ECLI:NL:RBOVE:2021:289

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
08.281088.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling in CTP Veldzicht te Balkbrug

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel geoordeeld over een 34-jarige man zonder vaste woon- of verblijfplaats, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en mishandeling in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug. Op 13 november 2019 heeft de verdachte, terwijl hij in het CTP verbleef, een sociotherapeut meermalen in de richting van haar borst gestoken met een zelf gefabriceerd steekwapen. Dit gebeurde terwijl het slachtoffer nietsvermoedend met een medepatiënt aan het praten was. Het steekincident had fataal kunnen aflopen, ware het niet dat collega’s ingrepen en de verdachte onder controle brachten. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte ook een van de collega’s in zijn hand gebeten, wat leidde tot een bloedende wond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen een forse inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar en een ongemaximeerde terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding te betalen aan een van de slachtoffers. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank heeft de conclusies van deskundigen over de psychische stoornis van de verdachte overgenomen en geconstateerd dat er een risico op recidive bestaat, wat de noodzaak van de TBS-maatregel onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.281088.19 (P)
Datum vonnis: 26 januari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in P.I. Haaglanden, PPC, Pompstationsweg 32 te ’s-Gravenhage.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 maart 2020, 2 juni 2020, 25 augustus 2020, 19 november 2020 en 12 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H. de Weert en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. V.A. Vitanov, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op of omstreeks 13 november 2019 te Balkbrug heeft geprobeerd om [naam 1] te doden, dan wel (subsidiair) dat hij heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:op of omstreeks 13 november 2019 te Balkbrug heeft geprobeerd om [naam 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (subsidiair) dat hij die [naam 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 13 november 2019 te Balkbrug, gemeente Hardenberg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij, verdachte, die [naam 1]
-van achteren genaderd en/of die [naam 1] , (pardoes en/of onverhoeds) met zijn verdachtes
(rechter)arm om de nek/hals vastgegrepen/vastgepakt, althans een verwurging aangelegd
(gehouden) en/of
-(vervolgens) die [naam 1] meerdere malen (met kracht) (met zijn verdachtes (linker) arm/hand) met een (zelf gefabriceerd) steekwapen, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp (boven) in de borst(streek) (tussen hals en borst) gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2019 te Balkbrug, gemeente Hardenberg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte, die [naam 1]
-van achteren genaderd en/of die [naam 1] , (pardoes en/of onverhoeds) met zijn verdachtes
(rechter)arm om de nek/hals vastgegrepen/vastgepakt, althans een verwurging aangelegd
(gehouden) en/of
-(vervolgens) die [naam 1] meerdere malen (met kracht) (met zijn verdachtes (linker) arm/hand) met een (zelf gefabriceerd) steekwapen, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp (boven) in de borst(streek) (tussen hals en borst) gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 13 november 2019 te Balkbrug, gemeente Hardenberg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan opzettelijk [naam 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte, die [naam 2] meerdere
malen, althans eenmaal, in de (linker) hand gebeten, terwijl verdachte wist (dat is verdachte
ongeveer 10 dagen gelegen medegedeeld) dat hij besmet/geïnfecteerd is met syfilis,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2019 te Balkbrug, gemeente Hardenberg [naam 2] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, die [naam 2] meerdere malen, althans eenmaal, in de (linker) hand gebeten, terwijl verdachte wist(dat is verdachte
namelijk ongeveer 10 dagen gelegen medegedeeld) dat hij besmet/geïnfecteerd is met syfilis.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op woensdag 13 november om 11.45 uur kwam er bij de politie een melding binnen van een steekpartij binnen Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht in Balkbrug. Een persoon binnen het CTP, verdachte, zou sociotherapeut [naam 1] met een zelf gefabriceerd steekwapen hebben gestoken. Vervolgens zou verdachte, terwijl hij door andere medewerkers en medepatiënten onder controle werd gebracht, één van deze medewerkers, [naam 2] , in zijn hand hebben gebeten.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard, met dien verstande dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde met ‘vol’ opzet heeft gepleegd.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat gezien het aanwezige bewijsmateriaal in het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte beide feiten heeft begaan. Verdachte heeft beide feiten ook niet ontkend, maar stelt dat hij zich niets meer van het gebeurde kan herinneren.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde:
