aldus [naam 10] . Verdachte hoopte dat [naam 10] begreep waarom zij deze veilige en unieke weg waren ingegaan (overdracht van LGT Bank naar [naam 57] te Panama) en hij stelde het erg op prijs als de advocaten van Hertoghs Advocaten niet over deze structuur zouden worden geïnformeerd. Volgens verdachte ging het hier namelijk niet om een normale buitenlandse bankrekening, maar was er sprake van een unieke veilige structuur waar niet met derden over gesproken mocht worden. Ook [naam 61] van [naam 57] was niet positief gestemd over de inkeerprocedure van [naam 10] . De naam van [naam 57] zou hierdoor bekend worden bij de Nederlandse staat. Ze liepen niet alleen het risico dat alle klanten van verdachte bekend zouden worden, maar ook dat alle klanten van [naam 57] bekend zouden worden.
Tijdens de inkeerprocedure zijn door Hertoghs Advocaten bij verdachte de stukken met betrekking tot [naam 9] en [naam 8] opgevraagd. Bij deze stukken bevonden zich echter géén documenten met betrekking tot de "Pledge Loans". Nadat Hertoghs Advocaten in contact was gekomen met [naam 57] , was hen gebleken dat wel degelijk "Pledge Loans" waren afgesloten. Van de LGT Bank hebben zij te horen gekregen dat de documenten met betrekking tot deze "Pledge Loans" wel aan verdachte zijn verstrekt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich een totaalbedrag van € 598.725,- (€ 53.000,- + € 67.500,- + € 315.000,- + € 6.245,- + € 196.980,- - € 40.000,-), toebehorende aan [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] , welk geld hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking (als vermogensbeheerder) onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
[naam 11] en/of [naam 12] en/of [naam 13]
Uit de aangifte van [naam 13] en de overige stukken in het dossier komt het navolgende naar voren.
[naam 13] en zijn echtgenote [naam 62] hielden sinds 1984 bij de ABN AMRO Bank in Zwitserland een onbekend geldbedrag aan. Dat geld was afkomstig van een erfenis en werd belegd.Op enig moment werd verdachte hun klantenbegeleider bij de ABN AMRO Bank.Verdachte was gemachtigd het vermogen naar eigen inzicht te beheren met als enige restrictie dat beleggingen/investeringen defensief moesten zijn.
Het vermogen werd ondergebracht in [naam 63] en [naam 12] , waarbij [naam 13] en [naam 62] de UBO’s waren.[naam 11] werd opgericht op 18 april 2007.[naam 12] werd opgericht op 13 november 2009.Op 19 april 2007 heeft directeur [naam 64] namens [naam 63] een rekening geopend bij de LGT Bank in Zürich.
Op 12 oktober 2009 werd [naam 65] de externe vermogensbeheerder en
gevolmachtigde. Verdachte was een werknemer van [naam 65]
In november 2009 werden alle tegoeden, beleggingen en bezittingen van [naam 63] als zekerheid gesteld door [naam 12] , in haar hoedanigheid als schuldenaar ten opzichte van de LGT bank.[naam 64] ondertekende deze overeenkomst. De UBO's [naam 13] en [naam 62] waren onwetend over het bestaan van [naam 12] .
Op 26 november 2012 nam [naam 64] ontslag als directeur van [naam 63] . Toen was [naam 66] alleen directeur en tekenbevoegd.
Op 2 juli 2014 werden [naam 64] en verdachte benoemd tot directeur van [naam 11]
. Zij zijn dan tekenbevoegd voor de onderneming.
Op 15 augustus 2014 werd door [naam 64] bij [naam 57] te Panama een aanvraag gedaan voor de opening van een account op naam van [naam 63] . [naam 64] en verdachte zijn de gemachtigden en tekenbevoegd.
In oktober 2014 werd de zakelijke relatie met [naam 65] en de LGT Bank beëindigd in verband met de overgang naar [naam 57] te Panama.
[naam 63] hield bij de LGT Bank diverse rekeningen aan. Deze werden op 20 januari 2015 gesloten en de saldi werden overgemaakt naar de rekening van [naam 57] bij de EFG Bank (Liechtenstein).
Op 25 oktober 2015 werden de machtigingen van [naam 64] door directeur [naam 66]
ingetrokken.
[naam 61] van [naam 57] te Panama werd op 15 december 2015 de externe vermogensbeheerder van [naam 63] en per 1 januari 2016 ook directeur.
Op 12 januari 2017 werd er bij [naam 57] een beleggingsaccount geopend op naam van [naam 63] . [naam 61] en verdachte zijn hiervoor dan tekenbevoegd.
Er is van de Euro-rekeningen van [naam 63] en [naam 12] in de
periode van juli 2007 tot en met oktober 2014 in totaal een bedrag van € 504.526,27 contant opgenomen dat niet bij de UBO's [naam 13] en [naam 62] terecht is gekomen.[naam 13] heeft over de afschrijvingen van in totaal € 180.900,- van de Euro-rekening ten name van [naam 12] verklaard dat deze hem onbekend zijn.Ten aanzien van de rekeningen van [naam 12] wist [naam 13] niet eens van het bestaan af.Volgens de administratie bij de LGT Bank werd € 118.000,- ten laste van [naam 11] door de externe vermogensbeheerder, zijnde verdachte, opgenomen. Van de resterende
€ 206.526,27 werd niet geregistreerd door wie het opgenomen werd.
Aangezien verdachte steeds de vermogensbeheerder van [naam 63] is geweest houdt de rechtbank het er, bij gebreke van een verklaring van verdachte hierover, voor dat hij in totaal € 324.526,27 (€ 118.000,- + € 206.526,27) ten laste van [naam 11] contant opgenomen heeft.De rechtbank wijst in dit verband nogmaals op hetgeen hiervoor in het kader van de ontvankelijkheid van de officier van justitie is overwogen over de ten onrechte door verdachte gestelde ‘zwijgplicht’.
Er is in juni 2010 een bedrag van € 635.000,- overgemaakt voor de privé aankoop van een motorjacht van het merk Princess 54 Flybridge. Deze overboeking is [naam 13] onbekend.In 2012 werd voor dit motorjacht een Nederlands registratiebewijs [registratiebewijs] afgegeven op naam van verdachte. In 2015 werd het motorjacht te koop aangeboden. Uit bankgegevens van [naam 2] blijkt dat het motorjacht verkocht is door [bedrijf] (NL). [naam 2] ontving op 22 mei 2015 van [bedrijf] een bedrag van € 435.700,-. Op 1 juni 2015 werd vanaf de bankrekening van [naam 2] € 400.000,- overgemaakt naar [naam 43] met de omschrijving "Verkoop Princess 54 Mister J". Verdachte was de (mede) eigenaar van [naam 43] .
Er is in november 2010 een bedrag van € 85.000,- overgemaakt naar [naam 43] voor de privé aankoop van een Mercedes personenauto.Deze overboeking is [naam 13] onbekend.
Er is in maart/juli 2012 een bedrag van € 26.276,16 overgemaakt voor de privé aankoop van houten modelboten. Verdachte had in zijn woning op Dominica houten modelboten staan. Onder de carport van zijn woning op Dominica stonden dozen die in verband kunnen worden gebracht met de dozen die door [website 1] .com worden gebruikt voor de verzending/transport van modelboten.
Er is in september 2012 een bedrag van € 40.000,- overgemaakt naar [naam 58] . Verdachte was directeur van deze Duitse onderneming.Deze overboeking is [naam 13] onbekend.
Er is in de periode van juli 2010 tot en met februari 2015 in totaal € 157.689,- uitgegeven met de Travel Cash Card van [naam 12] . [naam 13] en [naam 62] verklaarden dat zij een Travel Cash Card op het kantoor van de LGT Bank (in Zürich) in ontvangst hebben genomen, maar dat was een kaart op naam van [naam 11] . Deze kaart is echter zeer beperkt gebruikt, omdat [naam 13] en [naam 62] de kaart onprettig vonden in het gebruikOp het ontvangstbewijs van de Travel Cash Card van [naam 12] staat een handtekening die gelijkend is op de handtekening van [naam 13] .[naam 13] heeft deze kaart echter niet in ontvangst genomen, heeft geen opdracht gegeven om de Travel Cash Card te laden en heeft zelf geen geld uitgegeven met de Travel Cash Card van [naam 12] .
Op 3 november 2016 brachten [naam 13] en [naam 62] een bezoek aan de LGT Bank in Zürich. Daar werd hen medegedeeld dat verdachte al geruime tijd niet meer werkzaam was bij de LGT Bank en na 2009 zelfstandig ondernemer was geworden via het platform van [naam 65] Verder kregen zij te horen dat het vermogen van " [naam 11] " niet meer bij de LGT Bank gehouden werd en in 2014 overgegaan was naar Panama.
In september 2017 hadden [naam 13] en [naam 62] een ontmoeting met [naam 61] van [naam 57] uit Panama. Hij deelde hen mede dat zij de economisch gerechtigden (UBO's) waren van [naam 63] met een waardedepot van 1,7 miljoen euro. Dit waardedepot zou echter als zekerheid dienen voor een krediet van 1,7 miljoen euro.
Volgens [naam 61] had verdachte in 2014 contact opgenomen met [naam 57] en in opdracht van [naam 13] en [naam 62] een zakelijke relatie geopend. Hierbij zijn de waardepapieren als ook het kredietcontract door de LGT Bank aan [naam 57] overgedragen.
Op 30 oktober 2017 werd door de Zwitserse advocate U. Lang, namens [naam 13] en [naam 62] , aangifte gedaan ter zake verduistering en/of onrechtmatige zaakwaarneming.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich een totaalbedrag van € 1.448.491,43 (€ 504.526,27 + € 635.000,- + € 85.000,- + € 26.276,16 + € 40.000,- +
€ 157.689,-), toebehorende aan [naam 11] en/of [naam 12] en/of [naam 13] , welk geld hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking (als vermogensbeheerder) onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
[naam 47] en/of [naam 48]
Op 27 september 2018 werd door [naam 48] en [naam 67] ev [naam 21] aangifte gedaan van verduistering van hun vermogen dat ze via de buitenlandse rechtspersoon [naam 47] in beheer hadden gegeven aan hun vermogensbeheerder, verdachte.
Uit deze aangifte en overige stukken in het dossier komt het navolgende naar voren.
De buitenlandse rechtspersoon [naam 47] werd op 26 september 2006 naar het recht van de Commonwealth of Dominica opgericht en is gevestigd op Dominica. Op 26 september 2006 werd [naam 66] aangewezen als directeur van deze rechtspersoon.
Per 2 juli 2014 zijn [naam 64] en verdachte aangewezen als directeur. Vervolgens is per 29 december 2014 verdachte alleen directeur en [naam 66] secretaris. Vanaf 1 januari 2016 is [naam 61] de directeur.In de periode 2007-2009 was verdachte vanuit zijn functie binnen de LGT Bank te Zürich vermogensbeheerder van de [naam 47] Vanaf 12 oktober 2009 trad [naam 65] op als externe vermogensbeheerder van [naam 47] en was zij gemachtigd voor de rekening bij de LGT Bank. Genoemde volmacht werd ondertekend door onder andere [naam 64] .
Per 12 december 2011 werd voor de bankrekening ten name van [naam 47] een volmacht verleend aan de externe vermogensbeheerder [naam 65] , waar verdachte werkte. Deze volmacht werd ondertekend door verdachte alsmede [naam 64] .