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om vast te stellen dat verdachte het slachtoffer [naam 1] meermalen met een steekwapen heeft gestoken. Sociotherapeute [naam 1] heeft aangifte [2] gedaan en meerdere getuigen van het steekincident hebben een verklaring afgelegd [3] . Daarbij is het gebeurde op camerabeelden vastgelegd. In een proces-verbaal van bevindingen is uiteen gezet wat er op deze beelden is te zien en bij dit proces-verbaal zijn screenshots gevoegd. [4]
Uit de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen is gebleken dat [naam 1] zich achterin de cellengang bevond toen verdachte in haar richting liep. Verdachte is vervolgens achter [naam 1] gaan staan terwijl zij in gesprek was met een medepatiënt. Op zeker moment heeft verdachte haar onverhoeds van achteren vastgepakt en heeft hij zijn rechterarm om haar nek gedaan. Vervolgens heeft hij met een zelf gefabriceerd steekwapen dat hij in zijn linkerhand hield, meermalen in de richting van haar hals en borst gestoken. Blijkens de letselrapportage van de GGD is er bij [naam 1] een steekwond van 4 tot 5 centimeter ontstaan, links naast de bovenzijde van het borstbeen. Daarbij zijn op beide armen en de duimzijde van de linkerhand snij-en steekverwondingen vastgesteld die gezien plaats en aard geduid kunnen worden als afweerletsel [5] . Door de forensisch arts is geconcludeerd dat bij het steekletsel zoals vastgesteld bij [naam 1] op de plaats op de borst, de luchtpijp, de grote halsslagaders en/of de long kan/kunnen worden aangeprikt (klaplong) waardoor dodelijk letsel had kunnen ontstaan. [6] De rechtbank is dan ook van oordeel dat het handelen van verdachte [naam 1] fataal had kunnen worden.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of verdachte opzet heeft gehad op de dood van [naam 1] . Verdachte heeft zelf verklaard zich niets van het steekincident te kunnen herinneren.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte het feit heeft voorbereid door zelf het steekwapen te fabriceren waarmee hij [naam 1] heeft gestoken. Dit steekwapen bestond uit een scherp stuk porselein, waarbij een handvat was gemaakt van een stuk stof [7] . Na de controle van verdachtes kamer was gebleken dat dit stuk porselein afkomstig was van een porseleinen planchet in de badkamer. Dit planchet was (op zorgvuldige wijze) van de muur gehaald. Het planchet is, gewikkeld in een trui, gevonden onder het kussen van verdachte. Het stuk stof was afkomstig van een t-shirt dat eveneens op de kamer van verdachte werd gevonden [8] . Naast de omstandigheid dat verdachte het steekwapen heeft gefabriceerd, wordt vastgesteld dat verdachte ongeveer vijf minuten voor de gebeurtenis zijn kamer heeft verlaten terwijl hij het steekwapen in zijn jaszak aanwezig had. Verdachte is [naam 1] vervolgens in een rustig tempo genaderd in de cellengang en heeft nog even achter haar staan wachten voordat hij haar heeft vastgepakt en haar heeft gestoken. [9] Gezien deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte al geruime tijde de bedoeling heeft gehad om [naam 1] , of in ieder geval iemand, neer te steken. Verdachte heeft het feit aldus met ‘vol’ opzet, en aldus willens en wetens, begaan. Het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij zich niets van het gebeurde kan herinneren doet aan deze vaststelling niets af.
Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde:
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de aangifte van [naam 2] [10] , de verklaring van [naam 3] [11] en een letselrapportage van GGD IJsselland [12] , is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [naam 2] in zijn linkerhand heeft gebeten. Primair wordt verdachte verweten dat hij met dit handelen heeft gepoogd zwaar lichamelijk letsel aan [naam 2] toe te brengen, doordat hij [naam 2] had kunnen besmetten met het bij hem vastgestelde syfilis. De rechtbank stelt voorop dat zij niet bewezen acht dat verdachte met ‘vol’ opzet, willens en wetens (zwaar) lichamelijk letsel aan die [naam 2] heeft willen toebrengen. De vraag is of verdachte ‘voorwaardelijk opzet’ op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel heeft gehad.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen en ook op grond van algemene ervaringsregels niet kan worden afgeleid dat door het bijten in de hand van [naam 2] de aanmerkelijke kans is ontstaan op besmetting van die [naam 2] met syfilis. In het dossier bevinden zich geen stukken die duidelijkheid geven over de kans op besmetting met syfilis in een situatie als de onderhavige, laat staan over de vraag of sprake is van een aanmerkelijke kans. Daarbij heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) op de voor iedereen toegankelijk website [13] vermeld dat syfilis wordt overgedragen door seksueel contact of een bloedtransfusie. Besmetting met syfilis via speeksel of een wond(je) wordt niet genoemd. Nu een aanmerkelijke kans niet aangenomen kan worden, wordt verdachte ter zake het primair ten laste gelegde vrijgesproken. De subsidiair ten laste gelegde mishandeling acht de rechtbank wel bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 13 november 2019 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij, verdachte, die [naam 1]
- van achteren genaderd en die [naam 1] pardoes en/of onverhoeds met zijn verdachtes
rechterarm om de nek/hals vastgegrepen/vastgepakt, en
- vervolgens die [naam 1] meerdere malen met kracht met zijn verdachtes linkerhand met een zelf gefabriceerd steekwapen boven in de borststreek tussen hals en borst gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair
hij op 13 november 2019 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, [naam 2] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, die [naam 2] in de linkerhand gebeten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

1 primair

het misdrijf: poging tot doodslag

2 subsidiair

het misdrijf: mishandeling

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is in het Pieter Baan Centrum (PBC) geobserveerd en onderzocht. Hiervan is een rapport opgemaakt met als datum 31 december 2020. Door de deskundigen van het PBC is onder meer antwoord gegeven op de vraag of verdachte lijdend is aan een psychische stoornis en zo ja, of deze psychische stoornis van invloed is geweest op het gedrag en de keuzes van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde.
De deskundigen hebben overwogen dat, hoewel er diagnostisch onduidelijkheden zijn, op basis van de verschillende informatiebronnen geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een psychische stoornis in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde en daarna, in de vorm van een toestandsbeeld met een affectieve en psychotische component, waarbij de wisselwerking tussen de verschillende componenten niet duidelijk is.
Verdachte was in de periode voor het ten laste gelegde ontregeld in zijn stemming en
realiteitstoetsing, zelfs in die mate dat enkele dagen ervoor medicatie noodzakelijk werd
geacht. Deze problematiek beïnvloedde zijn handelen volgens de gedragsdeskundigen ernstig. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde tenminste verminderd toe te rekenen. Of sprake is van een verdere vermindering kan niet worden vastgesteld, daar het ten laste gelegde niet met verdachte besproken kon worden door zijn door hem opgevoerde amnesie.
Verder is door de deskundigen beoordeeld of het ten laste gelegde het gevolg kan zijn van – zoals de verdediging stelt – het gebruik van het antidepressivum citalopram. Verdachte heeft twee tabletten citalopram ingenomen, te weten op 11 en op 12 november 2019 in de avond, waarna op 13 november 2019 het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden. De deskundigen hebben zowel in het rapport als ook – ter beantwoording van een vraag van de verdediging – in een aanvullende e-mail van 11 januari 2021 geconcludeerd dat het gebruik van citalopram geen monocausale oorzaak geweest kan zijn voor het ten laste gelegde. De reactie van de deskundigen zoals weergegeven in de e-mail luidt als volgt:
Agressie is bij citalopram beschreven als bijwerking met een incidentie van 0.1-1% (..). Tegen de achtergrond van eerdere agressieve impulsdoorbraken bij betrokkene, zonder gebruik van citalopram, en gegeven dat de metabolisering van citalopram bij betrokkene onderzocht is en normaal bleek, kan geen monocausale rol voor citalopram worden onderbouwd. Ook in hoeverre citalopram in een aan te nemen lage concentratie in het bloed, na inname van twee tabletten, eventueel zou hebben bijgedragen aan opwinding en een versterkte ontremming van een impulsieve actie, is achteraf niet te reconstrueren. Daarbij moet worden overwogen dat de voorbereidende handelingen, indien bewezen, namelijk het vervaardigen en verbergen van een steekwapen met de aan te nemen intentie een persoon te verwonden, indien bewezen, eerder verklaard kan worden uit een langer aanwezig toestandsbeeld met achterdochtige inhoud dan uit een impulsieve ontregeling.
De rechtbank acht de conclusies van de onderzoekers van het PBC inzichtelijk en gedegen onderbouwd. In de rapportage, als ook in het e-mailbericht, is helder en concludent gemotiveerd hoe de deskundigen tot hun conclusies zijn gekomen. De rechtbank neemt deze conclusies daarom over en maakt die tot de hare. Voor zover de verdediging heeft bedoeld te betogen dat verdachte ontoerekeningsvatbaar of niet strafbaar moet worden verklaard voor het ten laste gelegde, en hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, volgt de rechtbank de verdediging gezien het hiervoor overwogene niet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest, en dat hem de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS-maatregel) met dwangverpleging wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht verdachte geen TBS-maatregel op te leggen.
Subsidiair heeft de verdediging het verzoek gedaan, in het geval de rechtbank een TBS-maatregel aangewezen acht, daarbij niet tevens een gevangenisstraf op te leggen. De verdediging heeft daarbij de rechtbank verzocht – kort samengevat – de ‘Aanwijzing tbs bij vreemdelingen’, die op 1 maart 2021 in werking zal treden, in acht te nemen en hierop te anticiperen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang
Verdachte heeft tijdens zijn verblijf in CTP Veldzicht sociotherapeut [naam 1] meermalen in de richting van haar borststreek gestoken. Terwijl [naam 1] nietsvermoedend met een medepatiënt aan het praten was, heeft verdachte haar van achteren genaderd en heeft hij op onverhoedse wijze toegeslagen. Bij [naam 1] zijn meerdere snij- en steekwonden ontstaan waaronder een streekwond van 4 tot 5 centimeter aan de bovenzijde van haar borstbeen. Gebleken is dat verdachte het feit heeft voorbereid door zelf een scherp steekwapen te maken. Dit steekincident had het slachtoffer [naam 1] fataal kunnen worden, ware het niet dat collega’s [naam 1] hebben ontzet en verdachte onder controle hebben gebracht. Verdachte heeft daarbij één van deze collega’s, [naam 2] , in zijn hand gebeten waardoor bij hem een bloedende wond is ontstaan. Verdachte heeft met zijn handelen een (forse) inbreuk op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers gemaakt. Ook gezien de omstandigheid dat het feit tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden heeft plaatsgevonden, heeft op beiden een enorme impact gehad. Zowel [naam 1] als [naam 2] heeft gevoelens van angst en onveiligheid ervaren en met name [naam 1] heeft lange tijd niet kunnen werken.