Per 4 december 2013 is [naam 66] zelfstandig tekenbevoegd voor de bankrekeningen bij de LGT Bank op naam van [naam 47]Enig aandeelhouder en UBO van [naam 47] zijn [naam 21] en zijn echtgenote [naam 67] . De rechtspersoon [naam 47] heeft in 2014 een bankrekening geopend bij [naam 57] te Panama.
Verdachte heeft diverse leningen afgeslotenbij de LGT Bank voor de [naam 47] :
Op 20 december 2011 werd een lening verstrekt voor een bedrag van € 585.000,-, met een
termijn van 22-12-2011 tot 22-12-2014.
Op 25 februari 2013 werd een lening verstrekt voor een bedrag van € 200.000.-, met een
termijn van 27-02-2013 tot 27-02-2015.
Op 18 oktober 2013 werd een lening verstrekt voor een bedrag van € 150.000.-, met een
termijn van 22-10-2013 tot 22-10-2015.
Op 17 december 2013 werd een lening verstrekt voor een bedrag van € 500.000.-, met een
termijn van 19-12-2013 tot 19-12-2016.
In de periode november 2011 tot en met oktober 2014 zijn verschillende overboekingen c.q. contante opnamen gedaan. Verdachte is ten tijde van de overboekingen als partner, in de rol van vermogensbeheerder, werkzaam geweest bij [naam 65] , welke als gemachtigde van deze bankrekeningen optrad. In de periode van 28 december 2011 tot 5 december 2014 werd op rekeningnummer [nummer 1] " [naam 49] " in totaal
€ 1.789.003,- afgeschreven. Een opvallende transactie betrof een bedrag van in totaal
€ 533.000,- naar [naam 49] BV te [naam 49] .
Er hebben overboekingen plaatsgevonden naar de rechtspersoon [naam 43] die direct
te relateren is aan verdachte alsmede overboekingen naar ondernemingen die in opdracht van verdachte bezig waren met (privé) projecten van [naam 55] op Dominica of in relatie staan tot de aankoop van een motorjacht. Het bedrijf [naam 55] is gerelateerd aan de partner van verdachte, [naam 68] en verdachte zelf.
Tevens hebben verschillende contante opnamen ten laste van deze bankrekening plaatsgevonden.
Voor deze overboekingen en contante opnamen is door de UBO's van [naam 47] , zijnde [naam 21] en [naam 67] , geen toestemming gegeven.
In de periode februari 2012 tot en met juli 2014 werd in totaal € 51.700,- vanaf de rekening
[naam 47] overgeboekt naar [naam 69] , o.a. ten behoeve van het project
[naam 55] op Dominica.
Op 3 april 2014 werd een bedrag van € 12.478,94 vanaf de rekening van de [naam 47] overgeboekt naar Nostalux B.V. ten behoeve van het project [naam 55] op Dominica.
Op 7 mei 2014 en 10 november 2014 werd er een bedrag van respectievelijk € 21.882,92 en
€ 17.378,23 vanaf de rekening [naam 47] overgeboekt naar [naam 70] .
Op 23 september 2014 vonden er twee overboekingen plaats, respectievelijk van € 155.000,-
en € 150.000,- vanaf de rekening [naam 47] naar [naam 71] B.V. ten behoeve van het project [naam 55] op Dominica.
Op 22 oktober 2014 vond een overboeking plaats van € 96.322,30 vanaf de rekening [naam 47] naar [naam 71] B.V. ten behoeve van het project [naam 55] op Dominica.
Op 28 augustus 2012 en 30 oktober 2014 werden twee bedragen van respectievelijk
€ 50.000,- en € 15.000,- vanaf de rekening [naam 47] overgeboekt naar [naam 72] ten behoeve van het project [naam 55] op Dominica.
In de periode 28 augustus 2012 tot en met juli 2014 werd er in totaal € 256.000,- vanaf de
rekening [naam 47] overgeboekt naar [naam 43] , zijnde een onderneming van verdachte.
Op 12 december 2013 en 7 november 2014 vonden twee overboeking plaats van respectievelijk € 365.000,- en € 62.500,- vanaf de rekening [naam 47] naar [naam 1] . Verdachte is nauw betrokken bij [naam 1] .
Op 29 december 2011 werd van de LGT rekening [rekeningnummer 1] (behorende tot portfolio-nummer [nummer 1] " [naam 49] ") een bedrag van € 330.000,- overgeboekt naar [naam 49] B.V., gevestigd aan de [adres 2] . Op 12 maart 2012 werd van de LGT rekening [rekeningnummer 1] (behorende tot portfolio-nummer [nummer 1] " [naam 49] ") een bedrag van € 203.000,- overgeboekt naar [naam 49] B.V., gevestigd te [adres 2] . [naam 49] betreft [naam 49] en vertegenwoordigt het Britse merk in Nederland, waarbij verkoop plaatsvindt van motorjachten.
[naam 21] en [naam 67] waren niet op de hoogte van deze overboekingen en hebben geen toestemming hiervoor gegeven.
In de periode juni 2009 tot en met maart 2014 is in totaal een bedrag van € 230.304,62 contant opgenomen. [naam 21] en [naam 67] hebben hier geen toestemming voor gegeven. Op dit bedrag wordt € 40.000,- (4 x € 10.000,-) en € 662,12 (2009) in mindering gebracht in verband met mogelijk eigen gebruik door [naam 21] en [naam 67] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich een totaalbedrag van € 1.975.904,89 (€ 51.700,- + € 12.478,94 + € 21.882,92 + € 17.378,23 + € 155.000,- +
€ 150.000,- + € 96.322,30 + € 50.000,- + € 15.000,- + € 256.000,- + € 365.000,- + € 62.500,- + € 330.000,- + € 203.000,- + € 230.304,62 – € 40.000,- – € 662,12), toebehorende aan [naam 47] (met als UBO's [naam 21] en [naam 67] ) en/of [naam 21] , welk geld hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking (als vermogensbeheerder) onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
[naam 14] en/of [naam 15] en/of [naam 16] en/of [naam 26] en/of [naam 27] en/of [naam 17] en/of [naam 18] en/of [naam 19]
Uit de aangifte en overige stukken in het dossier komt het navolgende naar voren.
[naam 14] is op 5 juli 2006 opgericht volgens het recht van Commonwealth of
Dominica.[naam 15] is opgericht op 27 augustus 2008 volgens het recht van Commonwealth of Dominica.[naam 16] is op 7 augustus 2007 opgericht volgens het recht van Commonwealth of Dominica.
Vanaf november 2009 is verdachte, namens [naam 65] , tekenbevoegd om te handelen namens [naam 14] , [naam 15] en [naam 16] . De enig aandeelhouder en UBO van [naam 14] en [naam 15] is [naam 17] . Bij [naam 16] waren er naast [naam 17] nog twee andere UBO's te weten, [naam 19] en [naam 18] .
Verdachte heeft bij de LGT Bank leningen afgesloten voor [naam 15] en [naam 16] , waarvan [naam 17] niet op de hoogte was.Op 5 januari 2015 wordt verdachte gemachtigd voor deze bankrekening van [naam 14] .Op 13 oktober 2009 krijgt [naam 65] , waar verdachte werkzaam is, een volmacht voor de bankrekening van [naam 16] .
Op 14 september 2010 is een bedrag van € 211.500,- overgeboekt van de bankrekening van [naam 16] naar [naam 43] . [naam 43] is direct te relateren aan verdachte.
Op 7 februari 2011 is een bedrag van € 155.000,- overgeboekt van de bankrekening van [naam 16] naar [naam 43] .
Op 9 augustus 2013 is een bedrag van € 95.000,- overgeboekt van de bankrekening van [naam 15] naar [naam 43] .[naam 17] was niet op de hoogte van deze overboekingen en heeft geen toestemming hiervoor gegeven.
Op 15 oktober 2012 is een bedrag van € 3.345,32 overgeboekt van de bankrekening van [naam 16] naar [naam 73] .
Tevens hebben verschillende contante opnames ten laste van de bankrekening van [naam 14] plaatsgevonden. Voor deze overboekingen en contante opnames is door de UBO's van [naam 14] , [naam 15] en [naam 16] , géén toestemming gegeven. Het betreffen de volgende uitgaven en contante opnames:
Transactie Benadeelde Datum Bedrag
[naam 14] 29-03-2010 € 11.273,27
[naam 14] 06-04-2010 € 8.650,32
Contante opname [naam 14] 03-05-2010 € 10.050,-
Contante opname [naam 14] 11-07-2014 € 5.025,-
Contante opname [naam 14] 30-10-2014 € 5.025,-
Naast de uitgaven door verdachte die via de Euro-rekening van [naam 16] liepen, is er ook nog een betaling door verdachte gedaan via de USD-rekening van [naam 16] . Het betreft een betaling van $ 139.017,98 aan [naam 50] . Door een overboeking van € 97.963,66 naar de USD-rekening is het tegoed op die rekening verhoogd en kon $ 139.017,98 aan [naam 50] betaald worden.
Uit de bescheiden van de LGT bank blijkt onder andere, dat er in totaal € 80.500,- is overgeboekt naar de Travel Cash Card van [naam 15] . Uit de verklaringen van [naam 17] blijkt dat hij nooit een Travel Cash Card heeft gehad. Een deel van de overboekingen naar de Travel Cash Card is gebeurd in opdracht van verdachte.
Op 25 januari 2012 is een bedrag van € 175.700,- overgeboekt van de bankrekening van [naam 15] naar [naam 58] . [naam 58] is indirect te relateren aan verdachte.
Op 29 augustus 2012 wordt een bedrag van € 16.000,- overgeboekt van de bankrekening van [naam 16] naar [naam 58] . [naam 17] was niet op de hoogte van de overboekingen en heeft geen toestemming hiervoor gegeven.
Op 5 februari 2009 is een bedrag van € 156.000,- overgemaakt naar mr. [naam 74] en op 5 augustus 2009 is een bedrag van € 141.610,- overgemaakt naar [naam 51] .
Op 12 november 2014 is een bedrag van € 65.000,- overgemaakt naar de bankrekening van [naam 2] . Dit bedrag is betaald voor het vervoer van een jacht, Princess type 54. [naam 17] was niet op de hoogte was van deze betalingen en heeft geen toestemming gegeven voor deze betalingen.
In de periode 2009 tot en met 2014 is in totaal € 359.215,51 (€ 100.500,- + € 115.575,- +
€ 10.050,- + € 133.090,51) contant opgenomen.
In 2009 is in totaal CHF 210.000,- contant opgenomen (op 6 februari 2009 CHF 100.000,- en op 16 april 2009 CHF 110.000,-).[naam 17] heeft deze bedragen (met uitzondering van
€ 10.000,-)niet zelf contant opgenomen en heeft hiervoor geen toestemming gegeven.
Verdachte heeft het vermogen van [naam 14] , [naam 15] en [naam 16]
bij de LGT bank op eigen initiatief naar [naam 57] in
Panama verplaatst.
[naam 17] heeft in 2016 de inkeerprocedure bij de Belastingdienst opgestart. Verdachte vond het niets dat [naam 17] ging inkeren.[naam 17] had volgens de gegevens van de inkeerregeling op 1 januari 2016 een vermogen van € 948.433,91 en een schuld van
€ 692.324,12.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich een totaalbedrag van € 1.586.858,08 (€ 211.500,- + € 155.000,- + € 95.000,- + € 3.345,32 + € 11.273,27 + € 8.650,32 + € 10.050,- + € 5.025,- + € 5.025,- + € 97.963,66 + € 80.500,- + € 175.700,- + € 16.000,- + € 156.000,- + € 141.610,- + € 65.000,- + € 359.215,51 - € 10.000,-) en 210.000 Zwitserse Frank, toebehorende aan [naam 14] en/of [naam 15] en/of [naam 16] en/of [naam 17] en/of [naam 18] en/of [naam 19] , welk geld hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking (als vermogensbeheerder) onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Van de bedrijven [naam 26] en [naam 27] is niet gebleken dat zij op enigerlei wijze bij voorgaande betrokken waren, zodat verdachte van verduistering van geld van deze bedrijven zal worden vrijgesproken.