Blijkens verdachtes justitiële documentatie en het uittreksel van de Europese justitiële documentatie is verdachte vanaf zijn 16e levensjaar zowel in Bulgarije als in Nederland veelvuldig met politie en justitie in aanraking geweest. Vanaf zijn volwassenheid is hij zowel in 2005, 2007 als in 2011 meermalen tot gevangenisstraffen veroordeeld vanwege diefstal met gebruik van geweld of een wapen. Verdachte is later op 22 februari 2017 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld wegens het medeplegen van diefstal met geweld en opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving tot zes jaar gevangenisstraf. Tijdens het uitzitten van deze laatste straf in PI Ter Apel werd geconstateerd dat bij verdachte sprake was van een realiteitstoetsingsprobleem. Verdachte is toen overgeplaatst naar CTPVeldzicht vanuit de beoordeling dat hij meer zorg nodig had. Tijdens zijn verblijf aldaar heeft hij de onderhavige feiten gepleegd en is hij daarvoor vast komen te zitten. Verdachte zal aldus het resterende gedeelte van de bedoelde gevangenisstraf van zes jaren nog moeten ondergaan.
Naar het oordeel van de rechtbank vereist de ernst van de poging tot doodslag tevens het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte daarvan naast het strafblad van verdachte ook rekening gehouden met het feit dat verdachte (tenminste) verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. Alles overwegende acht de rechtbank de gevorderde gevangenisstraf van drie jaren passend en geboden.
Het PBC heeft in het rapport van 31 december 2020 vastgesteld, zoals hiervoor reeds genoemd, dat er bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde en daarna, in de vorm van een toestandsbeeld met een affectieve en psychotische component. Daarbij is de wisselwerking tussen de beide
componenten niet duidelijk geworden. Het is daarbij volgens de deskundigen niet te verhelderen of een van beide factoren – de stemmingsontregeling of de stoornis in realiteitstoetsing – de ander veroorzaakt heeft en of en op welke wijze deze elkaar versterkt hebben. Verder is al aangehaald dat verdachte volgens de gedragsdeskundigen ten minste verminderd toerekeningsvatbaar voor het bewezen verklaarde moet worden geacht. Door de gedragsdeskundigen wordt het risico op ernstige geweldsdelicten op korte termijn als matig tot hoog ingeschat. Daarbij is overwogen dat verdachte een geschiedenis van geweldsincidenten heeft in detentie, hij gewelddadige cognities heeft en het hem ontbreekt aan ziekte-inzicht. Daarnaast wordt de medicatietrouw op termijn als matig ingeschat. Wel wordt opgemerkt dat vanwege de onzekerheid rond de etiologie van het toestandsbeeld ten tijde van het ten laste gelegde een geïndividualiseerde risicoprognose lastig te maken is. Gezien de brede differentiaaldiagnose kan er geen uitspraak worden gedaan over het te verwachten beloop van de stoornis. Theoretisch zou de doorgemaakte psychose eenmalig kunnen zijn geweest, maar de kans hierop is volgens de gedragsdeskundigen zeer klein, indien betrokkene geen medicatie gebruikt. Bij gebruik van medicatie en aanwezigheid van een duidelijke structuur neemt het risico op soortgelijke feiten volgens de deskundigen af.
Om het recidiverisico te verminderen is volgens de gedragsdeskundigen een langdurige behandeling nodig, met een klinische start, gericht op voortzetting van medicatie en nader onderzoek naar diagnostiek en psycho-educatie. Hierbij moet tevens het cannabisgebruik worden behandeld. De onderzoekers hebben geadviseerd tot het opleggen van een TBS-maatregel met dwangverpleging. Het is duidelijk dat verdachte in korte tijd ernstig psychisch kan ontregelen en dat hij van daaruit onvoorspelbaar (ernstig) gewelddadig kan handelen. Om die reden wordt tevens een hoge mate van beveiliging noodzakelijk geacht. In het advies speelt verder mee dat er in het geheel geen beschermende factoren aanwezig zijn die een recidive zouden kunnen helpen voorkomen. De rechtbank neemt de conclusies van de gedragsdeskundigen over een maakt deze tot de hare.
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingsteling opleggen. Aan de wettelijke vereisten is, zoals hiervoor overwogen, is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de maatregel eist. Om dezelfde reden zal de rechtbank de verpleging van overheidswege bevelen. De maatregel wordt opgelegd voor misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, sr. Er is daarom sprake van een ongemaximeerde TBS.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Nu door het Openbaar Ministerie geen beslaglijst is overgelegd zal geen beslissing omtrent in beslaggenomen goederen worden genomen door de rechtbank.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.411,94, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico € 72,17;
- kledingschade € 254,89;
- reiskosten € 84,88.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich volledig in de vordering vinden en stemt in met de gehele toewijzing daarvan.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De gevorderde materiële schade is door de verdediging niet betwist en de rechtbank acht aannemelijk dat deze kosten in verband met het bewezen verklaarde feit zijn gemaakt. Dit bedrag kan worden toegewezen.
Wat betreft de gevorderde immateriële schade geldt ingevolge artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek dat de benadeelde, voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de stukken gebleken en heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd dat hij als gevolg van het bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel heeft bekomen. Het toewijzen van een bedrag aan immateriële schadevergoeding, dat niet door de verdediging is betwist, acht de rechtbank op grond van de onderbouwing toewijsbaar. Het gevorderde bedrag van € 1.411,95 wordt aldus toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 13 november 2019.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 37b en 57.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

1 primair

het misdrijf: poging tot doodslag

2 subsidiair

het misdrijf: mishandeling

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit: bepaalt dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] (feit 2 subsidiair): van een bedrag van
€ 1.411,94 (zegge: veertienhonderd elf euro en vierennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.411,94,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 24 dagen kan worden toegepast;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en mr. K. Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2021.
Buiten staat
Mr. Haar is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche IJsselland met nummer PL0600-2020017004. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , met fotobijlagen, pagina 6 t/m 12.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , pagina 15 t/m 17. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 30 t/m 31. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 32 en 33.
4.Een proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage, pagina 104 t/m 113.
5.Een letselrapportage van GGD IJsselland, met fotobijlagen, pagina 78 t/m 84.
6.Een bij het onder 1 bedoeld proces-verbaal gevoegd rapport van GGD IJsseland “FORENSISCH GENEESKUNDIGE LETSELINTERPRETATIE”, gedateerd 14 januari 2020.
7.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, met als bijlage een fotomap, pagina 46 t/m 66.
8.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , pagina 40 en 41.
9.Zie voetnoot 4.
10.Het onder voetnoot 3 bedoelde proces-verbaal van aangifte van [naam 2] .
11.Een proces-verbaal van verhoor van [naam 3] , pagina 34 t/m 36.
12.Een bij het onder 1 bedoeld proces-verbaal gevoegd rapport van GGD IJsselland, gedateerd 20 februari 2020.
13.https//www.rivm.nl.syfilis