[naam 20] en/of [naam 21]
Op 29 augustus 2018 werd door [naam 21] aangifte gedaan terzake verduistering van haar vermogen wat zij sinds de jaren 2001 in beheer had gegeven aan verdachte als haar vermogensbeheerder.
Uit deze aangifte en overige stukken in het dossier komt het navolgende naar voren.
Het vermogen was via [naam 20] in beheer gegeven bij verdachte of ondernemingen waar verdachte werkzaam voor was.
Verdachte beheerde het vermogen eerst vanuit de ABN Amro Bank en vervolgens vanuit de LGT Bank, [naam 65] en als laatste vanuit [naam 20] , alwaar hij het vermogen heeft ondergebracht bij [naam 57]
Om het liquide vermogen van [naam 21] van de LGT Bank naar [naam 20] / [naam 57] over te boeken heeft verdachte aangegeven dat dit niet rechtstreeks kon, maar dat het via een onderneming moest worden overgeboekt. [naam 21] geloofde en vertrouwde verdachte volkomen en heeft er toen mee ingestemd dat het geld vanuit de LGT Bank eerst zou worden overgeboekt naar de rekening van [naam 43] , om vervolgens overgeboekt te worden naar [naam 57] te Panama. [naam 21] kent de onderneming [naam 43] als zijnde een onderneming van verdachte. [naam 21] zegt hiertoe een Duitstalige brief te hebben ondertekend. Tijdens het verhoor werd [naam 21] een betalingsopdracht, nummer 37668199 getoond, waaruit blijkt dat zij opdracht geeft om € 150.000,- over te boeken naar [naam 43] . Dit document is op 18 september 2014 te Turnhout ondertekend met een op die van [naam 21] gelijkende handtekening. [naam 21] geeft aan dit document niet te kennen. Wel geeft [naam 21] aan dat zij toestemming voor de betaling van de € 150.000,- aan [naam 43] gaf, er van uitgaande dat dit geld doorgeboekt zou worden naar [naam 57] te Panama.
Vanaf 2016 werd het moeilijk om contact te krijgen met verdachte. Het laatste contact dateert van maart 2016. Toen heeft [naam 21] een vermogensoverzicht ontvangen waarop een bedrag stond van € 539.567,46, terwijl zij in december 2015 nog contact heeft gehad met de heer [naam 61] van [naam 57] die aangaf dat het vermogen van [naam 20] € 293.149,04 bedroeg.
Sinds eind 2016 kreeg [naam 21] geen contact meer met verdachte. Zij is hierop nog naar Zwitserland gereden, maar heeft geen contact meer gekregen met verdachte. Begin 2017 heeft [naam 21] telefonisch contact gehad met de heer [naam 61] van [naam 57] Toen bleek dat er grote problemen waren.
Door [naam 21] is tijdens het verhoor een kopie verstrekt van het vermogensoverzicht dat zij had gekregen van verdachte. Het betrof hier een "Vermoegensverzeichnis per 11.03.2016” van [naam 20] , Partnernummer 1061. Volgens dit overzicht moest er een vermogen zijn van € 539.567,46. Door het onderzoeksteam van de politie is onderzoek gedaan naar het verstrekte vermogensoverzicht. Uit dit onderzoek blijkt dat het vermogen van [naam 20] bij [naam 57] op 29 februari 2016 € 261.899,35 bedroeg en op 31 maart 2016 € 262.810,11.
Verdachte heeft het vermogensoverzicht d.d. 11 maart 2016 van [naam 20] valselijk opgemaakt en is door hem gebruikt om een hoger rendement vermogen dan in werkelijkheid van [naam 20] aan de UBO [naam 21] voor te spiegelen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich een totaalbedrag van € 150.000,-, toebehorende aan [naam 20] en/of [naam 21] , welk geld hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking (als vermogensbeheerder) onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
[naam 22] en/of [naam 53] en/of [naam 23] en/of [naam 24] en/of [naam 25]
Op 22 augustus 2018 werd door [naam 23] , mede namens [naam 24] en [naam 25] aangifte gedaan terzake verduistering van het vermogen wat verdachte in beheer had gekregen.
Uit deze aangifte en overige stukken in het dossier komt het navolgende naar voren.
Verdachte beheerde het vermogen van eerst de vader van aangevers en later van aangevers.
Verdachte beheerde het vermogen eerst vanuit de ABN Amro Bank en daarna vanuit de LGT Bank, [naam 65] en als laatste vanuit [naam 22] ., alwaar hij het vermogen heeft ondergebracht bij [naam 57]
[naam 53] werd op 26 augustus 2008 te Commonwealth of Dominica opgericht door [naam 66] . [naam 25] was de UBO van [naam 53] . Verdachte was de vermogensbeheerder. [naam 53] hield een Euro- en een Zwitserse Franken-rekening aan bij de LGT Bank. [naam 22] werd opgericht op 19 mei 2006 naar het recht van de Commonwealth of Dominica. Op 2 juli 2014 werd de board of directors gevormd door [naam 64] en verdachte.Volgens een brief van LGT Bank aan [naam 57] d.d. 22 augustus 2014 zijn de accounthouders [naam 23] , [naam 24] en [naam 25] . Volgens opgave van [naam 57] zijn per l5 augustus 2014 [naam 23] en [naam 24] de UBO's van [naam 22] .
Medio januari 2008 is vanaf de rekening (2211463) van [naam 22] een bedrag van
€ 70.000,- naar [naam 43] overgemaakt met als omschrijving Mercedes-Benz G 55 AMG. [naam 23] verklaarde hiervan niets te weten. Aangevers herkenden wel de handtekeningen maar zeggen deze niet te hebben getekend. Getuige [naam 23] is niet bekend met [naam 43] .
Voorts weten aangevers niets van een tweetal kasopnames vanaf de rekening van [naam 22] bij de LGT Bank, te weten:
- 14 mei 2007 € 30.075,-
- 23 mei 2007 € 30.075,-.
De rechtbank acht het gezien zijn verklaring van 4 februari 2020 niet uit te sluiten dat [naam 24] op of rond 14 mei 2007 een bedrag van in totaal € 30.000,- van verdachte heeft ontvangen, zodat dit bedrag op bovenstaande in mindering wordt gebracht.
[naam 23] heeft verklaard dat zij op een gegeven moment wilden inkeren, maar dat verdachte hen dit sterk afraadde omdat ze dan grote problemen zouden krijgen.
De gebroeders [achternaam] hebben verklaard alle drie over een Travel Cash Card beschikt te hebben. Ook hebben zij verklaard niets te weten van [naam 53] . De rechtbank gaat er aldus van uit dat de gebroeders [achternaam] in ieder geval niet over een Travel Cash Card op naam van [naam 53] hebben beschikt.Op 17 september 2008 zijn twee ontvangstbewijzen van een Travel Cash Card afgegeven te Zürich. Er staan handtekeningen op van (vermoedelijk) verdachte en [naam 25] .In de periode van 22 september 2008 tot 3 april 2013 werd € 69.600,57 met de Travel Cash Card uitgegeven.Er vonden vanaf de LGT bankrekening op naam van [naam 53] twee contante opnamen plaats van in totaal € 100.375,-.
Uit de verklaringen van de gebroeders [achternaam] blijkt dat zij van verdachte contant geld ontvingen, maar dat dat bedrag, op een enkele uitzondering na, nooit hoger was dan
€ 10.000,- en later € 6.000,-. De gebroeders [achternaam] kenden het bestaan van [naam 53] niet. Nu verdachte de beschikking had over de gelden als vermogensbeheerder, kan het niet anders dan dat verdachte degene is geweest die de uitgaven met de Travel Cash Card en de contante opnames heeft gedaan.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich een bedrag van
€ 100.150,- (€ 70.000,- + € 30.075,- + € 30.075,- - € 30.000,-) en € 169.975,57, toebehorende aan [naam 22] en/of [naam 53] en/of [naam 23] en/of [naam 24] en/of [naam 25] , welk geld hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking (als vermogensbeheerder) onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
[naam 28] en/of [naam 29]
Op 25 september 2018 werd door [naam 29] aangifte gedaan terzake verduistering van het vermogen dat zij in beheer had gegeven aan verdachte. Uit deze aangifte en overige stukken in het dossier komt het navolgende naar voren.
Verdachte beheerde haar vermogen via [naam 28] . [naam 29] heeft verklaard dat zij de naam van de Ltd heeft bedacht, maar verder weet zij niets van de oprichting van [naam 28] .
Aan [naam 29] is een kopie van een overboeking van € 92.000,- voorgehouden, te weten een overboeking van [naam 28] naar [naam 43] op 26 oktober 2011, voorzien van de handtekening van [naam 29] . Ze heeft verklaard dat het haar handtekening is, maar het formulier nooit te hebben gezien. [naam 29] kan zich ook niet herinneren dit document op 26 september 2011 in Amsterdam te hebben ondertekend en heeft hiertoe ook geen opdracht gegeven.[naam 43] is een bedrijf van verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich een totaalbedrag van € 92.000,-, toebehorende aan [naam 28] en/of [naam 29] , welk geld hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking (als vermogensbeheerder) onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Aan [naam 29] is ook nog een drietal kasopnames getoond vanaf de rekening van [naam 28] , te weten op 29 november 2013 een kasopname van € 8.040,-, op 17 januari 2014 van € 6.030,- en op 09 mei 2014 van € 5.025,-. [naam 29] heeft verklaard dat het niet haar handtekening is op de documenten, waarbij ze aangeeft een speciale "G" te hebben en die wijkt nu af. Nu [naam 29] echter heeft aangegeven dat zij wel eens geld heeft ontvangen van verdachte, acht de rechtbank verduistering van die kasopnames niet wettig en overtuigend bewezen.
[naam 32] en/of [naam 52] en/of (ervan van) [naam 33]
[naam 31] heeft op 26 september 2018 aangifte gedaan terzake verduistering namens de erfgenamen van [naam 33] , zijnde haar vader, van het vermogen van haar vader dat via [naam 32] in beheer was gegeven bij verdachte. Uit deze aangifte en overige stukken in het dossier komt het navolgende naar voren.
Op 9 februari 2007 is door verdachte, namens [naam 33] , een rekening geopend bij de LGT Bank Zurich, nummer [nummer 2] t.n.v. [naam 52] . Op 28 maart 2008 is een rekening geopend bij de LGT Bank Zurich, nummer [nummer 3] , onder de naam [naam 32] . Het vermogensbeheer van beide ondernemingen wordt in oktober 2009 ondergebracht bij [naam 65] in Zwitserland, alwaar verdachte op dat moment in dienstbetrekking was. Medio augustus 2014 wordt [naam 57] de nieuwe vermogensbeheerder van [naam 32] . De onderneming [naam 52] komt niet voor bij [naam 57] in Panama. Vermoedelijk was [naam 52] een zogenaamde pledge loan Ltd en is na beëindiging van de relatie bij de LGT Bank eerst verrekend met [naam 32] . Vervolgens is alles bij [naam 57] ondergebracht bij [naam 32] .
Uit de gegevens van het rechtshulpverzoek Panama blijkt dat er door verdachte op 3 oktober
2014 een pledge loan overeenkomst is afgesloten tussen [naam 32] en [naam 57]
en getekend door vermoedelijk verdachte. Uit het bankafschrift van [naam 57]
d.d. 28 februari 2018 is op te maken dat er op naam van [naam 32] , klantnummer 1072, accountnummer [nummer 4] , een pledge loan / lening is gevestigd van € 309.101,52.
Deze pledge loan/lening is vermoedelijk al in 2008 ontstaan bij de LGT Bank in Zurich. Op
Kontoauszug van de LGT Bank t.n.v. [nummer 3] [naam 32] is te lezen dat er op 7 april 2008 een lening ontstaat van CHF 300.000,-. Met dit geld wordt op 23 april 2008 geïnvesteerd in [naam 75] , hetgeen staat voor [naam 75] , zijnde een belegging c.q. investeringsproject voor olie velden in Colombia. Hier was verdachte als investeerder bij betrokken.
[naam 31] heeft verklaard dat zij zich niet kon voorstellen dat haar vader toestemming zou hebben gegeven voor een lening, omdat hij fel tegen leningen was. Uit haar verklaring blijkt voorts van ontwijkend en geheimzinnig gedrag van verdachte in het latere contact met [naam 33] en na diens overlijden met [naam 31] . Zo mocht met niemand worden gesproken over de ‘letter of wishes’ van [naam 33] , kwam verdachte in latere jaren de afspraken met [naam 33] niet meer na en overlegde hij geen afschriften meer en zei hij tegen [naam 31] naar aanleiding van haar bericht over het overlijden van haar vader, haar te zullen treffen in oktober 2015, waarna hij niet kwam opdagen en enkele maanden later op haar verzoek terugbelde met de mededeling dat de stukken pas in juli 2016 geopenbaard mochten worden.
Gelet op het voorgaande en de overeenkomsten tussen de hier gebruikte (pledge loan) constructie en die bij de andere aangevers in dit dossier, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich een totaalbedrag van € 309.101,52, toebehorende aan [naam 32] en/of [naam 52] en/of (erven van) [naam 33] , welk geld hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking (als vermogensbeheerder) onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
[naam 30] en/of [naam 31]
heeft op 26 september 2018 aangifte gedaan ter zake verduistering en valsheid in geschrifte met betrekking tot het vermogen hetgeen zij via [naam 30] ter belegging in beheer had gegeven aan verdachte.
Uit deze aangifte en overige stukken in het dossier komt het navolgende naar voren.
[naam 31] had volgens haar verklaring ongeveer € 181.000,- bij een bank staan als appeltje voor de dorst. Verdachte trad als vermogensbeheerder op. [naam 31] heeft via [naam 61] te horen gekregen dat er nog € 121.000,- aan vermogen over was.
Naar het oordeel van de rechtbank is het niet wettig en overtuigend bewezen dat de daling van het vermogen van € 60.000,- veroorzaakt is door het verduisteren van geld door verdachte, omdat er sprake kan zijn van een beleggingsrisico dan wel van gemaakte kosten. Het dossier geeft geen inzicht in eventuele opnamen of overboekingen. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit gedachtestreepje vrijspreken.
[naam 34] en/of [naam 35] en [naam 36]
Op 7 september 2018 en 3 oktober 2018 werd door respectievelijk [naam 35] en [naam 36] aangifte gedaan ter zake verduistering van het vermogen dat via [naam 34] in beheer was gegeven aan verdachte. Uit deze aangifte en overige stukken in het dossier komt het navolgende naar voren.
[naam 34] werd opgericht op 31 januari 2007 naar het recht van de Commonwealth of Dominica. Per 2 juli 2014 werd de board of directors gevormd door [naam 64] en verdachte. Per 29 december 2014 was alleen verdachte nog directeur.
In de periode van 26 februari 2007 tot en met 11 november 2014 vonden 43 contante opnamen plaats van de Euro-rekening van [naam 34] . In totaal werd in die periode € 410.833,47 contant opgenomen. [naam 35] heeft verklaard nooit meer dan
€ 50.000,- van verdachte te hebben ontvangen. [naam 36] heeft verklaard dat hij eenmalig een contant bedrag van € 9.000,- van verdachte gehad heeft.
Derhalve is € 351.833,47 (€ 410.833,47 - € 9.000,- - € 50.000,-) niet bij [naam 35] en [naam 36] terecht gekomen.
Uit de verklaringen van [naam 36] en [naam 35] is gebleken dat zij beiden geen Travel Cash Card hadden. In de periode van 22 oktober 2009 tot 5 maart 2015 werd er € 9.893,84 (€ 10.000,- - € 106,16) met de Travel Cash Card uitgegeven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich een totaalbedrag van € 361.727,31 (€ 351.833,47 + € 9.893,84), toebehorende aan [naam 34] en/of [naam 35] en [naam 36] , welk geld hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking (als vermogensbeheerder) onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
[naam 39] en/of [naam 40]
Op 24 oktober 2018 heeft [naam 40] aangifte gedaan terzake verduistering van het vermogen dat zij in beheer had gegeven aan verdachte als haar vermogensbeheerder. Uit deze aangifte en overige stukken in het dossier komt het navolgende naar voren.
De echtgenoot van [naam 40] had zijn vermogen in beheer gegeven bij eerst de ABN Amro bank en later via verdachte bij de LGT Bank in Zurich. Verdachte beheerde het vermogen vanuit de LGT Bank, vervolgens via [naam 65] en als laatste vanuit [naam 39] , alwaar hij het vermogen heeft ondergebracht bij [naam 57] [naam 40] weet niets van de oprichting [naam 39] ; wel blijkt uit stukken dat zij de UBO is. [naam 39] werd opgericht op 14 maart 2011 naar het recht van de Commonwealth of Dominica. Op 2 juli 2014 werd de board of directors gevormd door [naam 64] en verdachte. Per 29 december 2014 was alleen nog verdachte directeur.
Verdachte heeft diverse betalingsopdrachten verricht, te weten € 53.000,- op 23 januari 2013,
€ 13.650,- op 4 augustus 2014 en € 9.917,36 op 23 september 2014. [naam 40] heeft verklaard dat de handtekeningen op het document niet haar handtekeningen zijn en hiertoe geen opdracht heeft gegeven.
Vanaf de rekening van [naam 40] hebben de volgende overboekingen plaatsgevonden: een overboeking van € 62.500,- op 13-02-2012 en een overboeking van € 8.500,- in 2016 vanaf [naam 39] naar [naam 43] . [naam 40] heeft verklaard hiervoor geen toestemming te hebben gegeven en hiervan niets te weten.
[naam 43] is een onderneming gevestigd in Zwitserland waarvan verdachte aandeelhouder/directeur is.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte bovenstaande geldbedragen zich zonder toestemming van de eigenaar heeft toegeëigend.
Getuige [naam 40] heeft voorts verklaard dat zij voor de geldopnames van € 9.000,- op 21 juni 2013, € 20.000,- op 3 juli 2013 en € 50.250,- op 23 april 2012 geen toestemming heeft gegeven en niet haar handtekening heeft gezet.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich een bedrag van
€ 226.817,36 (€ 53.000,- + € 13.650,- + € 9.917,36 + € 62.500,- + € 8.500,- + € 9.000,- +
€ 20.000,- + € 50.250,-), toebehorende aan [naam 39] en/of [naam 40] , welk geld hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking (als vermogensbeheerder) onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Medeplegen
Verdachte verduisterde voornoemde geldbedragen onder meer door het geld onder te brengen bij diverse rechtspersonen met bijbehorende rekeningen. De rekeningen werden steeds geopend door [naam 64] . Van de rechtspersonen werd [naam 66] steeds eerst directeur en vervolgens werd verdachte directeur. De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze gang van zaken de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan.
Toerekening
Nu verdachte al dan niet met zijn mededaders het geld van aangevers beheerde en zich een gedeelte van dat geld ook wederrechtelijk toe-eigende via overboekingen naar diverse bedrijven gerelateerd aan verdachte, houdt de rechtbank het er, bij gebreke van een andersluidende verklaring van verdachte, voor dat hij zich ook het geld van contante opnames en uitgaven met diverse Travel Cash Cards heeft toegeëigend.
Aard van de ondernemingen
Tot slot overweegt de rechtbank nog dat de ondernemingen van de cliënten en de constructies die zijn gebruikt het enkele doel hadden de natuurlijk persoon die eigenaar van het geld is en de herkomst van dat geld te verhullen. Daarin kan derhalve geen uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid voor verdachte worden gevonden.
Onder feit 1 wordt verdachte verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan het witwassen van diverse geldbedragen.
De rechtbank is van oordeel dat er geen rechtstreeks en concreet verband valt te leggen tussen de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en bepaalde door de verdachte of een ander begane misdrijven.
Indien een dergelijke situatie zich voordoet, kan witwassen desalniettemin bewezen worden verklaard, wanneer komt vast te staan dat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Om daartoe te kunnen concluderen moet het Openbaar Ministerie een ernstig vermoeden van witwassen aantonen. Als dit ernstig vermoeden wordt aangetoond, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Als de verdachte een zodanige verklaring geeft moet het Openbaar Ministerie daarnaar vervolgens onderzoek doen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Bij feit 1 onder A. wordt verdachte verweten het witwassen van geldbedragen voor cliënten die vermoedelijk actief zijn in het criminele milieu. De rechtbank zal de onder A. genoemde cliënten hieronder bespreken.
Per 2 juli 2014 is verdachte directeur van de op 3 mei 2011 opgerichte rechtspersoon [naam 1] .is per 13 oktober 2014 enig aandeelhouder en UBO van [naam 1] .Middels deze rechtspersoon beheerde verdachte geld voor [naam 2] .
[naam 2] heeft in september 2014 een referentiebrief aangevraagd bij de ABN Amro bank voor het openen van een zakelijk account.[naam 2] is op 23 september 2014 met de benodigde papieren naar verdachte in Zwitserland gegaan.In oktober 2014 wordt bij [naam 57] in Panama een bankrekening geopend ten name van [naam 1] .
Uit e-mails van begin september 2014 tussen verdachte en [naam 61] van [naam 57] te Panama, blijkt dat verdachte een klant heeft (de rechtbank leidt uit het dossier af dat deze klant [naam 2] betreft) die in de internationale Yachting wereld werkt en altijd veel contant geld heeft. De klant wil 8.000 x € 500,- biljetten storten in een trust en dit minimaal 13 jaar door hen laten beheren. Als blijkt dat het om een contante storting gaat van 4 miljoen euro, geeft [naam 61] aan dat de depotbank EFG Bank von Ernst verdachte niet kan helpen.
Volgens [naam 61] zou [naam 76] nog verschillende mogelijkheden hebben.In een e-mail van 17 november 2014 van verdachte aan [naam 76] staat vermeld dat er een bedrag van € 4 miljoen, van [naam 1] , via 3 overboekingen zal worden overgeboekt:
- € 500.000,- via Emirates NBD Bank, Dubai;
- € 1.500.000,- via HSBC HongKong;
- € 2.000.000,- via Barclays Bank Schweiz.
In december 2014 wordt een bedrag van € 500.000,- overgemaakt naar de bankrekening van [naam 1] bij [naam 57] te Panama. Dit bedrag, welke afkomstig is van de Emirates NBD Bank PJSC, ten name van [naam 77] , gevestigd te Dubai, wordt geretourneerd. Ook een overboeking van een bedrag van € 333.688,- (ook afkomstig vanuit Dubai) wordt niet geaccepteerd en automatisch naar de afzender teruggestuurd. Nadat deze bedragen zijn geretourneerd dan wel niet geaccepteerd, wordt de rekening van [naam 1] bij [naam 57] te Panama gesloten.
Verdachte wilde in februari 2015 voor [naam 2] een RAK Offshore bedrijf oprichten en had hiervoor contact met [naam 78] . [naam 78] gaf door welke documenten hier allemaal voor noodzakelijk waren en zou verdachte helpen bij het openen van een bankrekening. Verdachte gaf aan dat de naam van de onderneming [naam 1] zal zijn, dat hij aandeelhouder/directeur was en de uiteindelijke belanghebbende [naam 2] was.Op 9 juni 2015 is de rechtspersoon [naam 1] (RAK Offshore) te Dubai opgericht.
In e-mailberichten van 19, 20 en 21 oktober 2015 bespreken verdachte en [naam 78] een geldoverdracht. In de e-mailberichten staat het volgende: "Delivered are € 4.000.000,- + 12% € 480.000,-","The 2,5% is to be realised once all dues are with [naam 1] , i.e. we will not transfer the final amount. I would ask that [naam 79] reverts on the Euro 4m vs. Euro 4.48"en "Please note that the customer brought € 4.480/- (€ 4mio + 12%) to your person as agreed. I don't know his name!"
[naam 1] heeft van september 2015 tot juli 2016 een bankrekening bij de Mashreq Bank te Dubai. Op deze rekening worden bedragen van in totaal € 3.498.997,20 gestort.
In juli 2016 wordt de bankrekening ten name van [naam 1] bij de Mashreq Bank, op verzoek van de Mashreq Bank, gesloten. De obligaties op de bankrekening van [naam 1] worden verkocht. Dit bedrag wordt, samen met het resterende bedrag op de bankrekening, overgemaakt naar een nieuwe bankrekening ten name van [naam 1] bij de Emirates Investment Bank te Dubai, welke op verzoek van verdachte is geopend. In totaal wordt een bedrag van € 390.222,86 en $ 935.392,84 overgemaakt van de Mashreq Bank naar de Emirates Investment Bank.
Nadat de bankrekening ten name van [naam 1] in juli 2016 bij de Emirates Investment Bank is geopend (en gevoed), vinden wederom meerdere overboekingen vanaf deze bankrekening plaats.Uit het dossier blijkt dat in totaal een bedrag van € 2.135.900,- (= € 800.000,- + € 789.900,- + € 546.000,-) en $ 105.000,- (= $ 60.000,- + $ 45.000,-) ten laste van [naam 1] wordt overgeboekt naar [naam 43] te Zwitserland. [naam 43] is een rechtspersoon welke direct aan verdachte is te relateren. Voorts blijkt dat een bedrag van in totaal $ 82.500,- ten laste van [naam 1] wordt overgeboekt naar [naam 55] . [naam 55] is een rechtspersoon welke direct dan wel indirect is te relateren aan [naam 68] , de partner van verdachte.
Op 21 februari 2017 heeft [naam 2] een brief geschreven naar verdachte met het verzoek
€ 50.000,- op te kunnen nemen van de “kleine rekening”.Verdachte geeft aan dat dit een probleem is, omdat het geld vast staat, maar boekt op 6 april 2017 € 25.000,- over op de ABN Amro bankrekening ( [rekeningnummer 2] ) ten name van [naam 2] . Het bedrag is afkomstig van een bankrekening ten name van verdachte (Migros bank te Zwitserland). Bij de omschrijving van deze transactie staat 'lening' vermeld.
Tijdens zijn aanhouding is onder andere een aktetas van verdachte in beslag genomen. In deze aktetas bevond zich een enveloppe met de volgende vermogensoverzichten:
1. Vermoegensverzeichnis per 31.03.2018”, ten name van [naam 1] ,
partnernummer 1061, totaal bedrag € 4.490.368,73;
2. “ Vermoegensverzeichnis per 31.03.2018”, ten name van [naam 1] ,
partnernummer 1062, totaal bedrag € 480.402,52.
Bij de geldbedragen onder A. genoemd bij [naam 2] geldt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van een ernstig vermoeden van witwassen. Een aantal witwastypologieën is hier namelijk van toepassing.
Er is sprake van grote contante geldbedragen. Het vervoeren van die hoeveelheden chartaal geld is zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in diverse valuta. Het gaat bovendien om biljetten van € 500,-, die in het reguliere betalingsverkeer niet of nauwelijks voorkomen.
De onder A. genoemde geldbedragen staan ook niet in verhouding tot de bij de rechtbank bekende inkomsten van [naam 2] . Uit gegevens verstrekt door de Belastingdienst blijkt dat er ten aanzien van [naam 2] geen gegevens bekend zijn met betrekking tot box 3 vermogen. Ook blijkt uit de gegevens verstrekt door de Belastingdienst dat geen buitenlands vermogen is opgegeven. Op grond van de legale inkomsten van [naam 2] kan het bedrag van
€ 4.480.000,- niet worden verklaard.Voorts kan uit analyse van de bankrekeningen van [naam 2] dit bedrag niet worden verklaard.
Voorts blijkt uit de justitiële documentatie van [naam 2] dat hij weliswaar geen antecedenten heeft, maar in het lopende onderzoek 26Barberton wordt [naam 2] wel verdacht van het plegen van valsheid in geschrift, strafbaar gesteld bij artikel 225 Sr, alsmede van deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk het plegen van misdrijven waaronder het valselijk opmaken van facturen. [naam 2] heeft verder veelvuldig contact met onder meer [naam 92] . [naam 92] heeft antecedenten op het gebied van onder meer de Opiumwet (synthetische drugs), de Wet wapens en munitie en opzetheling.
Op 7 oktober 2008 werd [naam 3] te Commonwealth of Dominica opgericht. De UBO is [naam 4] . Verdachte was in de periode van 2007 - 2009 als vermogensbeheerder werkzaam bij de LGT Bank te Zürich. Op 25 oktober 2008 heeft directeur [naam 64] namens [naam 3] , onder het klantnummer [nummer 5] , een investeringsrekening geopend bij de LGT Bank in Zürich.
Op 10 februari 2010 werd [naam 65] de externe vermogensbeheerder van [naam 3] . Van 2009 tot begin 2015 was verdachte als vermogensbeheerder werkzaam bij [naam 65] te Zürich.
Uit de bankmutaties van de LGT Bank bleek dat de eerste inleg op 3 december 2008 plaats vond. Er werd € 100.000,- contant op de rekening gestort. Op 17 juni 2011 werd € 6.000,- contant op de rekening gestort.
Op 17 december 2014 werd het vermogen van [naam 3] bij de LGT Bank in
Zwitserland overgeboekt naar een rekening van [naam 57] bij de EFG Bank von Ernst in Liechtenstein.
Het saldo op de rekening werd in 2008 en 2009 gebruikt voor drie kortlopende deposito's
(Truehandanlagen van 2 tot 3 maanden). In 2011 werden er obligaties van de LGT aangekocht.
Deze werden eind 2014 verkocht. Met deze beleggingen in deposito's en obligaties werd een kleine winst gemaakt. Echter door de afschrijvingen van bankkosten en de fees voor [naam 80] , [naam 80] en [naam 65] teerde het vermogen in.
Van de (contante) inleg van in totaal € 106.000,- was op 17 december 2014 nog € 88.522,25 over.
Vanaf 2015 werd het vermogen van [naam 3] door [naam 57] belegd. Het vermogen bedroeg op 22 mei 2018 € 65.059,78.
Verdachte bleef tot 2017 betrokken bij het vermogensbeheer. Op 17 juni 2017 is, bij het sorteercentrum van Post NL in Amsterdam, een poststuk, welke is gericht
aan [naam 2] , onderschept en uitgeleverd. In het poststuk bevonden zich de volgende vermogensoverzichten van buitenlandse rechtspersonen per 31 maart 2017:
(…)
"Vermoegensverzeichnis per 31.03.2017' ten name van [naam 3] ,
Partnernummer: 1070-1814, met een totaal bedrag van € 68.352,97;
"Vermoegensverzeichnis per 31.03.2017' ten name van [naam 3] 2,
Partnernummer: [naam 5] 1062, met een totaal bedrag van € 260.604,18.
Het totaalbedrag van [naam 3] bedraagt € 328.957,15 (= € 68.352,97 +
€ 260.604,18) wat ongeveer aansluit bij het bedrag genoemd in het telefoongesprek dat verdachte met [naam 2] had, waarin verdachte zegt: "Voor die andere, dat zit net iets lager. Niet... drie drieëndertig haalt hij niet hoor."
Verder zegt verdachte, in hetzelfde telefoongesprek, het volgende tegen [naam 2] :
" Maar hij draait in een uh.. Hij draait in een groot deel, in een groot deel draait hij met jullie mee nu."
(…) "Ja maar ik bedoel, hij draait in jullie, in jullie pot voor een groot deel mee, niet met alles want dat kon ik net niet voor elkaar krijgen maar wel met een groot deel."
Hieruit blijkt dat verdachte nog betrokken was met het beleggen van het geld van [naam 4] .
Tijdens zijn aanhouding is onder andere een aktetas van verdachte in beslaggenomen. In deze aktetas bevond zich een enveloppe met de volgende vermogensoverzichten:
(…)
3. “ Vermoegensverzeichnis per 31.03.2017”, ten name van [naam 3] ,
partnernummer 1070-1814, totaal bedrag € 68.352,97;
4. “ Vermoegensverzeichnis per 31.03.2018”, ten name van [naam 3] 2,
partnernummer [naam 5] 1062, totaal bedrag € 272.343,16.
Bij de geldbedragen onder A. genoemd bij [naam 4] geldt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van een ernstig vermoeden van witwassen. Een aantal witwastypologieën is hier van toepassing.
Er is sprake van grote contante geldbedragen. Het vervoeren van die hoeveelheden chartaal geld is zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in diverse valuta.
De onder A. genoemde geldbedragen staan ook niet in verhouding tot de bij de rechtbank bekende inkomsten van [naam 4] . Uit de door de Belastingdienst verstrekte gegevens over de jaren 2012 tot en met 2018 bleek dat [naam 4] in die periode alleen inkomen heeft genoten uit de eenmanszaak [naam 4] Handelsonderneming, geen loon uit een dienstbetrekking heeft gehad, niet betrokken is bij een buitenlandse onderneming en geen bank- en spaartegoed in het buitenland heeft aangegeven.
Voorts blijkt uit de justitiële documentatie van [naam 4] dat hij antecedenten heeft op het gebied van (poging zware) mishandeling, oplichting, doodslag en overtredingen inzake het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens. [naam 4] komt veelvuldig voor in het informatiesysteem van politie. Hij is meerdere keren door de politie gecontroleerd en/of aangesproken, onder andere op parkeerplaatsen bij restaurants, waarbij hij in gezelschap verkeerde van personen met criminele antecedenten.
Verdachte was in de periode van 2007 - 2009 als vermogensbeheerder werkzaam bij de LGT
Bank te Zurich. Van 2009 tot begin 2015 was hij als vermogensbeheerder werkzaam bij [naam 65] te Zürich.
Op 6 maart 2007 wordt [naam 6] opgerichten eind 2007 blijkt dat het vermogen op de bankrekening van de LGT bank van [naam 6] € 571.863,42 bedraagt.
Op 11 december 2014 wordt door verdachte bij [naam 57] te Panama een aanvraag gedaan voor de opening van een bankrekening met de naam [naam 6] , met klantnummer [nummer 6] . Per 11 december 2014 is zowel verdachte als [naam 64]
tekenbevoegd (beiden individueel bevoegd) voor de bankrekening ten name van [naam 6] , met klantnummer [nummer 6] . Per 29 december 2014 is alleen verdachte (individueel) tekenbevoegd. Uit de gegevens van [naam 57] blijkt dat de gelden van [naam 6] afkomstig zijn van de LGT Bank Zwitserland Ltd. Ook blijkt uit de gegevens dat [naam 7] de Beneficial Owner is van [naam 6]
Bij de gegevens van [naam 57] bevindt zich een formulier waarop staat vermeld wat de oorsprong is van het vermogen van de cliënt [naam 6] Hierop staat vermeld dat de vader van de Beneficial Owner een account had in Zwitserland en dit fonds meer dan 25 jaar geleden aan zijn zoon heeft geschonken. Sindsdien is het vermogen geïnvesteerd.
[naam 7] heeft verklaard dat de gegevens op de formulieren van [naam 57] met betrekking tot de herkomst van de gelden van hem niet kloppen, dat hij nooit heeft gehoord van [website 2] .nl, dat er niet geïnvesteerd is in [naam 81] holding en dat hij de beschreven schenking van zijn vader niet heeft gehad.
Op 16 december 2016 ontvangt verdachte van [naam 82] van [naam 57] een e-mail omdat ze de documentatie van het account [naam 6] willen bijwerken. [naam 82] vraagt om een aantal documenten te ondertekenen en/of te overleggen, dit om de oorsprong van het vermogen te kunnen verifiëren.
Hieruit valt op te maken dat er een account geopend is voor [naam 6] bij
[naam 57] ondanks dat de herkomst van de gelden van de UBO [naam 7] niet duidelijk is. Tevens zijn er kennelijk voor het openen van het account geen documenten overlegd waarmee [naam 57] de oorsprong van het vermogen heeft kunnen verifiëren.
Eind 2014/begin 2015 is het vermogensbeheer van de cliënten van verdachte overgenomen
door [naam 57] in Panama. Op 8 april 2015 wordt op de bankrekening van [naam 57] bij de EFG Bank von Ernst in Liechtenstein, een bedrag van
€ 540.716,10 ontvangen. Dit bedrag is afkomstig van de LGT Bank (Zwitserland) en in opdracht van [naam 6] overgemaakt. Bij de details van de betaling staat "closing" vermeld.
Verdachte bleef tot 2017 betrokken bij het vermogensbeheer van zijn klanten. Uit onderzoek is gebleken dat het ingelegde vermogen van [naam 6] werd gebruikt voor het doen van beleggingen/investeringen. In 2017 en 2018 werd voor [naam 6] enkele pledge loans afgesloten door [naam 7] .
Op 12 januari 2017 wordt door (vermoedelijk) [naam 61] bij [naam 57] te Panama een aanvraag gedaan voor het openen van een account voor de rechtspersoon [naam 6] Per deze datum zijn verdachte, [naam 61] , [naam 61] en [naam 7] tekenbevoegd (allen individueel) voor [naam 6]
Uit de documenten van [naam 57] blijkt dat in 2017 een Pledge and Assignment
Agreement en een Collateral Loan Agreement beiden op naam van [naam 6] in Zürich worden ondertekend door vermoedelijk [naam 7] .
De waarde van de portfolio van [naam 6] bedraagt op 30 september 2017
€ 1.040.096,12. In dit totaalbedrag van € 1.040.096,12 zit een bedrag van € 300.237,50 aan pledge loans inbegrepen.
Er is gebleken dat [naam 7] een contant geldbedrag heeft ingebracht op de bankrekening van [naam 6] bij de LGT Bank in Zwitserland. Uit een vermogensoverzicht van de LGT Bank blijkt dat eind 2007 dit vermogen € 571.863,42 bedraagt.
[naam 7] heeft verklaard dat hij de eerste keer een bedrag van € 235.000, - contantop voornoemde bankrekening heeft gestort en later (de laatste keer vermoedelijk in 2014) te hebben bijgestort.Deze verklaring komt niet overeen met voornoemd vermogensoverzicht waaruit blijkt dat het vermogen eind 2007 € 571.863,42 bedraagt .
[naam 7] heeft met betrekking tot de herkomst van de gelden en het ingelegde vermogen van [naam 6] , onder meer verklaard dat hij het geld heeft verdiend in de horeca en dat hij daar goed aan heeft verdiend. Tevens verklaarde hij een oud kunstwerk van zijn oma te hebben verkocht voor ongeveer € 80.000,- en bijna € 400.000,- te hebben ontvangen van zijn vader in verband met de verkoop van een woning gelegen aan de [adres 3] te Amsterdam.
Uit het ingestelde onderzoek naar de aan- en verkoop van het pand [adres 3] te
Amsterdam is gebleken dat de vader van [naam 7] , [naam 93] , de woning aan de [adres 3] te Amsterdam in twee delen heeft verkocht, in 2002 en 2004. De vader van [naam 7] heeft hier in totaal een bedrag voor ontvangen van
(€ 136.134,06 + € 204.500,-) € 340.634,06.
Dit komt niet overeen met de verklaring van [naam 7] , die verklaart dat de woning is verkocht voor € 800.000,-.
Voorts is zijn verklaring met betrekking tot de gelden die verdiend zijn in de horeca, het werken in het buitenland en de opbrengst van het schilderij op geen enkele manier verifieerbaar.
Bij de geldbedragen onder A. genoemd bij [naam 7] geldt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van een ernstig vermoeden van witwassen. Een aantal witwastypologieën is hier van toepassing.
Er is sprake van grote contante geldbedragen. Het vervoeren van die hoeveelheden chartaal geld is zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in diverse valuta.
De onder A. genoemde geldbedragen staan niet in verhouding tot de bij de rechtbank bekende inkomsten van [naam 7] . Uit de gegevens verstrekt door de Belastingdienst blijkt dat over de jaren 2011 tot en met 2015 [naam 7] géén loon uit tegenwoordige dienstbetrekking, uitkering en/of winst uit onderneming heeft aangegeven. In 2016 en 2017 heeft [naam 7] loon uit tegenwoordige dienstbetrekking ontvangen, te weten in 2016 een brutoloon van € 3.086, - en in 2017 een brutoloon van € 783, -. Uit gegevens verstrekt door de Belastingdienst over de periode 2011 t/m 2017 blijkt dat er een zestal Nederlandse bankrekeningnummers aan hem gekoppeld zijn, waarvan het totale saldo tussen € 107,- en
€ 5.651, - schommelde en er is geen (buitenlands) vermogen bekend van [naam 7] .
Voorts blijkt uit de justitiële documentatie van [naam 7] dat hij antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Zo blijkt dat hij in 2000, 2002 en 2006 is veroordeeld ter zake de Opiumwet en de Wet wapens en munitie.Deze Opiumwetdelicten zijn gepleegd in de jaren voorafgaand aan het openen van de bankrekening bij de LGT bank in Zwitserland van [naam 6]
Bovendien blijkt uit een e-mailreeks van 27 en 28 januari 2015 dat, naar aanleiding van een e-mail afkomstig van [naam 61] van [naam 57] , verdachte met [naam 76] bespreekt wat de herkomst is van de gelden van [naam 7] .Uit de e-mailreeks is op te maken dat de herkomst van de gelden van [naam 7] niet duidelijk is.
Oordeel rechtbank ten aanzien de onder A. genoemde geldbedragen
Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank hiermee op geen enkele wijze concreet en verifieerbaar gemaakt dat de geldbedragen een legale herkomst hebben. Zoals bij de bespreking van de ontvankelijkheid van de officier van justitie al is geoordeeld komt verdachte geen ‘zwijgplicht’ toe, waardoor een dergelijke verklaring mogelijk niet van hem gevergd zou kunnen worden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er in redelijkheid geen andere conclusie mogelijk is dan dat de in de tenlastelegging onder A. genoemde geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte daarvan op de hoogte was. Verdachte moet gelet op het hierboven genoemde berichtenverkeer en telefoongesprek van hem met derden over de (herkomst van de) gelden en zijn financiële achtergrond hebben geweten van de criminele herkomst van het geld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op het voorgaande (telkens) de werkelijke aard en de herkomst en de vindplaats en de vervreemding en de verplaatsing heeft verborgen en verhuld dan wel verborgen en verhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven geldbedragen is/zijn en wie bovenomschreven geldbedragen voorhanden heeft, en (telkens) deze geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet en van bovenomschreven geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten, dat de hiervoor genoemde geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- (deels) afkomstig zijn uit enig (commuun en/of fiscaal) misdrijf, zodat de rechtbank tot een bewezenverklaring van deze geldbedragen komt.
Bij feit 1 onder B. wordt verdachte verweten het witwassen van geldbedragen voor cliënten die opzettelijk niet of te weinig belasting hebben afgedragen aan de fiscus.
Uit het dossier en gelet op het hiervoor onder feit 2 overwogene is komen vast te staan dat een groot aantal Nederlanders via offshore bedrijven hun vermogen uit het zicht van de Belastingdienst hebben geplaatst in het buitenland. Het gaat om de volgende personen/bedrijven:
- [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] ;
- [naam 11] en/of [naam 12] en/of [naam 13] ;
- [naam 14] en/of [naam 15] en/of [naam 16] en/of [naam 17] en/of [naam 18] en/of [naam 19] ;
- [naam 20] en/of [naam 21] ;
- [naam 22] en/of [naam 23] en/of [naam 24] en/of [naam 25] ;
- [naam 26] en/of [naam 19];
- [naam 27] en/of [naam 18];
- [naam 28] en/of [naam 29] ;
- [naam 30] en/of [naam 31] ;
- [naam 32] en/of erven van [naam 33] ;
- [naam 34] en/of [naam 35] en/of [naam 36] ;
- [naam 37] en/of [naam 38];
- [naam 39] en/of [naam 40] ;
- [naam 41] en/of [naam 42].
Deze personen hadden aanvankelijk hun vermogen ondergebracht in Zwitserland. Vanaf 2014 gaat verdachte het vermogen van de Nederlandse clientèle en hun ondernemingen overhevelen naar [naam 57] te Panama. Verdachte is via een contract verbonden aan [naam 57] te Panama, waardoor hij zijn werkzaamheden met betrekking tot zijn clientèle kan blijven verrichten. Het vermogen dat bij de LGT Bank in Zurich was ondergebracht, wordt nu op de rekening van [naam 57] bij de EFG Bank von Ernst te Liechtenstein overgeboekt. Voornoemde personen hebben de Nederlandse nationaliteit, waren woonachtig c.q. verbleven in Nederland en waren Nederlands belastingplichtige. Op grond van de Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) is iedere Nederlands belastingplichtige verplicht om juiste aangifte te doen bij de Nederlandse belastingdienst, waarbij men ook opgave dient te doen van buitenlands vermogen.
Op grond van artikel 69 van de AWR is het opzettelijk niet voldoen hiervan een misdrijf. Bovengenoemde personen hebben hier niet dan wel niet tijdig aan voldaan.
Uit de verklaringen van [naam 13] en [naam 29] blijkt dat ze soms contant geld ontvingen van of via verdachte. Hij bracht dit meestal vanuit Zwitserland mee naar Nederland. Ook verklaarde [naam 17] dat hij contante geldstortingen heeft gedaan van
€ 60.000,-, € 164.000,- en € 160.000,- in de periode van 2006-2009 op de bankrekening van [naam 14] bij de LGT Bank.
Het merendeel van de genoemde personen is aan het inkeren of is ingekeerd bij de Belastingdienst. Sommigen hebben aangegeven dat ze al eerder wilden inkeren, maar dat ze door verdachte, zelfs onder druk, werden tegengehouden.
Zo heeft [naam 10] ( [naam 8] ) verklaard dat verdachte boos werd nadat hij hem vertelde dat hij wilde inkeren. [naam 40] ( [naam 39] ) heeft verklaard dat verdachte nadat zij aangaf te willen inkeren, adviseerde om het op zijn manier voort te zetten. [naam 23] ( [naam 22] ) heeft verklaard dat hij wilde inkeren, maar dat verdachte hem dat afraadde en aangaf dat ze een hoop problemen zouden krijgen bij het inkeren. [naam 42] ( [naam 41] ) heeft verklaard dat verdachte furieus werd toen hij aangaf te willen inkeren.
Verdachte was van 1997 tot en met november 2009 werkzaam geweest in het bankwezen in Zwitserland en nadien bij [naam 65] in Zurich, voornamelijk als vermogensbeheerder.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte als Nederlander, met de algemene kennis die mag worden vereist en vanuit zijn opleiding en functie wetenschap heeft gehad dat de gelden die hij voor de Nederlanders en hun ondernemingen onderbracht bij de banken in Zwitserland en Liechtenstein in relatie stonden met fiscale delicten. Dat blijkt ook uit zijn bezwaren tegen het opstarten van de inkeerprocedure, waarover diverse aangevers hebben verklaard.
Verdachte faciliteerde deze Nederlanders bij hun strafbare gedragingen. Verdachte was betrokken bij de oprichting van de buitenlandse ondernemingen, alwaar voornoemde zwartspaarders hun gelden hadden ondergebracht: eerst de LGT Bank in Zwitserland en later via de EFG Bank von Ernst te Liechtenstein. Beide landen hebben een strikt bankgeheim. Door de buitenlandse ondernemingsconstructie zijn de UBO's niet duidelijk zichtbaar, zodat wanneer er toch buitenlandse rekeningen werden aangetroffen deze niet direct aan de Nederlandse natuurlijke personen te koppelen zijn. Verder is de buitenlandse onderneming opgericht en geregistreerd op Dominica, terwijl het vermogen is ondergebracht bij eerst de LGT Bank te Zurich en later bij de EFG Bank von Ernst in Liechtenstein. Daarbij heeft te gelden dat niet gebleken is van bedrijfsactiviteiten van de diverse Ltd’s op Dominica. Tevens werd het beheer van de buitenlandse ondernemingen eerst onder gebracht bij de LGT Bank te Zürich, daarna bij [naam 65] in Zwitserland en als laatste bij [naam 57] te Panama. Verdachte was en bleef als vermogensbeheerder verbonden aan de buitenlandse ondernemingen en de Nederlandse natuurlijke personen.
Voorts is hierbij van belang dat sommige cliënten contant geld van verdachte ontvingen. Al dan niet op verzoek nam verdachte grotere bedragen contant geld mee vanuit Zwitserland naar Nederland en overhandigde het geld. Het geld werd opgenomen van de rekening van de Nederlandse onderneming bij de buitenlandse bank. Door deze handelingen zorgde verdachte dat er geen verbanden ontstonden tussen de cliënten en hun vermogen in het buitenland. Verdachte zorgde er voor dat hun vermogen buiten het zicht blijft van de Nederlandse autoriteiten en/of Nederlandse opsporingsdiensten.
Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op het voorgaande (telkens) de werkelijke aard en de herkomst en de vindplaats en de vervreemding en de verplaatsing heeft verborgen en verhuld dan wel verborgen en verhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven geldbedragen is/zijn en wie bovenomschreven geldbedragen voorhanden heeft, en (telkens) deze geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet en van bovenomschreven geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten, dat de hiervoor genoemde geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- (deels) afkomstig zijn uit enig fiscaal misdrijf, zodat de rechtbank tot een bewezenverklaring van deze geldbedragen komt.
Bij feit 1 onder C. wordt verdachte verweten het witwassen van geldbedragen door betalingen te verrichten en/of geldbedragen over te boeken vanaf rekeningen van cliënten ten behoeve van verdachte zelf.
In de periode januari 2015 tot en met augustus 2017 wordt een bedrag van € 2.135.900,- en
$ 105.000,- overgeboekt, ten laste van [naam 1] , naar de bankrekening ten name van [naam 43] te Zwitserland. Uit het "Handelsregisteramt des Kantons Graubünden” blijkt dat [naam 43] per 1 oktober 2003 is opgericht en is gevestigd aan de [adres 4] , welke het (vroegere) Zwitserse woonadres is van verdachte. Ook blijkt uit het handelsregister dat verdachte, sinds de oprichting van [naam 43] , 95% van de aandelen in bezit heeft gehad. De overige 5% van de aandelen zijn in bezit geweest van zijn partner [naam 68] . [naam 43] is per 18 augustus 2017 ontbonden.
Uit de verklaring van [naam 2] blijkt dat de overboekingen vanaf de bankrekening van [naam 1] naar onder andere [naam 43] hem niks zeggen.
Uit de analyse van de bankrekeningen van [naam 2] dan wel [naam 54] en
[naam 54] blijkt dat, in dezelfde periode, een bedrag van € 362.696,- (= € 4.000,- + € 338.696,- + € 7.500,- + € 12.500,-) wordt ontvangen van [naam 43] . Dit bedrag wordt, in het voordeel van verdachte, in mindering gebracht op het totaalbedrag.
Naar het oordeel van de rechtbank is het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bedrag van € 1.773.204,- (= € 2.135.900,- - € 362.696,-) en $ 105.000,- heeft aangewend voor privédoeleinden.
Uit de e-mailbox van verdachte blijkt dat op verzoek van verdachte overboekingen vanaf de
bankrekening ten name van [naam 1] bij de Emirates Investment Bank hebben
plaatsgevonden.
Op 20 juli 2016 is een bedrag van € 500.000,- ten laste van [naam 1] overgeboekt naar [naam 44] . Uit een in de e-mailbox van verdachte aangetroffen koopovereenkomst d.d. 30 mei 2016 blijkt dat deze overboeking betrekking heeft op de aankoop van een Princess Yacht van € 500.000,-. Op de aangetroffen koopovereenkomst staat bij 'koper' [naam 1] / [verdachte] , [adres 4] , Zwitserland vermeld. Dit is het (vroegere) Zwitserse woonadres van verdachte. Op de koopovereenkomst staat bij 'verkoper' [naam 19] , [naam 44] te [plaatsnaam 1] , Zwitserland vermeld.
Uit onderzoek is gebleken dat [naam 19] tot de clientèle van verdachte behoort, waarvan verdachte het vermogen beheert.
Uit de verklaring van [naam 2] blijkt dat hij de rechtspersoon [naam 44] niet kent en dat hij niet weet wie de eigenaar van deze rechtspersoon is.
Naar het oordeel van de rechtbank is het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bedrag van € 500.000,- heeft aangewend voor privé doeleinden.
Op 31 maart 2016 is een bedrag van € 69.480,- ten laste van de bankrekening van [naam 1] overgeboekt naar [naam 45] . Uit e-mails uit de e-mailbox van verdachte is gebleken dat verdachte bij [naam 45] een privéjet boekt, van Nederland naar Dominica. De privéjet wordt geboekt voor hemzelf, [naam 61] , [naam 83] en de hond [naam hond] . De vliegdatum is op 6 april 2016. Uit de verklaring van [naam 2] blijkt dat [naam 2] nog nooit in een privévliegtuig heeft gezeten.
Naar het oordeel van de rechtbank is het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bedrag van € 69.480,- heeft aangewend voor privé doeleinden.
[naam 12] had bij de LGT Bank de volgende rekeningen: [rekeningnummer 3] , [rekeningnummer 4] en [rekeningnummer 5] . Op 29 juni 2010 vonden er vanaf de Euro-rekening drie overboekingen plaats naar [naam 46] , [naam 84] , [naam 85] met een totaalbedrag van € 635.000,-.
Princess is een Engels merk van motorjachten. Uit e-mailverkeer van verdachte komt
naar voren dat hij in 2010 een Princess 54 Flybridge genaamd "Mister J" gekocht heeft via
[naam 86] voor privé gebruik op het Lago Maggiore (CH). Dit motorjacht stond op naam
van [naam 12] . In 2012 werd voor dit motorjacht een Nederlands
registratiebewijs [registratiebewijs] afgegeven op naam van verdachte.
In 2015 werd het motorjacht te koop aangeboden op de internetpagina van [naam 87]
(NL). Uit bankgegevens van [naam 2] blijkt dat het motorjacht
verkocht is door [bedrijf] (NL). [naam 2] ontving op 22 mei 2015 van [bedrijf]
een bedrag van € 435.700,-. Op 1 juni 2015 werd vanaf de bankrekening van
[naam 2] € 400.000,- overgemaakt naar [naam 43] met de omschrijving "Verkoop
Princess 54 Mister J". Verdachte was de (mede) eigenaar van [naam 43] .
Naar het oordeel van de rechtbank is het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de betaling van € 635.000,- door [naam 12] aan [naam 46] te Southampton heeft aangewend voor privédoeleinden.
Voor de rechtspersoon [naam 47] is bij de LGT Bank een aantal cliënt portfolio’s aangemaakt. In de periode van 28 december 2011 tot 5 december 2014 werd van rekeningnummer [nummer 1] " [naam 49] " in totaal € 1.789.003,- afgeschreven.
Op 29 december 2011 werd van de LGT rekening [rekeningnummer 1] (behorende tot portfolio-nummer [nummer 1] " [naam 49] ") een bedrag van € 330.000,- overgeboekt naar [naam 49] B.V., gevestigd [adres 2] .
Op 12 maart 2012 werd van de LGT rekening [rekeningnummer 1] (behorende tot portfolio-nummer
[nummer 1] " [naam 49] ") een bedrag van € 203.000,- overgeboekt naar [naam 49] 8.V., gevestigd [adres 2] .
[naam 49] betreft [naam 49] en vertegenwoordigt het Britse merk in Nederland, waarbij verkoop plaatsvindt van motorjachten.
[naam 48] en [naam 67] hebben verklaard dat voor deze overboeking geen toestemming is gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank is het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze betalingen heeft aangewend voor privédoeleinden.
Op 24 augustus 2007 is er bij de LGT bank een bankrekening geopend op naam van [naam 16] . Uit onderzoek is gebleken dat [naam 65] / verdachte vermogensbeheerder was van [naam 16] en tevens een machtiging had op de bankrekening van deze rechtspersoon.
Uit onderzoek is gebleken dat in november 2014 de bankrekening van [naam 16] wordt opgeheven bij de LGT Bank en dat een nieuwe bankrekening zal worden geopend bij [naam 57] SA te Panama.
Aan de beleggingsrekening [naam 16] is een Euro-bankrekening gekoppeld met het rekeningnummer [rekeningnummer 6] .
Op 14 juni 2011 wordt een bedrag van € 100.000,- ontvangen op deze bankrekening met de omschrijving "Payment Fixed Advance". Na ontvangst van dit bedrag wordt op 17 juni 2011 € 10.050,- opgenomen en op 28 juni 2011 wordt een bedrag van € 97.963,66 overgeboekt naar de USD-rekening.
Op 28 juni 2011 werd door verdachte een betaling gedaan via de USD-rekening van [naam 16] , te weten een betaling van $ 139.017,98 aan [naam 50] . Door een overboeking van € 97.963,66 naar de USD-rekening is het tegoed op die rekening verhoogd en kon $ 139.017,98 aan [naam 50] betaald worden.
Verdachte was vermogensbeheerder van [naam 15] . Op 5 augustus 2009 vindt er een betaling plaats van € 141.610,- met omschrijving "order no.: [nummer 7] payment [naam 51] " van de beleggingsrekening van de rechtspersoon [naam 15] ., met klantnummer [nummer 8] . [naam 17] was niet op de hoogte van deze betalingen en had geen toestemming gegeven voor deze betalingen. Hij heeft ook nooit een auto ontvangen.
De rechtbank overweegt dat reeds hiervoor is overwogen dat de gelden toebehorend aan [naam 1] en/of [naam 2] , [naam 12] en/of [naam 13] , [naam 47] en/of [naam 15] en/of [naam 16] en/of [naam 17] en/of [naam 18] en/of [naam 19] afkomstig zijn van misdrijf.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door betalingen te verrichten met deze geldbedragen dan wel door geld over te boeken van deze rekeningen ten behoeve van verdachte (telkens) de werkelijke aard en de herkomst en de vindplaats en de vervreemding en de verplaatsing heeft verborgen en verhuld dan wel verborgen en verhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven geldbedragen is/zijn en wie bovenomschreven geldbedragen voorhanden heeft, en (telkens) deze geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet en van bovenomschreven geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten, dat de hiervoor genoemde geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- (deels) afkomstig zijn uit enig (commuun en/of fiscaal) misdrijf, zodat de rechtbank tot een bewezenverklaring van deze geldbedragen komt.
Medeplegen
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van diverse geldbedragen van zijn cliënten. De rechtbank is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, te weten zijn cliënten, voldoende is komen vast te staan.
Gelet op het structurele karakter van het witwassen, in het bijzonder de lange periode en de grote hoeveelheid cliënten die verdachte faciliteerde, oordeelt de rechtbank dat sprake is van gewoontewitwassen.
- verkoopfactuur uitgegeven door [naam 54] en gericht aan [naam 55] , Dhr [verdachte] d.d. 30 september 2014 met betrekking tot de verkoop van een [naam 60] Golfcar 2010 Green voor een geldbedrag van 2.750,- Amerikaanse Dollars.
Verdachte heeft een [naam 60] golfcar aangekocht voor een bedrag van € 6.370,- bij de firma [naam 60] . Deze firma heeft daarvoor een factuur opgemaakt d.d. 3 november 2014, factuurnummer: 350850.
Op 28 oktober 2014 stuurt verdachte van zijn e- [emailadres 2] een e-mail naar [naam 2] , die gebruik maakt van het e-mailadres [emailadres 1] . In die e-mail vraagt verdachte of [naam 2] onder meer voor de [naam 60] golfcar een rekening wil schrijven en dan graag op een tweede blad een "proof of payment", zodat hij steeds twee documenten kan overleggen aan de custom officer. Tussen haakjes heeft hij daarachter gezet "moeilijke mensen". Op de proof of payment moet de datum, stempel + handtekening komen te staan. Vervolgens beschrijft verdachte een aantal goederen, waaronder de [naam 60] golfcar, en zet daarachter de prijs in USD.
Als laatste omschrijft hij, hoe hij de "invoice" en de "proof of payment" van de [naam 60] golfcar 2010 opgesteld wil hebben. Daarbij vermeldt hij het bedrag $ 2.750,-. De datum moet 30 september 2014 zijn. Hij eindigt met: 'Beste [naam 2] , het zou erg fijn zijn als jij voor mij deze 3 rekeningen kunt schrijven en de daarbij behorende 3 proof of payment letters."
[naam 2] reageert per e-mail dat hij dat met alle plezier doet en dat hij de factuur morgen zal sturen. Door [naam 2] wordt, op verzoek van verdachte, een valse factuur opgemaakt van de [naam 60] golfkar 2010 green voor het aankoopbedrag van $ 2750,-. Deze valselijk opgemaakte factuur werd als echt en onvervalst bij de douane gebruikt.
[naam 2] heeft verklaard dat hij dacht dat verdachte een goede vriend van hem was en dat hij niet wist wat verdachte met die documenten ging doen. Daarmee erkent hij de facturen valselijk te hebben opgemaakt op verzoek van verdachte.
- verkoopfactuur uitgegeven door [naam 54] en gericht aan [naam 55] d.d. 2 februari 2017 met betrekking tot de verkoop van onder andere een King size bed voor een geldbedrag van 200,- Amerikaanse Dollars.
Op 10 januari 2017 heeft [naam 2] op zijn e-mailadres [emailadres 3] een e-mail van verdachte ontvangen die gebruik maakte van het e- [emailadres 2] . Verdachte stuurde als bijlage de gegevens voor een rekeningetje (spulletjes van BOL.com). Daarnaast wil hij een groot 2-persoonsbed van 200x220.
Door [naam 2] wordt vervolgens een valse factuur van onder meer een Kingsize bed opgemaakt. Het totale bedrag van de valse verzamelfactuur bedraagt $ 1.985,-. Op de valse factuur heeft het Kingsize bed een waarde van $ 200,-. Deze vals opgemaakte factuur is als echt en onvervalst gebruikt bij de douane die het Kingsizebed en de overige goederen heeft verscheept voor een waarde van € 1.985,-.
[naam 2] heeft verklaard dat hij dacht dat verdachte een goede vriend van hem was en dat hij niet wist wat verdachte met die documenten ging doen.
- verkoopfactuur uitgegeven door [naam 54] en gericht aan [naam 55] d.d. 2 februari 2017 met betrekking tot de verkoop van een Concret mixer Demo showroom 2016/2016 model diesel voor een geldbedrag van 995 Amerikaanse Dollars.
[naam 2] heeft op verzoek van verdachte een betonmolen voor de export bij Bunkercentrale te Oosterhout voor een bedrag van € 4356,- besteld. Door de Bunkercentrale wordt op 2 februari 2017 een factuur opgemaakt voorzien van het factuurnummer [nummer 9] . De factuur is gericht aan [naam 54] en [naam 54] . [naam 2] heeft dit bedrag van € 4.356,- van zijn bankrekening [rekeningnummer 2] op naam van [naam 2] naar bankrekening [rekeningnummer 7] op naam van [naam 88] overgemaakt.
Op 2 februari 2017 wordt door [naam 2] een vals uitvoerdocument / factuur opgemaakt voor de betonmolen (concret mixer) voor $ 995,-. De valse factuur is gericht aan [naam 55] , gelieerd aan verdachte. Deze vals opgemaakte factuur is als echt en onvervalst gebruikt bij de douane.
Op 7 februari 2017 stuurt [naam 2] een e-mail naar verdachte, die gebruik maakt van het
e- [emailadres 2] . De e-mail gaat in CC naar [emailadres 4] . Bij de e-mail is als bijlage een factuur van [naam 2] gevoegd. Bij "factuurnr" staat "UITVOERDOCUMENT”. De factuur is gericht aan [naam 55] in [plaatsnaam 2] . Op de factuur staat: "to you sold I Concret mixer Demo showroom 2016/2016 modeldiesel USD 995 Paid Cash".
- verkoopfactuur uitgegeven door [naam 54] en gericht aan [naam 56] d.d. 18 mei 2015 met betrekking tot de verkoop van een Simplicity 4 WD Conquest voor een geldbedrag van 3.000,- Amerikaanse Dollars.
In de administratie van [naam 2] / [naam 54] en [naam 54] zijn facturen aangetroffen voor de aankoop van onder meer een grasmaaier Simplicity Conquest. De factuur van de grasmaaier betreft een factuur van bedrijf de Kock, Tuin-Park-Agrarische machines. De factuur is voorzien van nummer [nummer 10] , het bedrag € 5.500,- en de datum 11 juni 2015.
In juni 2015 vindt een e-mailwisseling plaats tussen verdachte en [naam 89] . [naam 89]
wacht op facturen. De laatste e-mail stuurt verdachte op 20 juni 2015 door naar [naam 2] .
Daarin staat onder andere het volgende: "Hallo [naam 2] . Zie e-mail van [naam 89] ! Zij zit met smart te wachten op de facturen. Uiterlijk maandag ochtend!! De grasmaaier moet direct op de naam van die man (zie rekening grasmachine) Graag jouw rekening "Toyota.PDF" graag in het Engels en de prijzen met 2/3 verminderen en dan in USD i.p.v. EUR. John Deere Wheel USD 200,- + Service Parts Kubota USD 150,- + Service parts Mercedes Benz ML 350 USD 300,-????? Ben ik iets vergeten?”
Op 21 juni 2015 stuurt [naam 2] een e-mail naar verdachte met daarin als bijlage gevoegd een factuur van de grasmaaier Simplicity Conquest met daarin het bedrag $ 3.000,- vermeld.
Uit de verstrekte gegevens van de douane blijkt dat op 25 juni 2015 “GRASMAAIERS MET MOTOR EN ZITPLAATS" is aanvaard in de haven van Rotterdam. Er staat vermeld dat het om één grasmaaier gaat. Dezelfde dag wordt de grasmaaier verscheept naar Dominica. Bij de waarde van de grasmaaier staat vermeld € 2.194,-.
- verkoopfactuur uitgegeven door [naam 54] en gericht aan [naam 55] d.d. 14 augustus 2015 met betrekking tot de verkoop van onder meer een Jet Ski Kawasaki STX15F2015 with trailer 2 lifejackets and tools voor een geldbedrag van 5.000,- Amerikaanse Dollars.
In de administratie van [naam 2] / [naam 54] en [naam 54] zijn facturen aangetroffen voor de aankoop van onder meer een waterscooter Kawasaki STX15F2015. De factuur van de waterscooter betreft een factuur van het bedrijf Jetsport.nl, gevestigd te Bergeijk. De factuur is voorzien van nummer [nummer 11] , het bedrag € 9.499,- en de datum 9 juni 2015.
Op 21 augustus 2015 stuurt [naam 2] een e-mail naar verdachte. Als bijlage is een factuur gevoegd met de factuurdatum: 14 augustus 2015. In deze factuur staat onder andere:
"To you used sold
Geleverde waterscooter Kawasaki STX15F2015 USD 5000,00”
Op 17 september 2015 stuurt verdachte een e-mail naar [naam 2] en vraagt of hij de
rekening in het Engels kan maken.
"To you used sold
1. Jet Ski Kawazaki 5TX15F2015 with trailer, 2 lifejackets and tools USD 5'000,- (…)”
[naam 2] antwoordt daarop met: 'ok"
Op 17 september 2015 stuurt [naam 2] een e-mail naar verdachte met als bijlage de
gewijzigde factuur. De datum op de factuur is 14 augustus 2015.
"To you used sold
1. Jet Ski Kawasaki 5TX15F2015 with trailer (…)
USD 5.000,00 (…)”
Uit de verstrekte gegevens van de douane blijkt dat op 25 augustus 2015, een "WATERSCOOTER KAWASAKI STX15F2015 + TRAILER” is aanvaard in de haven van Rotterdam. Op 22 januari 2016 wordt de waterscooter met trailer verscheept naar Dominica. Bij de waarde van de waterscooter en trailer staat vermeld € 3.713,-.
Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, zoals tenlastegelegd onder feit 3. Verdachte heeft voornoemde verkoopfacturen valselijk laten opmaken (door op de facturen een lagere prijs te laten vermelden dan de daadwerkelijk betaalde prijs) en vervolgens als echt en onvervalst gebruikt bij de Douane.
Medeplegen
Verdachte liet de verkoopfacturen valselijk opmaken door [naam 2] . De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze gang van zaken de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en deze medeverdachte is komen vast te staan.